Richtlijn 2009/71/Euratom tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 22-07-2009
- Bronpublicatie:
25-06-2009, PbEU 2009, L 172 (uitgifte: 02-07-2009, regelingnummer: 2009/71/EURATOM)
- Inwerkingtreding
22-07-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-06-2009, PbEU 2009, L 172 (uitgifte: 02-07-2009, regelingnummer: 2009/71/EURATOM)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Bouwrecht / Veiligheid en milieu
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Richtlijn van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op de artikelen 31 en 32,
Gezien het voorstel van de Commissie, opgesteld na advies van een door het Wetenschappelijk en Technisch Comité aangewezen groep van deskundigen uit de lidstaten, en na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1)
Gezien het advies van het Europees Parlement(2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In artikel 2, onder b), van het Verdrag is bepaald dat er uniforme veiligheidsnormen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en de werkers moeten worden vastgesteld.
- (2)
In artikel 30 van het Verdrag is bepaald dat voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking en de werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren binnen de Gemeenschap basisnormen moeten worden vastgesteld.
- (3)
Bij Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 zijn basisnormen vastgesteld voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking en de werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren(3). De bepalingen van die richtlijn zijn aangevuld met meer specifieke wetgeving.
- (4)
Zoals in de jurisprudentie(4) van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna ‘het Hof van Justitie’ genoemd) wordt erkend, heeft de Gemeenschap met de lidstaten gedeelde bevoegdheden op gebieden die vallen onder het Verdrag inzake nucleaire veiligheid(5).
- (5)
Zoals in de jurisprudentie van het Hof van Justitie wordt erkend, vormen de bepalingen van hoofdstuk 3 van het Verdrag, met betrekking tot gezondheid en veiligheid, een samenhangend geheel, waarbij de Commissie vrij ruime bevoegdheden worden toegekend met het oog op de bescherming van de bevolking en het milieu tegen de gevaren van radioactieve besmetting.
- (6)
Zoals in de jurisprudentie van het Hof van Justitie wordt erkend, betekent de bij artikel 2, onder b), van het Verdrag aan de Gemeenschap opgelegde taak om uniforme veiligheidsnormen vast te stellen voor de gezondheidsbescherming van de bevolking en van de werkers, niet dat wanneer die normen eenmaal zijn vastgesteld een lidstaat niet in een striktere bescherming mag voorzien.
- (7)
Bij Beschikking 87/600/Euratom van de Raad van 14 december 1987 inzake communautaire regelingen voor snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar(6) is er een kader vastgesteld voor de kennisgeving en de verstrekking van informatie die door de lidstaten kan worden gebruikt om in geval van noodsituaties met stralingsgevaar de bevolking te beschermen. Bij Richtlijn 89/618/Euratom van de Raad van 27 november 1989 betreffende de informatie van de bevolking over de bij stralingsgevaar toepasselijke maatregelen ter bescherming van de gezondheid en over de alsdan te volgen gedragslijn(7) zijn aan de lidstaten verplichtingen opgelegd voor informatieverstrekking aan de bevolking bij eventueel stralingsgevaar.
- (8)
Nationale verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties is het grondbeginsel op basis waarvan op internationaal niveau de regelgeving inzake nucleaire veiligheid is opgesteld, zoals bekrachtigd door het Verdrag inzake nucleaire veiligheid. Dit beginsel van nationale verantwoordelijkheid, en dat van de hoofdverantwoordelijkheid van de vergunninghouder voor de nucleaire veiligheid van een kerninstallatie die onder het toezicht van de nationale bevoegde regelgevende autoriteit staat, moet worden versterkt en de rol en de onafhankelijkheid van de bevoegde regelgevende autoriteit moeten door deze richtlijn worden versterkt.
- (9)
Het is aan de lidstaten om in overeenstemming met het betrokken nationale beleid over hun eigen energiemix te beslissen.
- (10)
Indien krachtens deze richtlijn een passend nationaal kader wordt ontwikkeld, dient rekening te worden gehouden met de nationale omstandigheden.
- (11)
De lidstaten hebben al maatregelen uitgevoerd voor een hoog niveau van nucleaire veiligheid in de Gemeenschap.
- (12)
Hoewel deze richtlijn voornamelijk de nucleaire veiligheid van kerninstallaties betreft, is het tevens van belang te zorgen voor het veilige beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval, ook in opslagfaciliteiten en bergingsinstallaties.
- (13)
De lidstaten dienen, waar passend, na te gaan welke fundamentele veiligheidsbeginselen van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie(1) een kader zouden moeten vormen voor de praktijken die de lidstaten bij de toepassing van deze richtlijn in acht moeten nemen.
- (14)
Het is nuttig voort te bouwen op het proces waarin de nationale veiligheidsautoriteiten van de lidstaten met kerncentrales op hun grondgebied in het kader van de West-Europese Associatie van Nucleaire Regelgevers (WENRA) hebben samengewerkt en vele gemeenschappelijke referentieniveaus voor de veiligheid van kernreactoren hebben vastgelegd.
- (15)
Naar aanleiding van het verzoek van de Raad om in de Europese Unie een groep op hoog niveau op te richten, zoals vervat in zijn conclusies van 8 mei 2007 over nucleaire veiligheid en het veilige beheer van afgewerkte splijtstof en radioactieve afvalstoffen, is bij Beschikking 2007/530/Euratom van de Commissie van 17 juli 2007 tot instelling van de Europese groep op hoog niveau voor nucleaire veiligheid en afvalbeheer(2) de Groep Europese Regelgevers op het gebied van nucleaire veiligheid (ENSREG) opgericht, teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de communautaire doelstellingen op het gebied van nucleaire veiligheid.
- (16)
Het is nuttig om een uniforme rapportagestructuur vast te stellen voor verslagen van de lidstaten over de toepassing van deze richtlijn aan de Commissie. Gelet op de ruime ervaring van de leden van de ENSREG, zou deze groep ter zake een waardevolle bijdrage kunnen leveren en de raadpleging van en samenwerking met de nationale regelgevende autoriteiten kunnen faciliteren.
- (17)
Op 15 oktober 2008 heeft de ENSREG tijdens haar vijfde vergadering tien beginselen aangenomen die moeten worden gevolgd bij de opstelling van een nucleaire veiligheidsrichtlijn, zoals vervat in de notulen van de groep van 20 november 2008.
- (18)
Vorderingen in de nucleaire technologie, lering uit de met de bedrijfsvoering opgedane ervaring en regelgevingskaders zouden de veiligheid verder kunnen verbeteren.Overeenkomstig de verbintenis om de veiligheid te handhaven en te verbeteren moeten de lidstaten met deze factoren rekening houden wanneer zij hun kernenergieprogramma uitbreiden of voor het eerst besluiten nucleaire energie te gebruiken.
- (19)
De totstandbrenging van een solide veiligheidscultuur binnen een kerninstallatie is een van de fundamentele beginselen op het gebied van veiligheidsbeheer om de veilige werking te verwezenlijken.
- (20)
De handhaving en verdere ontwikkeling van deskundigheid en bekwaamheid op het gebied van nucleaire veiligheid moeten, onder meer, zijn gebaseerd op een proces van lessen trekken uit de tijdens de bedrijfsvoering opgedane ervaring met gebruikmaking van de ontwikkelingen in methodologie en wetenschap, waar van toepassing.
- (21)
In het verleden zijn in de lidstaten, in nauwe samenwerking met internationale toetsing door vakgenoten onder auspiciën van de IAEA, zelfevaluaties verricht in de vorm van missies van het International Regulatory Review Team of de Integrated Regulatory Review Service. Deze zelfevaluaties en missies op verzoek van de lidstaten, werden verricht op vrijwillige basis in een geest van openheid en transparantie. De zelfevaluaties en de bijbehorende toetsing door vakgenoten van het juridische, regelgevende en organisatorische kader dienen gericht te zijn op de versterking en verscherping van het nationale kader van de lidstaten met erkenning van hun bevoegdheden om op hun eigen grondgebied de veiligheid van kerninstallaties te waarborgen. De zelfevaluaties, gevolgd door internationale toetsing door vakgenoten, zijn geen inspecties of audits, maar vormen een mechanisme voor wederzijds leren, waarin er voor de bevoegde regelgevende autoriteit ruimte is voor verschillende benaderingen inzake organisatie en praktijk en waarin tegelijk aandacht is voor vraagstukken op het gebied van regelingen, techniek en beleid, die meehelpen een sterk nucleaireveiligheidssysteem te waarborgen. De internationale toetsing door vakgenoten moet worden beschouwd als een kans om in een open en constructieve geest beroepservaring uit te wisselen en lessen en goede praktijken te delen op basis van advies van vakgenoten, en niet door controles of het vellen van oordelen. In het besef dat flexibiliteit en geschiktheid voor de verschillende bestaande systemen in de lidstaten van belang zijn, moet een lidstaat zelf kunnen bepalen welke segmenten van zijn systeem worden onderworpen aan de specifieke verlangde toetsing door vakgenoten, met als doel de nucleaire veiligheid continu te verbeteren.
- (22)
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord ‘Beter wetgeven’(3) worden de lidstaten aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen de richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van 10 juni 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).,
Advies van het Europees Parlement van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.
C 187/87 (1988 Jurispr. blz. 5013), C 376/90 (1992 Jurispr. blz. I-6153), C 29/99 (2002 Jurispr. blz. I-11221).
PB L 318 van 11.12.1999, blz. 21.
PB L 371 van 30.12.1987, blz. 76.
PB L 357 van 7.12.1989, blz. 31.
IAEA — Veiligheidsbeginselen: fundamentele veiligheidsbeginselen, IAEA Safety Standard Series No SF-1 (2006).
PB L 195 van 27.7.2007, blz. 44.
PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.