Einde inhoudsopgave
Rijnvaartpolitiereglement 1995
Bijlage 8 Verkeerstekens ter markering van de vaarweg
Geldend
Geldend vanaf 30-09-2023
- Bronpublicatie:
19-09-2023, Stb. 2023, 314 (uitgifte: 29-09-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-09-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-09-2023, Stb. 2023, 314 (uitgifte: 29-09-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
I. Algemeen
1. Markeren
Op de Rijn worden de vaarweg, de vaargeul, alsmede de gevaarlijke punten en obstakels niet voortdurend gemarkeerd.
De drijvende tekens worden ongeveer 5 m buiten de grenzen die zijn aangegeven verankerd.
De kribben en strekdammen worden met behulp van drijvende of vaste tekens gemarkeerd, die in het algemeen vóór of op de koppen van de kribben of aan de uiteinden van de strekdammen worden geplaatst.
Een schip moet op voldoende afstand van de tekens blijven, daar anders het gevaar van raken of vastvaren bestaat.
2. Definities
Vaargeul: | gedeelte van de vaarweg waarin voor de doorgaande scheepvaart zoveel mogelijk een vastgestelde breedte en diepte in stand gehouden worden. |
Vaarwater: | Gedeelte van de vaarweg dat, al naargelang de lokale omstandigheden, door de doorgaande scheepvaart wordt gebruikt. |
Rechter-/Linkerzijde: | de aanduiding ‘rechterzijde’ en ‘linkerzijde’ van de vaarweg/de vaargeul heeft betrekking op de richting ‘afvaart’. |
Licht: | een licht met een bepaald karakter gebruikt als verkeersteken ter markering. |
Vast licht: | een licht van gelijkmatige kleur en sterkte dat een ononderbroken schijnsel toont. |
Periodelicht: | een licht van gelijkmatige kleur en sterkte dat regelmatig onderbroken wordt. |
De volgende periodelichten worden gebruikt:
— | onderbroken licht | periode |
— | of een groep onderbroken lichten | periode |
— | isofase licht | periode |
— | flikkerlicht |
II. Markering van de vaargeul
1. Rechterzijde
(fig. 1)
Kleur: | rood |
Vorm: | stompe boei of ton (eveneens een lichtboei), drijf- of kopbaken |
Topteken: | (indien aanwezig) rode cylinder |
Licht: | (indien aanwezig) rood periodelicht (in het algemeen voorzien van een radarreflector) |
2. Linkerzijde
(fig. 2)
Kleur: | groen |
Vorm: | spitse boei of ton (eveneens een lichtboei), drijf- of kopbaken |
Topteken: | (indien aanwezig) groene kegel met de punt naar boven |
Licht: | (indien aanwezig) groen periodelicht (in het algemeen voorzien van een radarreflector) |
3. Splitsing
(fig. 3)
Kleur: | rode en groene horizontale banen |
Vorm: | bolvormige boei of ton (eveneens een lichtboei), drijf- of kopbaken |
Topteken: | (indien aanwezig) bol met rode en groene horizontale banen |
Licht: | (indien aanwezig) een flikker- of isofaselicht (in het algemeen voorzien van een radarreflector) |
4. Voorbeeld van de toepassing van de figuren 1 t/m 3
(fig. 4)
III. Markering van de vaarweg en van obstakels
a. Vaste tekens
1. Rechterzijde
Kleur: Vorm: Topteken: Licht: | rood paal met topteken rode kegel met de punt naar beneden (indien aanwezig) rood periodelicht | (fig. 5) |
2. Linkerzijde
Kleur: Vorm: Topteken: Licht: | groen paal met topteken groene kegel met de punt naar boven (indien aanwezig) groen periodelicht | (fig. 6) |
3. Splitsing
Kleur: Vorm: Topteken: | rood-groen paal met topteken rode kegel met de punt naar beneden boven een groene kegel met de punt boven | (fig. 7) | |
Licht: | (indien aanwezig) wit flikker- of isofaselicht |
4. Aftakkingen, uitmondingen en haveningangen
In de nabijheid van aftakkingen, uitmondingen en haveningangen kunnen de oeververdedigingen aan beide zijden gemarkeerd worden tot aan het splitsingspunt door de vaste tekens bedoeld in 1 en 2 (figuren 5 en 6). Een schip dat een haven binnen vaart wordt beschouwd als een opvarend schip.
B. Drijvende tekens
1. Rechterzijde
(fig. 8)
Kleur: rode en witte horizontale banen
Vorm: sparboei (eveneens een lichtboei), drijf- of kopbaken
Topteken: rode cylinder
Licht: (indien aanwezig) rood periodelicht
(in het algemeen voorzien van een radarreflector)
2. Linkerzijde
(fig. 9)
Kleur: rode en witte horizontale banen
Vorm: sparboei (eveneens een lichtboei), drijf- of kopbaken
Topteken: groene kegel met de punt naar boven
Licht: (indien aanwezig) groen periodelicht
(in het algemeen voorzien van een radarreflector)
C. Voorbeeld van de toepassing van de figuren 5 t/m 9 voor een vaarweg met uitmonding en haveningang
(fig. 10)
IV. Andere mogelijkheden om gevaarlijke punten en obstakels in de vaarweg te markeren
1. Voorbijvaren aan de vrije zijde toegestaan zonder snelheidsvermindering
des nachts | des daags |
---|---|
niet vrije zijde | niet vrije zijde |
een rood licht | Verbodsteken A.1 of een rode bol |
vrije zijde | vrije zijde |
twee groene lichten boven elkaar | Aanwijzingsteken E.1 of twee groene ruiten boven elkaar |
Bijvoorbeeld:
des nachts | des daags | |
---|---|---|
(Fig. 12) |
2. Voorbijvaren aan de vrije zijde toegestaan met verminderde snelheid (vermijden van hinderlijke waterbeweging)
des nachts | des daags |
---|---|
niet vrije zijde | niet vrije zijde |
een rood licht | een rode vlag of een rood bord |
vrije zijde | vrije zijde |
een rood licht boven een wit licht | een rode vlag of een rood bord boven een witte vlag of een wit bord |
Bijvoorbeeld:
des nachts | des daags |
---|---|
V. Aanvullende markering voor het varen op radar (indien nodig)
A. Markering van brugpijlers
- 1.
Gele drijvers met radarreflector (boven- en benedenstrooms van de brugpijler).
(fig. 15)
- 2.
Uithouders met radarreflector (boven- en benedenstrooms van de brugpijler).
(fig. 16)
B. Markering van bovengrondse lijnen
- 1.
Radarreflectoren bevestigd aan de bovengrondse lijn (geeft op het radarbeeld een aantal punten waardoor de bovengrondse lijn te herkennen is).
(fig. 17)
- 2.
Radarreflectoren geplaatst op gele drijvers die paarsgewijs dicht bij elkaar bij elke oever liggen (ieder paar drijvers geeft op het radarbeeld 2 punten naast elkaar waardoor de bovengrondse lijn te herkennen is).
(fig. 18)