NJB 2016/774
Mensenhandel art. 273f lid 1 aanhef en onder 4º Sr: de in deze bepaling omschreven gedragingen zijn alleen strafbaar als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Aldus kunnen die gedragingen eerst dan als ‘mensenhandel’ worden bestraft indien uit de bewijsvoering volgt dat aan deze voorwaarde is voldaan. In deze bepaling moet ‘uitbuiting’ als een impliciet bestanddeel worden aangemerkt. Voor de vaststelling dat sprake is van ‘uitbuiting’ komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald terwijl bij de weging van deze en andere relevante factoren de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader dienen te worden gehanteerd. Hierbij geldt in geval van minderjarige slachtoffers dat de beoordeling van dergelijke factoren tot een andere uitkomst kan leiden dan in het geval het slachtoffer meerderjarig is. In casu geen sprake van mensenhandel c.q. ‘uitbuiting’ door het doen afsluiten van telefoonabonnementen. Oogmerk van uitbuiting in de zin van art. 273f lid 1 Sr: gezien ’s hofs oordeel dat en waarom in casu geen sprake was van uitbuiting, is evenmin sprake van het oogmerk van uitbuiting in de zin van deze bepaling
HR 05-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:554
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 april 2016
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.F. Faase
- Zaaknummer
15/00430
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:554, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑04‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:176, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑01‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑08‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑07‑2015
- Wetingang
(art. 273f Sr)
Essentie
Mensenhandel art. 273f lid 1 aanhef en onder 4º Sr: de in deze bepaling omschreven gedragingen zijn alleen strafbaar als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Aldus kunnen die gedragingen eerst dan als ‘mensenhandel’ worden bestraft indien uit de bewijsvoering volgt dat aan deze voorwaarde is voldaan. In deze bepaling moet ‘uitbuiting’ als een impliciet bestanddeel worden aangemerkt. Voor de vaststelling dat sprake is van ‘uitbuiting’ komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.