Hof Den Haag, 16-02-2022, nr. 2200260621
ECLI:NL:GHDHA:2022:210
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
16-02-2022
- Zaaknummer
2200260621
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2022:210, Uitspraak, Hof Den Haag, 16‑02‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:29
Uitspraak 16‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Belaging ex-partner. Ondanks (relatief lage) aantal berichten en de omstandigheid dat het handelen van de verdachte heeft plaatsgevonden in de nasleep van een relatie, is gelet op onder meer de inhoud van de berichten wel degelijk sprake van wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster (art. 285b Sr). Recidive. Geen bijzondere voorwaarden, wel dadelijk uitvoerbaar contact- en locatieverbod. Gepubliceerd n.a.v. ECLI:NL:HR:2024:29.
Rolnummer: 22-002606-21
Parketnummer: 09-143386-21
Datum uitspraak: 16 februari 2022
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 2 september 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren onder oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tevens is er zowel een contact- als locatieverbod opgelegd welke beide dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2020 tot en met 17 mei 2021 te Leiden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door het meermalen contact zoeken met die [slachtoffer] door het sturen van aanzienlijke aantallen emails en/of SMS berichten en/of brieven naar die [slachtoffer] en/of het opbellen van die [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van het opgelegde locatieverbod.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee geheel niet verenigt.
Overweging van het hof
De raadsman heeft – kort samengevat - betoogd dat de verdachte (hoewel het ten laste gelegde handelen niet wordt betwist) dient te worden vrijgesproken, aangezien het gelet op de periode waarover wordt gesproken gaat om een relatief gering aantal berichten, die in de nasleep van een relatie zijn verstuurd.
Het hof overweegt daarover als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: ‘Sr’) van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626, NJ 2013/394).
In deze zaak volgt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte op verschillende in de aangiftes genoemde momenten contact heeft gezocht met zijn ex-partner [slachtoffer] (hierna: aangeefster). Aangeefster heeft op meerdere manieren kenbaar gemaakt dat zij niet gediend was van contact met de verdachte. De verdachte heeft een stopbrief ontvangen, een gedragsaanwijzing gekregen en is eerder veroordeeld voor belaging van aangeefster. Deze veroordeling is weliswaar niet onherroepelijk, maar hieruit volgt wel dat de verdachte wist dat aangeefster geen contact met hem wilde en dat hij geen contact met haar moest zoeken.
Mede gelet op het aantal e-mails, de (meer dan eens nachtelijke) tijdstippen waarop de verdachte deze e-mails heeft verzonden, de dwingende en intimiderende inhoud van de berichten en de lengte hiervan, heeft de verdachte stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Aangeefster heeft dit ook daadwerkelijk als ingrijpend ervaren. Naast het versturen van e-mails, heeft de verdachte op 17 mei 2021 de hele dag contact met aangeefster gezocht door haar te bellen, de appen en te sms’en. Bij dit alles is ook hierbij van belang dat de verdachte kort voor de bewezenverklaarde periode reeds eerder is veroordeeld wegens belaging van aangeefster. Dat de verdachte – ondanks die eerdere veroordeling – is doorgegaan met het op de bewezenverklaarde wijze en bij herhaling zoeken van contact met aangeefster geeft het handelen van verdachte een extra ingrijpend karakter.
De door de raadsman genoemde omstandigheden, te weten het (relatief lage) aantal berichten en de omstandigheid dat het handelen van de verdachte heeft plaatsgevonden in de nasleep van een relatie, doen er naar het oordeel van het hof – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op de inhoud van de berichten – niet aan af dat de verdachte door het bewezenverklaarde handelen wel degelijk wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2020 tot en met 17 mei 2021 te Leiden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door het meermalen contact zoeken met die [slachtoffer] door het sturen van aanzienlijke aantallen emails e-mails, en/of SMS berichten, en/of brieven naar die [slachtoffer] en/of het opbellen van die [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in de periode van ongeveer 5 maanden schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster door op de bewezenverklaarde wijze veelvuldig contact met haar te zoeken. Dit terwijl de verdachte eerder al was veroordeeld voor belaging van aangeefster. De verdachte heeft – ondanks meerdere pogingen van aangeefster om de belaging te doen stoppen - herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Dit heeft een grote impact op haar gehad, zoals ook blijkt uit haar slachtofferverklaring ter terechtzitting in hoger beroep.
Persoonlijke omstandigheden
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder in 2014 en 2015 onherroepelijk is veroordeeld voor belaging.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 19 augustus 2021. Daaruit blijkt dat risico verhogende factoren vooral zijn te vinden op het gebied van het psychosociaal functioneren. De verdachte lijkt zich slachtoffer te voelen en lijkt zijn eigen aandeel hierin niet te zien of te erkennen.
De reclassering acht het zorgwekkend dat de verdachte al meerdere malen bij justitie in beeld is gekomen wegens belaging en dat dit hem ogenschijnlijk er niet van heeft weerhouden om soortgelijke feiten opnieuw te plegen. Een eerdere behandeling bij Het Dok in 2013 werd destijds afgesloten omdat de dwingende en devaluerende houding van de verdachte een zinvolle behandeling onmogelijk maakte. Geadviseerd wordt om aan de verdachte bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling, op te leggen. Volgens de reclassering dient de kans op recidive te worden ingeschat als hoog.
Afweging ten aanzien van de op te leggen straffen en maatregelen
Het hof is - alles afwegende en met de politierechter en de advocaat-generaal - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormen. Gelet op de houding van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van reclasseringscontact en ambulante behandeling, ziet het hof thans onvoldoende aanleiding aan die voorwaardelijke gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde en door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarden te verbinden. In vergelijking tot het vonnis waarvan beroep zal voorts – om de verdachte in dat opzicht enigszins tegemoet te komen - de straal van de afstand van het locatieverbod iets worden verminderd.
Ter beveiliging van de maatschappij, ter voorkoming van strafbare feiten en gelet op het bewezenverklaarde feit en het hiervoor genoemde recidivegevaar ziet het hof aanleiding een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen als bedoeld in artikel 38v Sr in de vorm van een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod (rond haar woonadres), voor de duur van twee jaren met aftrek. Hierbij zal het hof bevelen dat iedere keer dat de verdachte het contact-/locatieverbod zal overtreden, er vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één week, met een maximum van zes maanden. Het hof ziet – anders dan de advocaat-generaal en de raadsman – wel degelijk meerwaarde in een locatieverbod in aanvulling op een contactverbod om aangeefster zoveel als redelijkerwijs mogelijk te vrijwaren van nieuw belastend gedrag van de kant van de verdachte.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan, dan wel zich belastend zal gedragen jegens aangeefster, zal het hof, gelet op artikel 38v lid 4 Sr, de opgelegde maatregelen dadelijk uitvoerbaar verklaren. Daarbij heeft het hof de eerdere veroordeling(en) en hetgeen de reclassering heeft aangegeven ten aanzien van het gevaar voor herhaling in aanmerking genomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 (twee) jaren, zich niet zal ophouden in het navolgende gebied: binnen een straal van 450 meter van het adres:
[adres];
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 (twee) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
[slachtoffer],geboren op [geboortedatum]
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Geeft opdracht aan de politie tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde maatregelen.
Bepaalt dat de tijd die de genoemde maatregelen reeds van kracht zijn geweest, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde maatregelen in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,mr. J.W. van den Hurk en mr. B.P. de Boer in bijzijn van de griffier mr. C.M. Jellema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 februari 2022.