In de zaak tegen de medeverdachte, met griffienummer 13/00519 ([medeverdachte]), concludeer ik vandaag eveneens.
HR, 11-03-2014, nr. 13/00783
ECLI:NL:HR:2014:536
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-03-2014
- Zaaknummer
13/00783
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:536, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑03‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:25
ECLI:NL:PHR:2014:25, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑01‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:536
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0122
Uitspraak 11‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. De vaststelling van het Hof dat diverse eerdere veroordelingen t.z.v. vermogensdelicten verdachte kennelijk niet hebben weerhouden van het plegen van het bewezenverklaarde feit, is gelet op het UJD, niet z.m. begrijpelijk, aangezien voormeld uittreksel daarvoor onvoldoende steun biedt.
Partij(en)
11 maart 2014
Strafkamer
nr. S 13/00783
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 24 januari 2013, nummer 24/002372-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging en tot zodanige op art. 440 Sv berustende beslissing als aan de Hoge Raad gepast voorkomt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2.
De verdachte is ter zake van "diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking" gepleegd op 14 februari 2011, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
"De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is met zijn medeverdachten - allen woonachtig in [plaats] - in de nacht/vroege ochtend naar Emmen gereden, kennelijk met geen ander doel dan het plegen van criminele feiten. Hun optreden heeft daarmee alles weg van een georganiseerde strooptocht in de provincie. Zeker nu verdachte geen enkele verklaring wenst te geven voor de redenen waarom en met welk doel hij en zijn medeverdachten deze reis midden in de nacht hebben ondernomen. Verdachte heeft door zijn handelen tot uitdrukking gebracht dat hij geen enkel respect heeft voor de eigendomsrechten van anderen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 december 2012, waaruit blijkt dat verdachte reeds diverse malen is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden ook het onderhavige feit te plegen.
Gelet op de ernst van het feit, alsmede het strafrechtelijk verleden van de verdachte, acht het hof de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden."
2.3.
De vaststelling van het Hof dat diverse eerdere veroordelingen ter zake van vermogensdelicten de verdachte kennelijk niet hebben weerhouden van het plegen van het bewezenverklaarde feit op 14 februari 2011, is gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 december 2012, niet zonder meer begrijpelijk, aangezien voormeld uittreksel daarvoor onvoldoende steun biedt. De strafoplegging is daarom ontoereikend gemotiveerd.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2014.
Conclusie 14‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. De vaststelling van het Hof dat diverse eerdere veroordelingen t.z.v. vermogensdelicten verdachte kennelijk niet hebben weerhouden van het plegen van het bewezenverklaarde feit, is gelet op het UJD, niet z.m. begrijpelijk, aangezien voormeld uittreksel daarvoor onvoldoende steun biedt.
Nr. 13/00783
Mr. Harteveld
Zitting 14 januari 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]1.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft bij arrest van 24 januari 2013 de verdachte ter zake van “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met last tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijk opgelegde straf, een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel behelst de klacht dat de strafoplegging onvoldoende met redenen is omkleed, nu het Hof heeft overwogen dat de verdachte reeds diverse malen is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten hetgeen hem er niet van heeft weerhouden ook het onderhavige feit te plegen. Blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 december 2012 is de verdachte echter slechts eenmaal eerder veroordeeld, aldus de steller van het middel.
3.2. Het Hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
“De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is met zijn medeverdachten - allen woonachtig in [plaats] - in de nacht/vroege ochtend naar Emmen gereden, kennelijk met geen ander doel dan het plegen van criminele feiten. Hun optreden heeft daarmee alles weg van een georganiseerde strooptocht in de provincie. Zeker nu verdachte geen enkele verklaring wenst te geven voor de redenen waarom en met welk doel hij en zijn medeverdachten deze reis midden in de nacht hebben ondernomen. Verdachte heeft door zijn handelen tot uitdrukking gebracht dat hij geen enkel respect heeft voor de eigendomsrechten van anderen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 december 2012, waaruit blijkt dat verdachte reeds diverse malen is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden ook het onderhavige feit te plegen.
Gelet op de ernst van het feit, alsmede het strafrechtelijk verleden van de verdachte, acht het hof de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden.”
3.3. Het uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte van 4 december 2012, waarnaar het Hof in zijn strafmotivering verwijst, vermeldt twee veroordelingen ter zake van vermogensdelicten die onherroepelijk zijn afgedaan, te weten:
1) een veroordeling wegens een tweetal gekwalificeerde diefstallen gepleegd op 10 oktober 2011 tot onder meer achttien weken gevangenisstraf waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, door de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 februari 2012 (onherroepelijk: 17 februari 2012, zie p. 1 en 2 UJD);
2) een veroordeling wegens gekwalificeerde diefstal gepleegd op 22 februari 2009 tot een werkstraf van tachtig uren, waarvan veertig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, door de Kinderrechter ’s-Gravenhage op 15 september 2009 (onherroepelijk: 15 september 2009, zie p. 5 UJD).
3.4. De verdachte is in de onderhavige zaak veroordeeld voor een gekwalificeerde diefstal op 14 februari 2011: hij heeft samen met anderen geld uit een parkeerautomaat gestolen. Het Hof heeft bij de strafoplegging onder meer overwogen dat de verdachte zich kennelijk niet door eerdere veroordelingen ter zake van vermogensdelicten heeft laten weerhouden het onderhavige feit te plegen. Daarbij heeft het Hof kennelijk acht geslagen op de hiervoor onder 3.3 vermelde onherroepelijke veroordelingen, waarbij één van de twee veroordelingen dateert van na het plegen van het bewezenverklaarde feit.2.Aldus is de strafmotivering van het Hof, voor zover inhoudende dat de verdachte blijkens dat uittreksel “reeds diverse malen is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden ook het onderhavige feit te plegen”, onbegrijpelijk. De verdachte is vóór het plegen van het onderhavige feit op 14 februari 2011 immers slechts eenmaal eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van een woninginbraak.3.Nu mijns inziens niet gesteld kan worden dat deze onjuiste vaststelling van het Hof een ondergeschikt onderdeel van de strafmotivering betreft, dient dit te leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak.4.
3.5. Het middel treft doel.
4. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de strafoplegging en tot zodanige op art. 440 Sv berustende beslissing als aan de Hoge Raad gepast voorkomt, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 14‑01‑2014
Zie de eerste onder 3.3 genoemde veroordeling.
Zie de tweede onder 3.3 genoemde veroordeling.
Zie HR 14 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9111 en HR 16 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3692. Vgl. o.m. HR 3 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1553 alsmede HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1441.