Einde inhoudsopgave
Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen
Artikel 5.10 Veilig gebruik verbrandingstoestel
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2018
- Bronpublicatie:
11-07-2018, Stb. 2018, 246 (uitgifte: 31-07-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-07-2018, Stb. 2018, 246 (uitgifte: 31-07-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bouwrecht / Bouwen
Bouwrecht / Veiligheid en milieu
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Openbare orde en veiligheid / Rampenbestrijding
1.
Een verbrandingstoestel wordt uitsluitend gebruikt indien:
- a.
de voorziening voor toevoer van verbrandingslucht en de voorziening voor afvoer van rookgas, als bedoeld in artikel 3.30, niet zijn afgesloten;
- b.
de capaciteit van de voorziening voor toevoer van verbrandingslucht, van de voorziening voor afvoer van rookgas, als bedoeld in artikel 3.30, en van de daarop aangesloten aansluitleidingen, niet kleiner zijn dan de voor het adequaat functioneren van het verbrandingstoestel noodzakelijke capaciteit;
- c.
de opstelling van het verbrandingstoestel met inbegrip van een aansluitleiding tussen het toestel en de voorziening voor de afvoer van rookgas brandveilig is;
- d.
de voorziening voor afvoer van rookgas doeltreffend is gereinigd, en
- e.
het verbrandingstoestel met een aansluitmogelijkheid op een voorziening voor afvoer van rookgas adequaat op de voorziening aangesloten is.
2.
Van een brandveilige opstelling als bedoeld in het eerste lid, onder c, is sprake indien de opstelling brandveilig is, bepaald volgens NEN 3028.