Vanaf 1 juni 2008 zijn de ten tijde van het tenlastegelegde krachtens art. 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen geldende voorschriften strafbaar gesteld krachtens art. 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto art. 1a onder 1o, 2 en 6 WED.
HR, 27-09-2011, nr. 09/03695 E
ECLI:NL:HR:2011:BQ3119
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
27-09-2011
- Zaaknummer
09/03695 E
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BQ3119
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ3119, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑09‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ3119
ECLI:NL:PHR:2011:BQ3119, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑04‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ3119
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑09‑2011
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Gegronde bewijsklacht. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat de in de bij de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 behorende bijlage III aangegeven maximaal toegestane lading van het vuurwerk telkens was overschreden.
27 september 2011
Strafkamer
nr. 09/03695 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer, van 8 september 2009, nummer 21/000690-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2005 t/m 29 december 2005, in de gemeente Culemborg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk consumentenvuurwerk, te weten een aantal nitraatbommen en flowerbeds, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad ten aanzien van welk vuurwerk telkens niet werd voldaan aan de bij het "Vuurwerkbesluit" gestelde eisen en/of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de "Wet milieugevaarlijke stoffen" gestelde regels, immers:
- was voornoemd vuurwerk niet voorzien van een (Nederlandse) gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan,
en
- voldeed dat consumentenvuurwerk voor wat betreft de aard, samenstelling, constructie en/of eigenschappen niet aan de "Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004".
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Mijn roepnaam is [verdachte]."
2. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Op 28 december 2005 hebben we vuurwerk in België gehaald voor [betrokkene 1] (het hof begrijpt telkens: [betrokkene 1]). Tijdens een gesprek tussen [betrokkene 1] en mijzelf kwam het vuurwerk naar voren. Ik heb aangeboden om de weg te wijzen naar de vuurwerkfabriek in Maaseik. Dat was in oktober 2005. [Betrokkene 1] heeft geen vervoer. Ik heb vervoer geregeld. Mijn neven [betrokkene 2] en [betrokkene 3] waren erbij en ook [betrokkene 4] uit Den Bosch. We zijn op 28 december 2005 om 15.00 uur vertrokken vanuit Culemborg. [Betrokkene 4] was de grens overgestoken en had gezien dat er controle was. We hebben afgesproken bij de kerk in Molenbeersel. Dit was de dag dat de twee politiemensen aan de Nederlandse kant bij de grens stonden. De jongens waren eerder de grens bij Stramproy overgestoken dan ik. Zij stonden in Molenbeersel in de frituur en ik ben daar ook naar binnen gegaan. Toen ik de grens overstak heb ik die twee politiemensen gezien. Toen ik binnen kwam in de frituur hadden de jongens het erover dat het moeilijk was om de grens over te steken. Ik wist dat er bij Kessenich nog een grensovergang was. Ik heb tegen [betrokkene 4] gezegd dat hij niet rechtstreeks naar de fabriek moest rijden. We hebben een tijdje bij de frituur gewacht. Een of twee man zijn bij de kerk gebleven, de rest is naar de fabriek gereden. Ik heb gewacht bij de rotonde bij Kinrooy. Alleen de chauffeur is doorgereden naar de fabriek. Hij had een lijst met vuurwerk dat hij op moest halen. Dat was de lijst van [betrokkene 1]. Ik heb de lijst gezien en er stonden alleen bloembedden op, van verschillende afmetingen en verschillende gewichten. Voor de terugreis hebben we eerst weer overlegd.
Tijdens de reis zijn er mensen vooruit gestuurd om de weg te verkennen.
Op weg naar Culemborg heb ik [betrokkene 4] gebeld en heb ik hem gevraagd of ik het vuurwerk bij hem mocht opslaan. Ik had [betrokkene 4] al eerder persoonlijk gevraagd of ik bij hem vuurwerk kon opslaan. [Betrokkene 4] vertelde dat hij naar het bedrijf zou gaan. Hij zou de sleutel van de poort naar het bedrijfsterrein meenemen. Toen wij aankwamen bij zijn bedrijf was [betrokkene 4] er al. [Betrokkene 4] maakte de poort open. Hij had een blauwe box op zijn terrein open staan. Het vuurwerk is overgeladen door de chauffeur, door mijn twee neven en door mijzelf. [Betrokkene 1] was er ook bij, maar hij stond buiten het bedrijf op de parkeerplaats. Toen ik de volgende dag rond 17.00 uur weer op het terrein kwam vertelde [betrokkene 4] dat ik moest wegwezen omdat het was onderschept door de politie."
3. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende:
- als verklaring van de verdachte:
"U toont mij een aantal foto's. Deze foto's zijn genomen op het bedrijfsterrein van [betrokkene 4] in Culemborg. Het vuurwerk op de foto's is het vuurwerk dat [betrokkene 1] uit België heeft gehaald. Ik had hiervoor de vuurwerkfabriek in Maaseik aangewezen."
- als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
"De pagina's met foto's zijn genummerd 1 tot en met 16."
- als verklaring van de verdachte:
"Op pagina 1 staan een foto van een vrachtauto en een foto met een bak. Ik herken de auto en de bak. In deze bak hebben wij het vuurwerk gedaan. [Betrokkene 4] heeft deze bak open gemaakt en hij had ook de sleutel van de bak. U toont mij pagina 2. Ik herken het vuurwerk op de foto als het vuurwerk dat wij overgeladen hebben in de blauwe bak. Dit vuurwerk komt uit Maaseik. U toont mij pagina 3 en u vraagt mij wat het is. Ik denk dat dit knallers zijn. De dozen op deze foto's behoren ook tot de in België gehaalde partij. U toont mij pagina 11. Op de foto staan 6 flowerbeds in een doos. Ik ben er bij geweest om de fabriek aan te wijzen. Ik heb geholpen om dit vuurwerk bij [betrokkene 4] in de blauwe bak te zetten."
4. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3] en een andere opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 29 december 2005 hebben wij in opdracht van het vuurwerkteam op de locatie [a-straat 1] te Culemborg een onderzoek ingesteld in verband met vermoedelijk opgeslagen vuurwerk. De locatie betrof een bedrijfspand genaamd [A] B.V. Een werknemer van het bedrijf, genaamd [betrokkene 5], was ons behulpzaam met het openen van de containers en bedrijfsruimten. Door [betrokkene 5] werd een blauwe afzetbak van een licht vrachtwagentje geopend. In die blauwe afzetbak, die op het terrein stond, troffen wij een aantal dozen illegaal vuurwerk aan."
5. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 4]:
"Ik ben eigenaar van [A] B.V., gevestigd aan de [a-straat 1] te Culemborg.
Het vuurwerk dat in een blauwe verwisselbare gesloten laadruimte met rolluik is aangetroffen is daar gebracht door ene [verdachte]. Het is een mobiele bak. [Verdachte] woont in Culemborg aan de [b-straat 1] en heeft een aparte achternaam. Op 28 december 2005 werd ik door [verdachte] gebeld. Dit was in de middag. Hij vroeg of hij een paar dozen bij mij kwijt kon. Omdat hij omhoog zat en ik met andere problemen aan mijn hoofd zat heb ik toegestemd. Ik wist wel dat hij met die paar dozen "vuurwerk" bedoelde. [Verdachte] heeft mij die avond verteld dat hij dit in België had gehaald en dat hij veel moeite had moeten doen om achtervolgers van zich af te houden. Dit vertelde hij toen hij klaar was met het uitladen en het vuurwerk in de laadruimte op mijn terrein had opgeslagen. De volgende dag was ik thuis toen ik rond 8.30 uur werd gebeld door de politie dat er politie op het terrein was. Ik werd door politieagent [verbalisant 4] gebeld dat er vuurwerk was gevonden in het blauwe bakje op mijn terrein. De politie vertelde mij dat dit vuurwerk in beslag was genomen. Daarna ben ik door hen meegenomen en werd ik in het bureau van politie te Culemborg gehoord. Die avond, het was al donker, kwam [verdachte] het kantoor binnen. Ik denk dat het rond 16.30 uur was. Ik had hem niet verwacht en schrok me een ongeluk. Ik was mij op dat moment aan het voorbereiden op de verkoop van een pand van mij. Ik dacht op dat moment dat hij zijn vuurwerk op kwam halen. Ik zei tegen hem dat hij weg moest gaan. Tevens heb ik tegen hem gezegd dat zijn vuurwerk al weg was gehaald door de politie. Op 4 januari 2006 ben ik in Culemborg met [verdachte] bij de Chinees aan de overzijde van de Gamma binnen gaan zitten. [Verdachte] werd daar emotioneel omdat hij problemen had met zijn vrouw en met zijn 'schuldeisers', de eigenaren van het vuurwerk. [Verdachte] zei tegen mij dat het vuurwerk een handelswaarde had van ongeveer € 5000,-. Hij liet mij een briefje zien waarop vuurwerkbestellingen stonden. Hier stonden ook twee pakketten op voor mij. Deze had ik echter nooit besteld en waarom deze erop stonden weet ik niet. De waarde van deze pakketten heeft hij van het totaalbedrag afgetrokken. Vervolgens heeft [verdachte] de inkoopwaarde geteld en hij kwam op € 3000,-. Ik wilde [verdachte] € 2000,- betalen om van het hele gedoe af te zijn. Ik heb wel gezegd dat ik het geld terug wilde als ik aan kon tonen dat de politie het vuurwerk in beslag had genomen. [Verdachte] antwoordde dat hij dit zou regelen. Mijn zoon [betrokkene 6] had de aangifte meegenomen en heeft de aangifte naar de zaak gefaxt. Op de zaak heb ik de aangifte gekopieerd en naar de woning van [betrokkene 7] gebracht. Ik heb de kopie persoonlijk aan hem afgegeven. Ook heb ik [betrokkene 7] de € 2000,- contant gegeven."
6. een verslag van een afgeluisterd telefoongesprek tussen de verdachte en [betrokkene 8], voor zover inhoudende:
"[verdachte]: Wil je weten wat er gebeurd is gisteren, waarom ik de telefoon niet meer opnam? Ik was kwart voor 5 daar om de spullen op te halen die ik de dag ervoor meegenomen had voor jou en voor mij. Jouw spullen zaten daar en mijn spullen. Bij mekaar 5000 euro. De eigenaar van dat pand zegt tegen mij, half 9 heeft de politie alles opgeruimd hier. Dat klopt niet hij loog.
[betrokkene 8]: Ja.
[verdachte]: Het is niet op het nieuws, niet op het kabelnieuws, niets. Dus hij heeft het achtergedrukt. En al jouw zware potten, die grote pot he alles heeft hij achtergedrukt, maar nu kan ik niets doen voorlopig want ik wacht tot morgen af en dan ga ik hem om geld vragen, maar nu heb ik een verzoek aan jou: maak het mij nog makkelijker en ik ga ergens naar toe waar ik een aantal potten kan krijgen, zeg maar wat ik meeneem voor jou dan heb je toch wat.
[verdachte]: Die man heb ik een uur lang geschaduwd en wat blijkt vandaag: er is helemaal geen politie bij geweest. Nu heb ik een kennis bij de politie en die gaat even informeren voor mij of er iemand aangehouden is gisteren daar. En is dat het niet het geval, morgen sta ik op zijn stoep dat ie al het geld terugbetaalt."
7. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 9]:
"Ik ken [verdachte] via een vriend van mij. Van mijn vriend kreeg ik te horen dat [verdachte] over mooi vuurwerk kon beschikken. Ik ben toen bij [verdachte] vuurwerk gaan bestellen. Ik kocht liever bij [verdachte] dan in de winkel omdat het vuurwerk bij [verdachte] net iets mooier is dan van de winkel in Nederland. Op donderdag 29 december 2005 om 15:22:45 uur belde ik volgens u naar [verdachte]. Dat klopt. Ik ben vanuit Veenendaal met mijn gezin naar Culemborg gereden naar de woning van [verdachte]. Daar ben ik achter [verdachte] aangereden naar het industrieterrein in Culemborg. Daar stopte [verdachte] bij een bedrijf en ging naar binnen. Ik bleef buiten wachten. Toen [verdachte] even later weer naar buiten kwam vertelde hij mij dat het goed mis was want het vuurwerk van hem was daar weg. Hij had niets voor mij."
8. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 7]:
"U vraagt mij of ik wist dat er bij [betrokkene 4] vuurwerk in beslag genomen was. Ik heb daar wel iets over gehoord maar ik heb dat nooit geloofd, tot nu toe. U vraagt mij waarom ik € 2000,- van [betrokkene 4] gekregen heb. Ik moest dat geld aan [verdachte] geven. Ik heb niet eens gekeken wat het was. Het waren 4 briefjes van € 500,-. Ik denk dat die € 2000,- voor het vuurwerk was, dat weg was. Met [betrokkene 10] had ik besproken dat [verdachte] het vuurwerk ergens had neergezet. Dat had hij dus kennelijk bij [betrokkene 4] neergezet. De volgende dag was dat vuurwerk weg. Ik heb dat vuurwerk niet bij [betrokkene 4] neergezet."
9. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 11]:
"Ik ben wel eens meegereden tot aan de grens als [verdachte] mij daar om vroeg. [Verdachte] kende daar de weg niet en ik heb hem de weg gewezen. U toont mij een uitgewerkt telefoongesprek van 28 december 2005 om 16:38:53 uur. Ik had toen aan de grens politie gezien en dat had ik telefonisch doorgegeven aan [verdachte]. Ik herken het gesprek dat u mij toont. U vraagt mij wat er tijdens dit gesprek gebeurt. [Verdachte] had mij die dag gebeld en mij gevraagd of ik de route nog een keer wilde wijzen. Het is wel vreemd dat ik [verdachte] meerdere malen de weg moest wijzen."
10. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 5], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 29 december 2005 werd door mij, verbalisant, een onderzoek ingesteld naar het in beslag genomen, niet toegestaan consumentenvuurwerk. Dit vuurwerk werd op 29 december 2005 aangetroffen bij het bedrijf [A] B.V., gevestigd aan de [a-straat 1] te Culemborg.
1)
Een (1) doos met als opschrift 1.4G, Thunder Crackers met een totaal gewicht van 11 kilogram, CN 360029.
In deze doos zaten:
Soort: nitraatbommen
Aantal: 1000 stuks
Merk; Thunder Crackers
Aantal schots volgens verpakking: 1
Gewicht (zonder transportverpakking): verpakt per
20 stuks bedroeg het gewicht per pakje: 220 gram.
Afmetingen van een (1) nitraatbom: lengte: 5,5 cm. Diameter. 1,5 cm.
Een nitraatbom (knalvuurwerk) is niet gecompartimenteerd, zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk, dat na ontsteking door de reactie geheel of gedeeltelijk uiteen wordt gereten. Dit vuurwerk wordt genoemd onder A1 van bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk. De lading mag uitsluitend uit zwart buskruit bestaan tot een gewicht van ten hoogste 2,5 gram.
(x) Ik heb geconstateerd dat de nitraatbom in strijd met het bepaalde in artikel 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit niet was voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in dat artikel;
(x) Ik heb een nitraatbom (zonder de verpakking) gewogen. Deze had een gewicht van 11 gram.
8) Drie (3) dozen met als opschrift 1.3G, 201 SH Missile (New) met een gewicht van 13 kilogram per doos.
In deze doos zaten:
Soort: flowerbed
Aantal: 3 stuks
Type nr: 43F332/038/04
Merk; 201 SH Missile (New)
Aantal schots volgens verpakking: 180
Gewicht (zonder transportverpakking): 13 kilogram
Afmetingen: lengte: 54 cm. Breedte: 37 cm. Hoogte:
20 cm.
Een flowerbed (ook wel genoemd mortierpot) is zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie niet uiteen wordt gereten. Het is vuurwerk met licht, rook- of geluidseffecten of met een combinatie daarvan. Dit vuurwerk wordt genoemd onder B1 en B2 van bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk. De lading mag een gezamenlijk gewicht hebben van ten hoogste 40 gram, of in geval van uitsluitend lichteffect ten hoogste 100 gram. Meer dan 100 gram is nooit toegestaan.
(x) Ik heb geconstateerd dat de flowerbed(s) in strijd met het bepaalde in artikel 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit niet was/waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in dat artikel;
(x) Ik heb een flowerbed (zonder de verpakking) gewogen. Deze had een gewicht van 13 kilogram.
12) Tweemaal (2) een doos met als opschrift 1.3G, Silver to Red & Golden Willow met een gewicht van 14,6 kilogram.
In deze dozen zaten:
Soort: flowerbed
Aantal: 2 stuks
Type nr: 43F22/046/04
Merk: Silver to Red & Golden Willow
Aantal schots volgens verpakking: 49
Gewicht (zonder transportverpakking): 14,6 kilogram
Afmetingen: 44x44 cm. Hoogte: 37 cm. Diameterbuis: 6 cm.
Een flowerbed (ook wel genoemd mortierpot) is zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie niet uiteen wordt gereten. Het is vuurwerk met licht, rook- of geluidseffecten of met een combinatie daarvan. Dit vuurwerk wordt genoemd onder B1 en B2 van bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk. De lading mag een gezamenlijk gewicht hebben van ten hoogste 40 gram, of in geval van uitsluitend lichteffect ten hoogste 100 gram. Meer dan 100 gram is nooit toegestaan.
(x) Ik heb geconstateerd dat de flowerbed(s) in strijd met het bepaalde in artikel 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit niet was/waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in dat artikel;
(x) Ik heb een flowerbed (zonder de verpakking) gewogen. Deze had een gewicht van 14,6 kilogram."
3.3.1. Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende artikelen van belang:
- Art. 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen:
"1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, indien een redelijk vermoeden is gerezen dat door handelingen met stoffen of preparaten ongewenste effecten zullen ontstaan voor mens of milieu, regelen worden gesteld met betrekking tot het vervaardigen, in Nederland invoeren, toepassen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen, vervoeren, uitvoeren en zich ontdoen van deze stoffen of preparaten.
2. (...)
3. Onze Minister kan omtrent in een maatregel krachtens het eerste lid geregelde onderwerpen nadere regels stellen."
- Art. 2.1.1 (oud) Vuurwerkbesluit (Stb. 2002, 33):
"Consumentenvuurwerk moet voldoen aan door Onze Minister te stellen eisen. Daartoe behoren in ieder geval eisen omtrent:
a. (...)
b. (...)
c. de aard, samenstelling, constructie en eigenschappen."
- Art. 2.1.3 (oud) Vuurwerkbesluit:
"1. Consumentenvuurwerk moet zijn voorzien van:
a. de aanduiding: Geschikt voor particulier gebruik;"
- Art. 1 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 (Stcrt. 2004, 36) (hierna: de Regeling):
"In deze regeling wordt verstaan onder: b. lading: samenstelling van de sas en de hoeveelheid sas in vuurwerk."
- Art. 9, eerste lid, van de Regeling:
"De lading van consumentenvuurwerk voldoet aan de in bijlage III per categorie gestelde eisen."
3.3.2. De Bijlage waarnaar art. 9, eerste lid, van de Regeling verwijst houdt, voor zover van belang, in:
"A.1 niet-gecompartimenteerd - lading: uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 2,5 gram;
B.1 niet-gecompartimenteerd vuurwerk zonder knal tot een gewicht van ten hoogste 100 gram;
B.2. niet-gecompartimenteerd vuurwerk met knal - lading tot een gezamenlijk; gewicht van ten hoogste 40 gram; lading voor het knaleffect uitsluitend zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 1 gram per lading."
3.4. Het middel klaagt onder meer dat de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet kunnen dragen voor zover bewezen is verklaard dat het consumentenvuurwerk wat betreft de aard, samenstelling, constructie en/of eigenschappen niet aan de "Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004" voldeed. Die klacht treft doel. Uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan niet volgen dat de in de bij de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 behorende Bijlage III aangegeven maximaal toegestane lading van het vuurwerk in de zin van art. 1 van de Regeling telkens was overschreden.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het bestreden arrest;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 27 september 2011.
Conclusie 05‑04‑2011
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verzoeker = verdachte]
1.
De economische kamer van het gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 8 september 2009 verzoeker wegens het met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk1. veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf, met een last tot teruggave van de in beslag genomen voorwerpen aan verzoeker.
2.
Namens verzoeker heeft mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, vijf middelen van cassatie voorgesteld.
3.
Het eerste middel klaagt dat het arrest slechts door twee in plaats van drie raadsheren is ondertekend zonder dat is vermeld dat één van de raadsheren en, zo ja, welke buiten staat is het arrest mede te ondertekenen.
4.
Het verkorte arrest is aan de linkerkant met één handtekening ondertekend, kennelijk van de griffier, en aan de rechterkant staan twee handtekeningen onder elkaar. Daaronder staat een stempel ‘… is buiten staat te ondertekenen’, maar de naam van de raadsheer die buiten staat is te ondertekenen staat daarbij niet (leesbaar) vermeld.
5.
Voor zover wordt geklaagd dat niet is vermeld dat één van de raadsheren buiten staat is het arrest mede te ondertekenen, mist het feitelijke grondslag. Voor zover het voorschrift van art. 365, tweede lid, Sv, dat volgens artikel 415 Sv van overeenkomstige toepassing is in hoger beroep, meebrengt dat tevens wordt vermeld wélke raadsheer buiten staat is, geldt dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad het niet nakomen van het bepaalde in art. 365 Sv geen nietigheid tot gevolg heeft (vgl. mijn op al wat oudere jurisprudentie van Uw Raad gebaseerde conclusie bij HR 19 november 2002, LJN AE8858, waarin de Raad met afdoening via art. 81 RO volstond). Het middel is dan ook tevergeefs voorgesteld.
6.
Het tweede middel klaagt dat verzoekers betrokkenheid en wetenschap bij de invoer van nitraatbommen niet uit de bewijsmiddelen kan volgen, omdat het hof blijkens een nadere overweging ‘enkel het incident van 28 december 2005 bewezen acht’.2. Het derde middel borduurt hierop voort door te klagen dat de bewezenverklaarde periode van 1 december 2005 tot 29 december 2005 vanwege die nadere overweging niet naar de eis der wet met redenen is omkleed. De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
7.
Ten laste van verzoeker is — kort gezegd — bewezen verklaard dat hij in de periode van 1 december 2005 tot en met 29 december 2005 tezamen en in vereniging met anderen nitraatbommen en flowerbeds binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad, ten aanzien van welk vuurwerk telkens niet werd voldaan aan de wettelijke eisen.
8.
Uit bewijsmiddel 3 volgt dat verzoeker wist dat hij ‘knallers’ en flowerbeds uit België heeft laten halen. Met knallers zullen de nitraatbommen bedoeld zijn (dit is volgens bewijsmiddel 10 ‘knalvuurwerk’). Middel II faalt dus in zoverre.
9.
Voorts kan uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen en 's hofs nadere bewijsoverweging verzoekers betrokkenheid als medepleger bij het bewezenverklaarde feit in toereikende mate worden afgeleid. Zowel de dag van daadwerkelijke gezamenlijke invoer van het vuurwerk uit België (28 december 2005, door het hof kortheidshalve in een vrijspraakoverweging aangeduid als ‘het incident van 28 december 2005’) als de dagen van het met anderen voorhanden hebben ervan (28 en 29 december 2005) vallen immers in de door het hof bewezenverklaarde periode, terwijl het hof niet gehouden was de bewezenverklaarde periode in zoverre aan te passen of in te korten. Dat het hof alleen de invoer (op 28 december: ‘het incident’) zou hebben bewezenverklaard — zo zou het derde middel nog kunnen worden geïnterpreteerd — staat haaks
- (a)
op het feit dat ten laste van verzoeker óók het voorhanden hebben is bewezenverklaard, en
- (b)
op de passage in de bewijsoverweging waarin het hof aangeeft dat de partij vuurwerk op 29 december in Culemborg door de politie is aangetroffen.
Beide middelen falen.
10.
Het vierde middel klaagt dat niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen dat het vuurwerk niet aan de wettelijke eisen voldoet.
11.
Ten laste van verzoeker is (zoals ook hiervoor verkort weergegeven) bewezen verklaard dat hij consumentenvuurwerk, namelijk nitraatbommen en flowerbeds Nederland heeft binnengebracht en voorhanden heeft gehad,
‘ten aanzien van welk vuurwerk telkens niet werd voldaan aan de bij het ‘Vuurwerkbesluit’ gestelde eisen en/of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de ‘Wet milieugevaarlijke stoffen’ gestelde regels, immers:
- —
was voornoemd vuurwerk niet voorzien van een (Nederlandse) gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan,
en
- —
voldeed dat consumentenvuurwerk voor wat betreft de aard, samenstelling, constructie en/of eigenschappen niet aan de ‘Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004’.’
12.
Voor zover het middel de stelling behelst dat het hof ten onrechte in de bewezenverklaring heeft nagelaten een keuze te maken aan welke eis uit de regeling het vuurwerk niet zou voldoen, geldt dat deze opvatting geen steun vindt in het recht. Het dienaangaande gebezigde bewijsmiddel 10 houdt als relaas van verbalisant [verbalisant 5] van 2 januari 2006 het volgende in:
‘Op 29 december 2005 werd door mij, verbalisant, een onderzoek ingesteld naar het in beslag genomen, niet toegestaan consumentenvuurwerk. Dit vuurwerk werd op 29 december 2005 aangetroffen bij het bedrijf [A] B.V., gevestigd aan de [a-straat 1] te Culemborg.
- 1)
Een (1) doos met als opschrift 1.4G, Thunder Crackers met een totaal gewicht van 11 kilogram, CN 360029.
In deze doos zaten:
‘Soort: nitraatbommen
Aantal: 1000 stuks
Merk; Thunder Crackers
Aantal schots volgens verpakking: 1
Gewicht (zonder transportverpakking): verpakt per 20 stuks bedroeg het gewicht per pakje: 220 gram.
Afmetingen van een (1) nitraatbom: lengte: 5,5 cm. Diameter. 1,5 cm.
Een nitraatbom (knalvuurwerk) is niet gecompartimenteerd, zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk, dat na ontsteking door de reactie geheel of gedeeltelijk uiteen wordt gereten. Dit vuurwerk wordt genoemd onder A1 van bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk. De lading mag uitsluitend uit zwart buskruit bestaan tot een gewicht van ten hoogste 2,5 gram.
(x) Ik heb geconstateerd dat de nitraatbom in strijd met het bepaalde in artikel 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit niet was voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in dat artikel;
(x) Ik heb een nitraatbom (zonder de verpakking) gewogen. Deze had een gewicht van 11 gram.’
- 8)
Drie (3) dozen met als opschrift 1.3G, 201 SH Missile (New) met een gewicht van 13 kilogram per doos.
In deze doos zaten:
Soort: flowerbed
Aantal: 3 stuks
Type nr: 43F332/038/04
Merk; 201 SH Missile (New)
Aantal schots volgens verpakking: 180
Gewicht (zonder transportverpakking): 13 kilogram
Afmetingen: lengte: 54 cm. Breedte: 37 cm. Hoogte: 20 cm.
Een flowerbed (ook wel genoemd mortierpot) is zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie niet uiteen wordt gereten. Het is vuurwerk met licht, rook- of geluidseffecten of met een combinatie daarvan. Dit vuurwerk wordt genoemd onder B1 en B2 van bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk. De lading mag een gezamenlijk gewicht hebben van ten hoogste 40 gram, of in geval van uitsluitend lichteffect ten hoogste 100 gram. Meer dan 100 gram is nooit toegestaan.
(x) Ik heb geconstateerd dat de flowerbed(s) in strijd met het bepaalde in artikel 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit niet was/waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in dat artikel;
(x) Ik heb een flowerbed (zonder de verpakking) gewogen. Deze had een gewicht van 13 kilogram.’
- 12)
Tweemaal (2) een doos met als opschrift 1.3G, Silver to Red & Golden Willow met een gewicht van 14,6 kilogram.
In deze dozen zaten:
Soort: flowerbed
Aantal: 2 stuks
Type nr: 43F22/046/04
Merk: Silver to Red & Golden Willow
Aantal schots volgens verpakking: 49
Gewicht (zonder transportverpakking): 14,6 kilogram
Afmetingen: 44×44 cm. Hoogte: 37 cm. Diameterbuis: 6 cm.
Een flowerbed (ook wel genoemd mortierpot) is zichzelf niet voortdrijvend vuurwerk dat na ontsteking door de reactie niet uiteen wordt gereten. Het is vuurwerk met licht, rook- of geluidseffecten of met een combinatie daarvan.
Dit vuurwerk wordt genoemd onder B1 en B2 van bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk. De lading mag een gezamenlijk gewicht hebben van ten hoogste 40 gram, of in geval van uitsluitend lichteffect ten hoogste 100 gram. Meer dan 100 gram is nooit toegestaan.
(x) Ik heb geconstateerd dat de flowerbed(s) in strijd met het bepaalde in artikel 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit niet was/waren voorzien van een Nederlandse gebruiksaanwijzing als bedoeld in dat artikel;
(x) Ik heb een flowerbed (zonder de verpakking) gewogen. Deze had een gewicht van 14,6 kilogram.’
13.
Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat de bewijsvoering slechts het gewicht van het vuurwerk zonder de verpakking behelst, terwijl voor de vaststelling van de illegaliteit van het vuurwerk (onder meer) het gewicht van de lading beslissend is. Deze opvatting is juist.
14.
Ingevolge art. 1 onder b van de destijds geldende Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 (Stcrt. 2004, 36) wordt in die regeling onder lading verstaan ‘lading: samenstelling van de sas en de hoeveelheid sas in vuurwerk’. ‘Sas’ wordt door Van Dale in deze context als volgt omschreven: ‘snel verbrandend mengsel van zuurstofleverende en brandbare stoffen voor vuurwerk of als ontstekingsmiddel’. Art. 9 van die regeling schrijft voor dat de lading van consumentenvuurwerk dient te voldoen aan de in bijlage III per categorie gestelde eisen. Er zijn geen wettelijke voorschriften die ten aanzien van het totale gewicht van het vuurwerk gelden, terwijl een stuk vuurwerk zonder verpakking meer behelst dan enkel de lading ervan. Het gewicht van het vuurwerk zonder verpakking zegt dan ook niet in beslissende mate iets over de maximaal toegestane hoeveelheid lading. Voor zover bewezen is verklaard dat het uit België geïmporteerde consumentenvuurwerk voor wat betreft de aard, samenstelling, constructie en/of eigenschappen niet voldeed aan de ‘Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004’, is de bewezenverklaring dan ook niet met voldoende redenen omkleed. Immers, in het tot bewijs gebezigde relaas van verbalisant Boerboom, hierboven geciteerd, gaat het wel steeds om het gewicht zonder transportverpakking, maar behalve transportverpakking is er ook nog het gewicht van het omhulsel van elk stuk vuurwerk; daaromtrent verschaft het relaas echter geen informatie. Mogelijk is er ook nog sprake van andere stoffen in het vuurwerk dan de sas. In zoverre slaagt het middel.
15.
Tot cassatie behoeft het laatste evenwel niet te leiden. Wordt dit onderdeel (het tweede gedachtestreepje) uit de bewezenverklaring weggelaten, dan worden immers de aard en de ernst van het bewezenverklaarde in zijn geheel beschouwd niet aangetast (vgl. HR 1 februari 2011, LJN BO4512; HR 5 juni 2007, LJN BA2168; HR 29 augustus 2006, LJN AX6417; HR 20 juni 2006, LJN AW3584). Daarbij past de volgende toelichting.
16.
Het vuurwerk was niet van de vereiste Nederlandse gebruiksaanwijzing voorzien (het eerste gedachtestreepje in de bewezenverklaring) en voldeed derhalve niet aan de wettelijke eisen. Voorts heeft het hof bij de ernst van het feit kunnen betrekken dat wel vaststaat dat het om verboden zwaar consumentenvuurwerk gaat, zoals in de strafmotivering tot uitdrukking is gebracht. Uit de bewijsmiddelen volgt immers genoegzaam dat het publiek het vuurwerk liever bij verzoeker kocht omdat dit net iets mooier was dan het vuurwerk in een Nederlandse winkel (bewijsmiddel 7), terwijl het voorts een feit van algemene bekendheid is dat in België door particulieren zwaarder vuurwerk kan worden verkregen dan in Nederland en dat om die reden, zoals ook in de onderhavige zaak, met beoogde ontwijking van politiecontroles het vuurwerk uit België wordt gehaald. Daarbij merk ik nog op dat nitraatbommen vanwege de zwaarte ervan sowieso niet voor consumenten legaal in Nederland verkrijgbaar zijn en dat voor flowerbeds veelal hetzelfde geldt. Kortom: de kern van het verwijt is de invoer en het voorhanden hebben van verscheidene soorten en stuks verboden vuurwerk; of één dan wel twee wettelijke gronden die invoer en dat voorhanden hebben tot verboden gedragingen maakt, is voor de betekenis van het wetsovertredend gedrag en de daaraan te verbinden straf niet van belang.
17.
Het vijfde middel klaagt dat de opgelegde straf ‘in het licht van de eis van de advocaat-generaal bij het hof en de van toepassing zijnde richtlijnen’ grote verbazing wekt en derhalve ontoereikend is gemotiveerd.
18.
Het hof heeft verzoeker veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf en het heeft deze straf als volgt gemotiveerd:
‘De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen — en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden — dat verdachte met anderen een grote hoeveelheid verboden consumentenvuurwerk, zwaar vuurwerk, binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijk zwaar vuurwerk en het ongecontroleerde gebruik daarvan dat op deze illegale handel kan en veelal zal volgen, kan ernstige risico's3. opleveren.
In het nadeel van verdachte laat het hof meewegen dat hij in het verleden herhaaldelijk is veroordeeld terzake van vuurwerkdelicten. Verdachte heeft daarvoor in het verleden al eens een werkstraf opgelegd gekregen, maar is zich daarna toch weer gaan bezig houden met de handel in illegaal vuurwerk, waarna hij in 2007 is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarom kan niet, zoals de raadsman heeft verzocht, worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Anders dan de rechtbank zal het hof een lagere straf opleggen dan geëist door de officier van justitie en in hoger beroep door de advocaat-generaal. Enerzijds omdat het hof minder bewezen heeft verklaard dan de rechtbank, anderzijds omdat het op de voet van artikel 63 Wetboek van Strafrecht bij de straftoemeting in aanmerking neemt, dat verdachte na het begaan van deze feiten op 25 september 2007 door dit hof is veroordeeld (terzake van het invoeren en voorhanden hebben van illegaal vuurwerk) en er sedert de bewezenverklaarde gedragingen meer dan drieëneenhalfjaar is verstreken.’
19.
Anders dan de steller van het middel betoogt, wekt de opgelegde straf aldus gemotiveerd geen verbazing, terwijl geen rechtsregel het hof verplichtte in het licht van de strafeis en de daarbij door de advocaat-generaal bij het hof betrokken richtlijnen de straf nog nader te motiveren. Nu het hof de oplegging van de gevangenisstraf in toereikende mate heeft gemotiveerd, is het middel tevergeefs voorgesteld.
20.
De middelen I-III en V falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering. Het gegronde middel IV behoeft niet tot cassatie te leiden.
21.
Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
22.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑04‑2011
Het betreft hier overigens — anders dan het middel stelt — geen nadere bewijsoverweging maar een overweging die betrekking heeft op een partiële vrijspraak. Die overweging luidt: ‘Ten aanzien van een aantal soorten vuurwerk volgt vrijspraak, omdat het hof enkel het incident van 28 december 2005 bewezen acht.’
Uit te leggen als: risico's op ernstige gebeurtenissen.