NJB 2023/694
Herziening op grond van een novum, art. 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv: in casu kan een sepotbeslissing worden aangemerkt als een gegeven dat de politierechter bij het onderzoek ter terechtzitting niet bekend was en dat het ernstige vermoeden doet ontstaan dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
HR 21-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:269
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 februari 2023
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers; A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
22/03830
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:269, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑02‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:123, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2023
- Wetingang
(art. 457 Sv)
Essentie
Herziening op grond van een novum, art. 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv: in casu kan een sepotbeslissing worden aangemerkt als een gegeven dat de politierechter bij het onderzoek ter terechtzitting niet bekend was en dat het ernstige vermoeden doet ontstaan dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie.
Uitspraak
Inleiding
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – ‘overtreding van artikel 8 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994’. Hij is veroordeeld tot een geldboete van € 850, subsidiair 17 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.