Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht
Artikel 84 Criteria voor de toetsing van de prudentiële regelgeving en het prudentiële toezicht waaraan een bewaarder in een derde land onderworpen is
Geldend
Geldend vanaf 11-04-2013
- Bronpublicatie:
19-12-2012, PbEU 2013, L 83 (uitgifte: 22-03-2013, regelingnummer: 231/2013)
- Inwerkingtreding
11-04-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2012, PbEU 2013, L 83 (uitgifte: 22-03-2013, regelingnummer: 231/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Voor de toepassing van artikel 21, lid 6, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU worden de doeltreffendheid van de prudentiële regelgeving en het prudentiële toezicht waaraan een bewaarder in een derde land onderworpen is, en het feit of deze dezelfde strekking hebben als het Unierecht en daadwerkelijk worden uitgevoerd, getoetst aan de volgende criteria:
- a)
de bewaarder is onderworpen aan een vergunning en doorlopend toezicht door een bevoegde autoriteit die over toereikende middelen beschikt om haar taken te vervullen;
- b)
in het recht van het derde land zijn criteria voor het verlenen van een vergunning als bewaarder vastgesteld die dezelfde strekking hebben als die welke gelden voor de toegang tot de bedrijfsactiviteiten van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen binnen de Unie;
- c)
de kapitaalvereisten die in het derde land aan de bewaarder zijn opgelegd, hebben dezelfde strekking als die welke in de Unie toepasselijk zijn, al naargelang de bewaarder van dezelfde aard is als een kredietinstelling of beleggingsonderneming van de Unie;
- d)
de op een bewaarder in een derde land toepasselijke voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening hebben dezelfde strekking als die welke gelden voor kredietinstellingen of beleggingsondernemingen binnen de Unie, al naargelang de aard van de bewaarder;
- e)
de in het recht van het derde land vastgestelde vereisten betreffende de uitvoering van de specifieke taken als abi-bewaarder hebben dezelfde strekking als de vereisten van artikel 21, leden 7 tot en met 15, van Richtlijn 2011/61/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan en het toepasselijke nationale recht;
- f)
het recht van het derde land voorziet in de toepassing van voldoende afschrikkende handhavingsmaatregelen in geval van een schending door de bewaarder van de onder a) tot en met e) bedoelde voorwaarden.