NJB 2013/2021:Een aannemersbedrijf gaat failliet. Zijn vorderingen op de provincie zijn verpand aan de bank. Deze geeft de directeur van het aannemersbedrijf de opdracht de vorderingen op eigen naam te innen. Deze machtigt zijn echtgenote daartoe. Zij stelt een vordering tegen de provincie in. De provincie beroept zich op verrekening. Het hof passeert dat beroep, omdat de tegenvordering niet eenvoudig is vast te stellen, aangezien die onderworpen is aan arbitrage. HR: 1. Vóór alle weren. Rv art. 1022 lid 1 ziet alleen op het zich hier niet voordoende geval dat tussen de procederende partijen een arbitraal beding van toepassing is. 2. Faillissement pandgever. Verrekening. In geval van het faillissement van de pandgever kan de debiteur van de verpande vordering zijn tegenvordering verrekenen met overeenkomstige toepassing van Fw. art. 53 lid 3, zonder dat de pandhouder een beroep toekomt op art. 6:136 BW