NJ 2017/81
Afwikkeling niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding inzake aan een van de echtgenoten toebehorende echtelijke woning; bewijsvermoeden art. 1:141 lid 3 BW; stelplicht.
HR 03-02-2017, ECLI:NL:HR:2017:161
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 februari 2017
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
15/05587
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154185:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:161, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑02‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1233, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑12‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑10‑2015
- Wetingang
Art. 1:141 BW
Essentie
Afwikkeling niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding inzake aan een van de echtgenoten toebehorende echtelijke woning; bewijsvermoeden art. 1:141 lid 3 BW; stelplicht.
Art. 1:141 lid 3 BW bepaalt dat indien bij het einde van het huwelijk aan een bij huwelijkse voorwaarden overeengekomen periodieke verrekenplicht als bedoeld in art. 1:141 lid 1 BW niet is voldaan, het alsdan aanwezige vermogen wordt vermoed te zijn gevormd uit hetgeen verrekend had moeten worden, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in het licht van de aard en omvang van de verrekenplicht anders voortvloeit. De man heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.