De rechtbank gaat er vanuit dat Asus Europe B.V. na een fusie in de plaats is getreden van de oorspronkelijke gedaagde sub 2 in conventie, gezien de daartoe strekkende mededeling van Asus bij conclusie van antwoord en de uit de processtukken van Philips blijkende instemming daarmee (Asus Europe B.V. is daarin steeds, evenals in de stukken van Asus, in plaats van de oorspronkelijke gedaagde sub 2 als partij genoemd).
Rb. Den Haag, 27-09-2017, nr. C/09/515192 / HA ZA 16-864
ECLI:NL:RBDHA:2017:10934
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
27-09-2017
- Zaaknummer
C/09/515192 / HA ZA 16-864
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2017:10934, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 27‑09‑2017; (Bodemzaak, Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2019:3427
Uitspraak 27‑09‑2017
Inhoudsindicatie
IE-zaak. Telecom octrooi. Standaard-essentieel. Octrooi vernietigd. Gebrek nieuwheid/inventiviteit.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/515192 / HA ZA 16-864
Vonnis van 27 september 2017
in de zaak van
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE PHILIPS N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening,
verweerster in het in het exhibitie incident,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk (voorheen mr. L. Ph. J. baron van Utenhove te Den Haag),
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ASUSTEK COMPUTER INC.,
gevestigd te Taiwan (China),
2. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASUS EUROPE B.V.
gevestigd te Nieuwegein (voorheen Asus Computer Benelux B.V., te Emmen)1.,
3. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASUS HOLLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
verweersters in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening,
eiseressen in het in het exhibitie incident,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. C. Shannon te Eindhoven.
Partijen worden hierna Philips en (gezamenlijk) Asus (vr. ev.) genoemd. Waar relevant worden de Asus-partijen afzonderlijk Asustek, Asus Europe en Asus Holland genoemd.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 14 december 2015 waarbij verlof is verleend te dagvaarden volgens de regeling voor de versnelde bodemprocedure in octrooizaken,
de dagvaarding van 15 december 2015,
de akte houdende overlegging producties van 27 juli 2016 met producties EP1 t/m 15,
de conclusie van antwoord, tevens incident ex. art. 843a Rv2., tevens eis in reconventie van 5 oktober 2016 met producties GP1 t/m 33,
de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv van 19 oktober 2016, met productie EP16 t/m 21,
de conclusie van antwoord in reconventie van 30 november 2016, met producties EP22 t/m 26,
- de e-mail van mr. Van den Broek van 5 december 2016 waarin hij namens partijen een (aangepast) procesregime voorstelt voor deze procedure en de tussen partijen aanhangige VRO3.-procedures met zaaknummers 512839 en 514186, alsmede de e-mail van 14 december 2016 waarin de rechtbank daarin heeft bewilligd,
de e-mail van mr. Van den Broek van 10 januari 2017 waarin hij de kostenafspraak tussen partijen als volgt weergeeft: “Het afgesproken bedrag bedraagt € 320.000,-- per procedure waarvan € 150.000,-- kan worden toegerekend aan de werkzaamheden m.b.t. de geldigheid, € 75.000,-- aan de werkzaamheden m.b.t. de inbreuk, € 70.000,-- aan de werkzaamheden m.b.t. het FRAND-verweer en € 25.000,-- aan de werkzaamheden m.b.t. de inzagevordering ex artikel 843a Rv.”
de akte overlegging nadere producties van Asus van 11 januari 2017 met producties GP34 t/m 45,
de akte overlegging reactieve producties van Asus met roldatum 9 februari 2017 met producties GP46 en 47,
de akte houdende wijziging van de grondslag van eis met roldatum 9 maart 2017 van Philips,
de akte houdende overlegging producties met roldatum 9 maart 2017 van Philips met producties EP27 t/m 32,
de akte houdende overlegging reactieve producties van Philips met roldatum 9 maart 2017, met producties EP33 t/m 36,
Tevens wordt in deze procedure conform de met partijen gemaakte procesafspraak als ingediend beschouwd :
- de in de zaak met zaaknummer 512839 ingediende akte houdende overlegging producties van Philips van 30 november 2016 met producties EP25 t/m 32.
1.2. Op 9 maart 2017 heeft pleidooi plaatsgevonden in het incident ex artikel 843a Rv (hierna: het exhibitie incident) en in de hoofdzaak. Het pleidooi in het incident en in de hoofdzaak heeft, voor wat betreft de FRAND4.-stellingen van partijen, gelijktijdig
maar niet gevoegd plaatsgevonden met het FRAND-pleidooi in de zaken met zaaknummers 512839 en 514186. Partijen hebben hun standpunten doen bepleiten, Philips door mrs.
B.J. van den Broek en G. Theuws, advocaten te Amsterdam en M.J.F.M. Dolmans, advocaat en Asus door mrs. W.G.J. Maas, B. Nijhof en E.T. Bergsma, advocaten te Eindhoven, bijgestaan door mr. ir. F.A.T. van Looijengoed, octrooigemachtigde. Zij hebben daarbij pleitnotities overgelegd. Ter zitting heeft de rechtbank het bezwaar van Philips tegen de volgens haar door Asus tardief ingezette inventiviteitsaanval gebaseerd op het document “Nortel 2” (zie hierna) verworpen, aangezien die aanval een reactie betreft op de door Philips bij conclusie van antwoord in reconventie ingeroepen hulpverzoeken waarop Asus voorafgaand aan de zitting niet met een processtuk van haar advocaat heeft kunnen reageren.
1.3. Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.
2 De feiten
2.1.
Philips is houdster van octrooien die zij essentieel acht voor de technische standaarden UMTS5.(3G) en LTE6.(4G) voor mobiele communicatie. Philips heeft bij de standaardisatie-organisatie ETSI7.deze octrooien als essentieel aangemeld, en heeft zich er schriftelijk toe verbonden deze octrooien op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende (FRAND)voorwaarden in licentie te geven, overeenkomstig ETSI’s IPR Policy.
2.2.
Bij brief van 21 november 2013 heeft Philips haar UMTS- en LTE-octrooiportfolio en licentieprogramma bij Asus onder de aandacht gebracht, zich daarbij op het standpunt stellend dat Asus diverse mobiele communicatie-apparaten fabriceert of verhandelt die inbreuk maken op één of meer van haar UMTS/LTE-octrooien. Vervolgens hebben diverse besprekingen tussen partijen plaatsgevonden. Bij brief van 21 september 2015 heeft Philips aan Asus een concept-licentieovereenkomst gezonden. Een licentieovereenkomst is niet tot stand gekomen.
2.3.
Eind 2015 is Philips inbreukprocedures gestart bij deze rechtbank ter zake haar octrooien EP 1 685 659 (EP 659 - deze zaak ), EP 1 623 511 (EP 511) en EP 1 440 525 (EP 525)8.. Deze octrooien zijn aangemeld als essentieel voor de zogenaamde HSPA9.-optie binnen de UMTS-standaard, waarmee een snelle dataoverdracht kan worden gerealiseerd (ook wel aangeduid met 3.5G of 3G+).
2.4.
Philips heeft een in het Engels gestelde technische inleiding op de in de octrooien aan de orde zijnde UMTS-technologie overgelegd die als volgt luidt:
UMTS Primer
UMTS history
1. In the early 1990’s, the ‘Global System for Mobile communications’ (GSM) has been deployed. GSM is one of the second generation (2G) networks for mobile communications. Despite its enormous success, there was a need for a global standard for the next cellular developments which could provide the user with higher data rates.
2. With this in mind, the ‘International Telecommunication Union’ (ITU) started the process of defining concepts for third generation (3G) systems. This was referred to as ‘International Mobile Telecommunications 2000’ (IMT-2000). In order to implement the requirements defined by IMT-2000, in November 1999 the ITU formally adopted specifications for the ‘Universal Mobile Telecommunications System’ (UMTS) developed by 3GPP as part of the IMT-2000 family of standards.
3. Since then, the 3GPP consortium ‘Third Generation Partnership Project’ has been responsible for the maintenance and further evolution of the UMTS specifications. In Europe, the relevant standards organisation is the ‘European Telecommunications Standards Institute’ (ETSI), which is a partner of 3GPP.
4. After the first release of the UMTS Specifications in 1999 (Release 99), a number of further releases followed, including the introduction of ‘High Speed Downlink Packet Access’ (HSDPA) in Release 5 (2002) and ‘High Speed Uplink Packet Access’ (HSUPA) in Release 6 (2004). HSDPA and HSUPA are commonly referred to together as ‘High Speed Packet Access’ (HSPA).
5. The introduction of the HSDPA- and HSUPA-protocols significantly increased the maximum data transmission speeds available, allowing users to download and upload data (such as internet pages and pictures) much more quickly than before.
UMTS network
6. The UMTS network consists of three principal interacting entities: the Core Network (CN), the UMTS Terrestrial Radio Access Network (UTRAN) and the User Equipment (UE).
7. The CN is the entity that interfaces with external networks, including the public phone network, other cellular telecommunications networks and the internet. The UTRAN is the radio access network. It contains base stations (BS) (in UMTS called ‘Node B’s) that are equipped to send and receive radio signals. Via these radio signals, a base station is able to communicate with a mobile station (MS) (in UMTS called ‘User Equipment’ or ‘UE’), such as a mobile telephone. A base station typically serves a particular geographical area, commonly referred to as a “cell” (it may also control more than one cell). The UTRAN also interfaces with the CN and thus forms a “bridge” between the UE and the CN.
8. The UMTS network is schematically shown below:
CDMA
9. In mobile communications systems, such as GSM and UMTS, the uplink and downlink transmissions (i.e. from mobile station to base station and from base station to mobile station, respectively) are typically distinguished by using different radio frequency bands or different timeslots.
10. One of the main differences between GSM and UMTS is the manner in which the transmissions of different mobile stations are distinguished from one another.
11. GSM makes use of ‘Time Division Multiple Access’ (TDMA). In this method, different mobile stations are instructed to “listen” to transmissions from the base station (and send transmissions to the base station) only during different predetermined timeslots. Thus, transmissions associated with different mobile stations are separated in time.
12. The most wide-spread version of the UMTS-radio interface (often referred to as W-CDMA) uses ‘Code Division Multiple Access’ (CDMA). In CDMA, the transmissions of the different mobile stations occupy the same time slots and the same frequencies, but are separated from one another through the use of codes. Each mobile station has one or more unique codes (at least within one cell), which enables the mobile station to only “listen” to the transmissions that are specifically intended for this mobile station.
13. CDMA thus allows multiple transmissions on the same frequency and at the same time, which leads to a more flexible use of transmission resources, and in several respects to a simpler implementation than TDMA. Consequently, an important increase in efficiency can be achieved resulting in greater network capacity at a reasonable cost.
UMTS channels
Introduction
14. The radio access network of UMTS (the UTRAN) uses various channels that allow the transmission of data in the uplink direction (from mobile station to base station), in the downlink direction (from base station to mobile station) or in both directions.
15. These channels include dedicated channels and shared channels.
16. A dedicated channel is a channel which is assigned to one specific mobile station:
17. A shared channel may be used by more than one mobile station:
18. Data and control signals are processed by software arranged in layers. Channels are defined for passing data and control signals between the layers. These channels are referred to in the UMTS Specifications as logical channels, transport channels and physical channels depending on their level in the hierarchy.
19. The data and control signals to be transmitted are processed first at the higher layers and passed via the channels to lower layers until finally transmitted via the physical layer of the radio interface. As is illustrated below, logical channels are defined for passing data and control signals within Layer 2 of the software stack. Multiple logical channels are defined for different types of data, such as user data, hi-speed user data, paging control signals, broadcast control signals etc.
20. Transport channels are one level lower in the hierarchy and are defined for passing data and control signals to Layer 1 of the software stack. Each transport channel is associated with one or more logical channels and supplements the associated logical channel(s) by adding signals that define the transport requirements, such as error coding and signal quality information. Physical channels are lowest in the hierarchy. A physical channel may be associated with one or more transport channels (some physical channels have no associated higher level channels but only carry low-level signals). For transmitting, a physical channel supplements the associated transport channel(s) by adding signals that define the physical resources for the transmission, such as frequencies, codes, and power level.
21. When receiving a transmission, the received data and control signals are processed at the lower layers first and passed via the channels to higher layers.
22. A correspondence referred to as “mapping” is established between associated logical channels, transport channels and physical channels so that data transmission can be carried out in accordance with the requirements defined at each level of the hierarchy.
23. Below is an overview of the various logical-, transport- and physical channels and their “mapping”.
UMTS (Release 99)
24. Amongst the physical channels introduced in UMTS (Release 99) are the DPCCH and the DPDCH – which are both “Dedicated Physical Channels” (DPCH) -:
Dedicated Physical Control Channel (DPCCH)
The DPCCH is a dedicated channel that carries control information such as power control commands, i.e. commands that instruct the mobile station or the base station to increase or decrease its transmission power (see below). Different DPCCHs may be defined for uplink and downlink transmission. The DPCCH is always configured when a radio connection is established between a mobile station and a base station (i.e. when the mobile station is in contact with a base station). This is even the case when there is no actual data being transmitted (i.e. when the user is not actively using his mobile telephone).
Dedicated Physical Data Channel (DPDCH)
The DPDCH is a dedicated channel that transfers data, such as speech or video data. Different DPDCHs may be defined for transmission in each of the uplink and the downlink directions. Unlike the DPCCH, the DPDCH is only configured when actual data transmission occurs between a base station and a mobile station (i.e. when the user is actively using his mobile telephone). In that case, several DPDCHs can be configured at the same time.
HSDPA (Release 5)
25. In 2002, the HSDPA- (“High Speed Downlink Packet Access”) protocol was introduced. HSDPA is a technology for high speed downloading, i.e. from the base station to the mobile station. The protocol is built onto the existing UMTS technology and is aimed at providing increased data transfer speeds.
26. To enable the increase in data transfer speed, it was vital to make most efficient use of the available network resources, such as transmission frequencies and time. In order to achieve this, a number of additional channels were introduced under the HSDPA-protocol.
27. Most of these newly introduced channels are shared channels. The reason for this is that downloading typically does not involve continuous data transmission, but intensive data transmission for a short period of time (bursty), i.e. only when a mobile station needs new data from a base station (for example, when the user requests to view a webpage on his mobile). Assigning a dedicated channel to each mobile station for such data transmissions would result in inefficient use of the available capacity, hence the use of shared channels.
28. The newly added shared physical channels in HSDPA include:
High Speed Physical Downlink Shared Channel (HS-PDSCH)
The HS-PDSCH is a downlink channel that is shared between multiple mobile stations. The channel is used to transmit data from the base station to the mobile station at a high transmission rate, such as internet pages requested by the mobile station.
Fractional Dedicated Physical Control Channel (F-DPCH)
The F-DPCH is a shared downlink channel that is used by the base station to transmit control information to the mobile station during HSDPA transmission, such as power control commands (see below).
High Speed Shared Control Channel (HS-SCCH)
The HS-SCCH is a shared downlink channel that is used by the base station to transmit control information to the mobile station that is specifically related to HS-PDSCH transmission. The control information includes, for example, information to indicate to a mobile station that it is scheduled to receive data from a base station.
29. Apart from the newly introduced shared channels, Release 5 of the UMTS Specifications also introduced a new dedicated channel, i.e. the HS-DPCCH.
High Speed Dedicated Physical Control Channel (HS-DPCCH)
The HS-DPCCH is a dedicated uplink channel that carries feedback information from a mobile station to a base station. This feedback information includes ACK/NACK signals with respect to a previous HS-PDSCH transmission (see below).
HSUPA (Release 6)
30. In 2004, the HSUPA- (“High Speed Uplink Packet Access”) protocol was introduced. HSUPA is a technology for high speed uplink transmission, i.e. from the mobile station to the base station. Like HSDPA, also the HSUPA-protocol is built onto the existing UMTS technology and is aimed at providing increased data transfer speeds. HSUPA allows, for example, faster uploading of pictures or videos made by the user with his mobile telephone.
31. The newly added (physical) channels in HSUPA include the following dedicated channels:
Enhanced Dedicated Physical Data Channel (E-DPDCH):
The E-DPDCH is used to transmit user data to the base station
Enhanced Dedicated Physical Control Channel (E-DPCCH)
The E-DPCCH carries data specifically related to E-DPDCH transmission. The data includes information necessary for a base station to decode the E-DPDCH data.
ARQ system
32. The uplink and downlink transmissions in a wireless communication system, such as UMTS, are susceptible to error introduced during transmission. In order to mitigate the effect of errors in the transmitted data, various error detection/correction mechanisms are used in UMTS. One of these mechanisms is the so-called “Automatic Repeat reQuest” (ARQ) system.
33. In the ARQ system, a mobile station determines whether errors are present in the data packets that it received from a base station and informs the base station accordingly. For this purpose, a mobile station sends a positive-acknowledgement (ACK) signal back to a base station when it has received data from the base station correctly. On the other hand, it sends a negative-acknowledgement (NACK) signal to the base station when it did not receive the data correctly. This allows all or some of the packet contents to be re-transmitted, which enables correction of the erroneous data.
Transmit power control
34. Power control relates to the power with which radio signals are being sent in a wireless communication system. Power control is performed on the signals in the uplink direction and on the signals in the downlink direction.
Uplink power control
35. It is important that a base station receives signals from all mobile stations in the cell at approximately the same power level regardless of their respective distances from the base station. Otherwise, the signal from a mobile station that is relatively far away from the base station may be “swamped” by the signal from a mobile station that is closer to the base station.
36. This is shown in the diagram below, in which mobile station A is relatively far away from the base station and mobile station B is closer to the base station. Without power control the risk exists that the signal from mobile station A is “swamped” by the signal from mobile station B.
37. This is of particular relevance in UMTS. As explained above, UMTS allows more than one mobile station to communicate with a base station on the same frequency and at the same time. Signals from different mobile stations are thus more likely to interfere with each other.
38. Against this background, it is of importance to control the transmit power of each mobile station in order to limit this undesirable interference.
39. In order to achieve this, the base station measures the power level of the signal that it receives from the mobile station and instructs the mobile station to adjust its power level, i.e. to reduce or to increase its transmission power (see diagram above). The instruction is typically provided in the form of a “Transmit Power Control” (TPC) command, which in the case of uplink power control, is sent by the base station to the mobile station via a downlink control channel.
Downlink power control
40. Also with respect to downlink transmissions, the power level should be controlled effectively. On the one hand, the transmission power should be strong enough for the mobile station to be able to decode the received signal. On the other hand, the transmission power of the signal sent by the base station should not be too high, as this may cause interference in neighbouring cells. See the diagram below:
41. To this end, the mobile station measures the signal received from the base station. Also here, the instruction to increase or decrease the power level is typically provided in the form of a “Transmit Power Control” (TPC) command. To control the downlink power, the TPC command is sent by the mobile station to the base station via an uplink control channel.
EP 659
2.5.
EP 659, met de titel “A radiocommunication system, method of operating a communication system, and a mobile station” is verleend op 3 oktober 2007 op een internationale octrooi-aanvrage van 9 november 2004, gepubliceerd als WO 2005/048483, met inroeping van prioriteit van de Britse octrooi-aanvrage GB 0326365 van 12 november 2003. Het octrooi is onder meer van kracht in Nederland.
2.6.
De conclusies van EP 659 luiden in de oorspronkelijke Engelse taal als volgt:1. A mobile station (200) for use in a communication system having a base station (100), the mobile station (200) comprising: receiver means (220) for receiving from the base station (100) a first downlink signal, measurement means (250) for measuring a parameter of the received first downlink signal; power control means (230) for generating first power control commands in response to the measured parameter; and transmitter means (240) for transmitting the first power control commands to the base station (100); wherein the measurement means (250) is adapted to measure the parameter of the first downlink signal while first downlink signal is modulated with non-predetermined data values and is subjected to transmit power control in accordance with the first power control commands.
2. A mobile station (200) as claimed in claim 1, wherein the receiver means (220) is adapted to receive from the base station a second, non-power controlled downlink signal and to derive a channel estimate from the second downlink signal, and to employ the channel estimate to decode the first downlink signal.
3. A mobile station as claimed in claim 1 or 2, wherein the power control means (230) is adapted to decode the non-predetermined data values comprising second power control commands and to adjust the transmit power of the transmitter means in accordance with the decoded second power control commands.
4. A radio communication system comprising a base station (100) and at least one mobile station (200) as claimed in any of claims 1,2, or 3.
5. A radio communication system as claimed in claim 4, the base station (100) comprising a receiver means (120) for receiving the first power control commands and a transmitter means (140) for transmitting the first downlink signal modulated with non-predetermined data values and subjected to transmit power control in accordance with the first transmit power control commands.
6. A method of operating a communication system comprising a base station (100) and at least one mobile station (200), comprising at the base station (100), receiving first power control commands transmitted by the mobile station (200) and transmitting a first downlink signal modulated with non-predetermined data values and subjected to transmit power control in accordance with the first power control commands, and at the mobile station (200), receiving the first downlink
signal, measuring a parameter of the first downlink signal modulated with the non-predetermined data values, generating the first power control commands in response to the measured parameter, and transmitting the first power control commands.
7. A method as claimed in claim 6, comprising at the base station (100), transmitting a second downlink signal at a constant power level, and at the mobile station (200), receiving the second signal, deriving a channel estimate from the second downlink signal, and employing the channel estimate to decode the first downlink signal.
8. A method as claimed in claim 6 or 7, comprising at the base station (100), arranging for the non-predetermined data values to comprise second power control commands and, at the mobile station (200), decoding the second power control commands and adjusting the transmit power of the mobile station (200) in accordance with the second power control commands.
2.7.
De conclusies 1, 2 en 3 luiden in de Nederlandse vertaling als volgt:
1.
Mobiel station (200) voor gebruik in een communicatiesysteem met een basisstation (100), waarbij het mobiele station (200) het volgende omvat:
ontvangmiddelen (220) voor het ontvangen van een eerste neergaand signaal van het basisstation (100),
meetmiddelen (250) voor het meten van een parameter van het ontvangen eerste neergaande signaal,
vermogensbesturingsmiddelen (230) voor het opwekken van eerste vermogensbesturingscommando's in reactie op de gemeten parameter en
zendmiddelen (240) voor het verzenden van de eerste vermogensbesturingscommando's naar het basisstation (100);
waarbij de meetmiddelen (250) zijn ingericht voor het meten van de parameter van het eerste neergaande signaal terwijl dit eerste neergaande signaal gemoduleerd wordt met niet vooraf bepaalde gegevenswaarden en aan een transmissievermogensbesturing onderworpen wordt overeenkomstig de eerste vermogensbesturingscommadando's.
2.
Mobiel station (200) volgens conclusie 1, waarbij de ontvangmiddelen (220) ingericht zijn voor het ontvangen van een tweede, niet vermogensgestuurd neergaand signaal van het basisstation, voor het afleiden van een schatting ten aanzien van het kanaal uit het tweede neergaande signaal en voor het gebruiken van deze schatting ten aanzien van het kanaal om het eerste neergaande signaal te decoderen.
3.
Mobiel station volgens conclusie 1 of 2, waarbij de vermogensbesturingsmiddelen (230) ingericht zijn voor het decoderen van de niet vooraf bepaalde gegevenswaarden die tweede vermogensbesturingscommando's omvatten en voor het aanpassen van het zendvermogen van de zendmiddelen overeenkomstig de gedecodeerde tweede vermogensbesturingscommando's.
2.8.
In de beschrijving van het octrooischrift staat onder meer:
[0002] In a radio communication system comprising base stations of fixed location and mobile stations, transmissions from a base station to a mobile station take place on a downlink channel and transmissions from a mobile station to a base station take place on an uplink channel. It is known to use downlink closed loop transmit power control in which a mobile station measures the quality of a received power controlled downlink pilot signal and transmits transmit power control (TPC) commands to a base station so that an adequate, but not excessive, received signal level is maintained at the mobile station despite fluctuations in downlink channel conditions.
It is also known to use uplink closed loop transmit power control in which a base station measures the quality of a received uplink pilot signal and transmits transmit power control (TPC) commands to a mobile station so that an adequate, but not excessive, received signal level is maintained at the base station despite fluctuations in uplink channel conditions.
[0003] When a plurality of mobile stations share a channel, separate TPC commands are provided for each active mobile station because each mobile station will experience unique channel fluctuations. Similarly, a separate downlink pilot signal is provided for each active mobile station; each mobile station demodulates its respective pilot signal to estimate the channel characteristics prevailing for that mobile station and optionally to generate a phase reference. The estimated channel characteristics and the phase reference are then used to assist demodulating information carrying signals. The pilot signals comprise predetermined data values to enable a mobile station readily to determine distortion introduced by the channel.
(…)
[0005] The transmission of the pilot signals and the TPC commands uses system resources. For example, in a Code Division Multiple Access (CDMA) system channel codes are required for the pilot signals and TPC commands, and in a Time Division Multiple Access (TDMA) system time slots are required for the pilot signals and TPC commands.
(…)
[0007] An object of the invention is to reduce the requirement for system resources.
(…)
[0011] The invention is based on the realisation that downlink closed loop power control may be operated by measuring the quality of received downlink non-predetermined data symbols instead of predetermined pilot symbols, and that in some circumstances, separate downlink pilot signals for each active mobile station are not necessary for channel estimation. In some circumstances, downlink channel estimation is not required at all, and in other circumstances a common downlink pilot signal transmitted at a constant power level may be used instead of separate pilot signals. In some circumstances, the base station transmits a second, non-power controlled, downlink signal, or a constant power level downlink signal, the mobile station being adapted to derive a channel estimate from this signal. Consequently, operation is possible using fewer downlink system resources.
[0012] Optionally, the non-predetermined data values used for measuring the quality of a received signal for downlink closed loop power control may convey downlink TPC commands used for uplink power control.
(…)
[0014] One application for the invention is in the Universal Mobile Telecommunication System (UMTS). In the UMTS Frequency Division Duplex (FDD) mode, in Release 5 of the UMTS Specifications which may be viewed at http://www.3gpp.org, it is possible to operate High Speed Downlink Packet Access (HSDPA) in such a way that a downlink dedicated channel is not needed for data (user or signalling), as data can be sent via the High Speed Downlink Shared Channel (HS-DSCH). A dedicated channel uses a single channel code for exactly one user, while a shared channel allows a plurality of users to share a single channel code, either simultaneously, or in rapid time multiplex. Even though data can be sent via a shared channel, a downlink Dedicated Channel (DCH) is still required for transmitting TPC commands for each active mobile station, in order to control the uplink transmit power.
[0015] The existence of a downlink DCH requires the allocation of a channel code for the duration of the connection. One way of operating the downlink DCH is to configure it as a fractional DCH which comprises only pilot symbols and TPC commands, with multiple users multiplexed on to the same channel code in such a way that each user uses the channel code for only a fraction of each timeslot. Signalling is used to assign mobile stations to use a particular channel code and fraction of a timeslot, in order to align the uplink and downlink power control timing. Such a scheme frees up channel codes which can be used to increase system capacity. However the present invention requires even fewer resources.
(…)
[0017] The invention is based on the recognition that separate pilot symbols for each active mobile station are not necessary in at least two cases:
1) Where the transmitted phase of the DCH is referenced to that of a common pilot signal, for example by using the same antenna(s) and antenna weights for both the DCH and the common pilot signal to which the phase of the DCH is referenced. In this case the characteristics of the radio channel can be estimated from the common pilot signal and this estimate can be used to demodulate the TPC bits. This first case is very likely to apply in HSDPA, as the HS-DSCH will be assigned a common pilot signal as a reference and the same common pilot signal can be used for the fractional DCH. Since the total power used by fractional DCH’s is not likely to be very large, the benefits of separate antenna beamforming for fractional DCH will not be large.
2) Where different antennas or antenna weights are used for the common pilot signal and the DCH, but the correlation between them is sufficiently good that the common pilot signal can be used to make a reasonable channel estimate for the DCH, such that the data on the DCH can be received reliably.
[0018] So, in accordance with the invention the downlink fractional DCH can consist only of non-predetermined information bits multiplexed between users. A special case of particular interest is where these information bits carry TPC commands. The amplitude of individual TPC bits may be adjusted by the base station according to power control commands received from the relevant mobile station. The mobile station determines the radio channel phase characteristics from an appropriate common pilot signal, demodulates the TPC commands, and increases or decreases the mobile station uplink DPCCH power as required. In addition, the mobile station uses the amplitude of the received TPC bits to determine any TPC commands sent in the uplink.
(…)
[0032] (…) The signal parameter measured by the measurement means (…), may be, for example, any of signal to noise ratio; signal to interference ratio; Eb/N0 (where Eb is energy per bit and N0 is noise density).
[0033] (…) One application for the invention is a fractional control channel in UMTS FDD (frequency division duplex) mode. With a spreading factor of 256 there are 10 symbols per slot. Therefore one slot can conveniently support either 2, 5 or 10 users with 5, 2 or 1 symbol per TPC command respectively.
(…)
[0035] Optionally, by avoiding the need to transmit a separate pilot signal for each user, the energy that would have been used to transmit the separate pilot signals may be redeployed by increasing the number of symbols used to transmit the TPC commands, thus improving the reliability of the TPC commands.
[0036] In the present specification and claims the word "a" or "an" preceding an element does not exclude the presence of a plurality of such elements. Further, the word "comprising" does not exclude the presence of other elements or steps than those listed.
2.9.
Philips heeft in haar dagvaarding (randnummers 9 t/m 32), in aanvulling op de UMTS-primer (r.o. 2.4), een nadere toelichting gegeven op de in EP 659 neergelegde techniek, inhoudende onder meer:
11. De geoctrooieerde uitvinding heeft betrekking op power control (vermogensbesturing) van de radiosignalen, d.w.z. op de besturing van het vermogen (of de sterkte) waarmee radiosignalen in het communicatiesysteem worden verzonden. Vermogensbesturing kan zowel plaatsvinden met betrekking tot het signaal dat door een basisstation (downlink) aan een mobiel station wordt verzonden, als met betrekking tot het signaal dat door een mobiel station (uplink) aan een basisstation wordt verzonden.
(…)
15. (…) [Het] was (…) op de prioriteitsdatum van het Octrooi bekend om de vermogensbesturing van de downlink-transmissie in een gesloten lus te doen plaatsvinden (“downlink closed loop power control”) (vgl. het Octrooi, kolom 1, regels 11-18) [dit betreft par. 0002 van het octrooi, zie r.o. 2.8, Rb]. Dit werkte in hoofdlijnen als volgt:
het basisstation zendt aan het mobiele station een zgn. ‘pilootsignaal’ (“pilot signal”); het mobiele station meet de kwaliteit van het ontvangen pilootsignaal (te sterk/te zwak?); op basis van deze meting, stelt het mobiele station een vermogensbesturingscommando op (Transmit Power Control Command = TPC-commando) waarmee het basisstation station [sic] wordt opgedragen het downlink transmissievermogensniveau te verhogen of te verlagen; het mobiele station zendt het TPC-commando vervolgens aan het basisstation; op basis van het ontvangen TPC-commando past het basisstation het vermogen van de transmissie naar het mobiele station aan.
(…)
17. In het ‘659-octrooi worden de TPC-commando’s die het mobiele station aan het basisstation verzendt in het kader van de downlink-vermogensbesturing, aangeduid als “first power control commands”.
18. Op de prioriteitsdatum van het Octrooi was het ook bekend om de vermogensbesturing van de uplink-transmissie in een gesloten lus te doen plaatsvinden (“uplink closed loop power control”). Dit werkte in hoofdzaak hetzelfde als de downlink closed loop power control, maar dan in omgekeerde richting (het basisstation voerde een meting uit aan het van het mobiele station ontvangen pilot signal en zond op basis daarvan een TPC-commando aan het mobiele station, die het vermogen van de uplink-signalen op basis hiervan aanpaste). Vgl. het Octrooi, kolom 1, regels 18-24 [dit betreft nog steeds par. 0002 van het octrooi, zie r.o. 2.8, Rb]. (…)
19. In het ‘659-octrooi worden de TPC-commando’s van het basisstation aan het mobiele station in het kader van de uplink-vermogensbesturing aangeduid met de term “second power control commands”.
20. Het zijn deze tweede TPC-commando’s die in de geoctrooieerde uitvinding bij voorkeur door het mobiele station worden gebruikt voor de meting in het kader van de downlink-vermogensbesturing. Dat kan worden toegelicht aan de hand van High Speed Downlink Packet Access (HSDPA) volgens de UMTS-standaard (vgl. kolom 3, regel 6 e.v. van het ‘659-octrooi). [Dit betreft par. 0014 e.v., Rb]
(…)
25. Op de prioriteitsdatum was het nog steeds noodzakelijk om besturingsinformatie te verzenden via de downlink dedicated kanalen. Tot deze besturingsinformatie behoorden onder meer de pilootsignalen en de vermogensbesturingscommando’s in het kader van de downlink-vermogensbesturing. Het ging daarbij om zgn. dedicated pilootsignalen, i.e. specifieke pilootsignalen die aan elk van de mobiele stations afzonderlijk werden toegezonden. [noot, Rb]
26. Het verzenden van besturingsinformatie via de downlink dedicated kanalen kostte veel capaciteit en daarom werd voorgesteld om deze kanalen te vervangen door één of meer besturingskanalen die door verschillende gebruikers werden gedeeld, i.e. de downlink fractional dedicated channels (in het Octrooi afgekort met fractional DCH). Vgl. het ‘659-octrooi, kolom 3, regels 25-34 [ par. 0015, Rb]:
“One way of operating the downlink DCH is to configure it as a fractional DCH which comprises only pilot symbols and TPC commands with multiple users multiplexed on the same channel code in such a way that each user uses the channel code for only a fraction of each timeslot. Signalling is used to assign mobile stations to use a particular channel code and fraction of a timeslot, in order to align the uplink and downlink power control timing. Such a scheme frees up channel codes which can be used to increase capacity.”
27. Het doel van de geoctrooieerde uitvinding is om de noodzakelijke netwerkcapaciteit (verder) te verminderen (vgl. kolom 1, regels 52-53 van het ‘659-octrooi [par. 0007, Rb]).
28. Dat doel wordt bereikt doordat het mobiele station volgens de uitvinding de meting in het kader van de downlink-vermogensbesturing (voor het genereren van de eerste TPC commando’s) niet langer uitvoert aan de aan elk van de mobiele stations toegezonden pilootsignalen (met “predetermined” pilootsysmbolen). In plaats daarvan voert het mobiele station de meting uit op basis van niet-vooraf bepaalde (“non-predetermined”) gegevenswaarden (kolom 2, regels 38-39; “… received downlink non-predetermined data symbols instead of predetermined pilot symbols …”), in het bijzonder op basis van de tweede TPC-commando’s die het mobiele station van het basisstation ontvangt in het kader van de uplink-vermogensbesturing. Vgl. onder meer kolom 2, regels 35-41 [par 0011, Rb]:
“The invention is based on the realization that downlink closed loop power control may be operated by measuring the quality of received downlink non-predetermined data symbols instead of predetermined pilot symbols, and that in some circumstances, separate downlink pilot signals for each active mobile station are not necessary for channel estimation.”
Vgl. ook bijv. kolom 4, regels 9-22 [par. 0018, Rb]:
“So, in accordance with the invention the downlink fractional DCH can consist only of non-predetermined information bits multiplexed between users. A special case of particular interest is where these information bits carry TPC commands. The amplitude of individual TPC bits may be adjusted by the base station according to power control commands received from the relevant base [mobile, Rb] station [..] In addition, the mobile station uses the amplitude of the received TPC bits to determine any TPC commands sent in the uplink.”
(…)
29. Het mobiele station volgens de uitvinding gebruikt het ontvangen tweede TPC-commando in dit geval dus op twee manieren: (1) ter aanpassing van het vermogen van haar uplink-transmissie, en (2) ter bepaling van de kwaliteit van de downlink-transmissie door het basisstation, op basis waarvan zij haar eigen (eerste) TPC commando genereert en – met inachtneming van (1) – aan het basisstation verzendt.
N.B. Als het tweede TPC-commando aan het mobiele station bijvoorbeeld inhoudt “praat harder”, dan zal het mobiele station haar eigen – na meting van dit tweede TPC-commando vastgestelde - eerste TPC commando aan het basisstation (bijvoorbeeld: “praat zachter”) verzenden met meer zendvermogen (i.e. ter uitvoering van het ontvangen tweede TPC-commando: “praat harder”).
(…).”
2.10.
Tot de stand van de techniek op de prioriteitsdatum van EP 659 behoort onder meer de binnen 3GPP (zie UMTS primer onder 2 en 3 in r.o. 2.4) ontwikkelde technische specificatie TS 25.211 V.2.1.0. (1999-06) van juni 1999, met de titel “Physical Channels and mapping of transport channels onto physical channels (FDD)” (hierna: TS 25.211).
2.10.1.
In Hoofdstuk 5 “Physical channels”, blz. 8, staat onder meer, :
Physical channels typically consist of a three-layer structure of superframes, radio frames, and time slots, although this is not true for all physical channels. Depending on the symbol rate of the physical channel, the configuration of radio frames or time slots varies.(…)
- Radio frame : A Radio frame is a processing unit which consists of 16 time slots.- Time slot : A Time slot is a unit which consists of the set of information symbols.The number of symbols per time slot depends on the physical channel.- Symbol : One symbol consists of a number of chips. The number of chips persymbol is equivalent to the spreading factor of the physical channel.
2.10.2.
Op blz. 8 staat voorts in paragraaf 5.2.1 ‘Dedicated uplink physical channels’:
There are two types of uplink dedicated physical channels, the uplink Dedicated Physical Data Channel (uplink DPDCH) and the uplink Dedicated Physical Control Channel (uplink DPCCH).
2.10.3.
In paragraaf 5.3.2 “Dedicated downlink physical channels”, blz 16 e.v., is het Downlink Dedicated Psychical Channel (DPCH) beschreven. Van dit kanaal, bestaande uit een DPCCH-kanaalgedeelte en een DPDCH-kanaalgedeelte, is een framestructuur en een tabel met distributiepatronen van de bits in elk frame en elk slot weergegeven, een en ander zoals hieronder (gedeeltelijk) opgenomen:
There is only one type of downlink dedicated physical channel, the Downlink Dedicated Physical Channel (downlink DPCH).
Within one downlink DPCH, dedicated data generated at Layer 2 and above, i.e. the dedicated transport channel (DCH), is transmitted in time-multiplex with control information generated at Layer 1 (known pilot bits, TPC commands, and an optional TFCI). The downlink DPCH can thus be seen as a time multiplex of a downlink DPDCH and a downlink DPCCH, compare Section 5.2.1. (…)
Figure 9 shows the frame structure of the downlink DPCH. Each frame of length 10 ms is split into 16 slots, each of length Tslot = 0.625 ms, corresponding to one power-control period. A super frame corresponds to 72 consecutive frames, i.e. the super-frame length is 720 ms.
The parameter k in Figure 9 determines the total number of bits per downlink DPCH slot. It is related to the spreading factor SF of the physical channel as SF = 512/2k. The spreading factor may thus range from 512 down to 4.
The exact number of bits of the different downlink DPCH fields in Figure 9 (Npilot, NTPC, NTFCI, Ndata1 and Ndata2) is yet to be determined. (…)
The DPCCH fields are spread using the same channelization code used for the DPDCH field. A channelization code for the highest bit rate to be served during the connection (for a given DPCH) should be assigned (with spreading factor SF1).(…)
Table 9 shows the number of bits per slot of the various fields. There are basically two types of downlink Dedicated Physical Channel; those that include TFCI (e.g. for several simultaneous services) and those that do not include TFCI (e.g. for fixed-rate services). These types are reflected by the duplicated rows of Table 9. The channel bit and symbol rates given in Table 9 are the rates immediately before spreading.
Channel Bit Rate (kbps) | Channel Symbol Rate (kbps) | SF | Bits/Frame | Bits/Slot | DPDCH Bits/Slot | DPCCH Bits/Slot | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
DPDCH | DPCCH | TOT | NData1 | NData2 | NTFCI | NTPC | NPilot | ||||
16 | 8 | 512 | 64 | 96 | 160 | 10 | 2 | 2 | 0 | 2 | 4 |
16 | 8 | 512 | 32 | 128 | 160 | 10 | 0 | 2 | 2 | 2 | 4 |
32 | 16 | 256 | 160 | 160 | 320 | 20 | 2 | 8 | 0 | 2 | 8 |
32 | 16 | 256 | 128 | 192 | 320 | 20 | 0 | 8 | 2 | 2 | 8 |
2.10.4.
In “Appendix A: Power Control Timing”, (blz. 36) staat onder meer:
Responding to a downlink TPC command, the UE shall change its uplink DPCH output power at the beginning of the first uplink pilot field after the TPC command reception. Responding to an uplink TPC command, BTS shall change its DPCH output power at the beginning of the next downlink pilot field after the TPC command reception.(…)The UE shall decide and send TPC commands on the uplink based on the downlink SIR measurement. (…)
Fig. A-1 illustrates an example of transmitter power control timings.
2.10.5.
In onderstaande uitsnede van de hiervoor genoemde figuur A-1 is het TPC veld in een opgaand DPCCH-kanaal (dus van het mobiele station naar het basisstation) gemarkeerd.
2.11.
Tot de stand van de techniek op de prioriteitsdatum van EP 659 behoort ook een bijdrage van Nortel Networks ten behoeve van werkgroepbijeenkomst 6 van de zogenaamde TSG-RAN Working Group 1, die plaatsvond van 13-16 juli 1999 in Espoo, Finland, met aanduiding TSGR1#6(99)968 en titel: “An Additional slot structure to support low bit rate services as a result of the harmonization” (hierna: Nortel 1).
2.11.1.
In Nortel 1 wordt - in relatie tot de implementatie van een specifieke spraakcodec, de EVRC (Enhanced Variable Rate Codec) - een voorstel gedaan voor de inrichting van het DPCH volgens TS 25.211. In het hieronder weergegeven deel van hoofdstuk 4 van Nortel 1 worden voor het DPCCH-deel 4 slotstructuren als optie genoemd, die in het navolgende zullen worden aangeduid als optie 1, 2, 3 en 4 van Nortel 1. In hoofdstuk 1, 4 en 5 van Nortel 1 staat onder meer het volgende:
1. IntroductionFor harmonisation, the issue of concern to cdma2000 operators is the ability to efficiently support voice services with a spreading factor of 256. This was reflected in the OHG10.report[1], section 2.2.2.4 "In order to efficiently support low rate data services (e.g., 8kbps voice services, with a rate 1/3 FEC code and a spreading factor of 256 the number of pilot bits applied to the dedicated traffic channel is under consideration."
The OHG did not conclude on the minimum number of pilot bits, that is say whether there should be a minimum of 2 pilot bits in the DPCCH or no pilot bits, the two cases being listed in [2]. The decision criterion is mostly linked to the power control process. Going for zero pilot bits may indeed require to have two power control algorithms, one relying solely on the DPCCH, and the other relying on the DPCCH and the common pilot. The first algorithm had indeed anyway to be implemented for connection where no common pilot is used, like spot beam.
In the following, we would like to initiate some discussion relative to the slot structure, inluding [sic] the minimum number of pilot bits, for SF=256 considering one the mostly used vocoders in IS-95 and cdma2000. In the first step we recall the main characteristics of transmission in EVRC and identify the requirements for support of EVRC with SF=256 in UTRA FDD. Then we discuss the slot structure satisfying the identified requirements.(…)
4. 4. Slot and frame structure for the support of EVRC in UTRA FDD
(…)Considering the code tail of 8 bits and a CRC length of 16 bits, the total number of bits per 20 ms equals 171+16+8 = 195 bits. Assuming equal error protection with a rate 1/3 convolutional code, this gives 585 bits per 20ms interval or 293 coded bits per 10 ms interval. At a spreading factor of 256, there are 300 bits per 10 ms frame to be divided between the DPDCH and DPCCH fields. With 2 bits per slot for TPC (or 30 bits per 10 ms frame), this leaves 270 bits for the DPDCH + pilot bits + TFCI bits. Some level of puncturing will therefore be required in the DPDCH rate matching scheme to fit the voice service in, the puncturing rate depending on the number of pilot bits and whether TFCI is used or not. In general, as long as the puncturing rate is below 20%, there will be no significant degradation in the FEC coding. A puncturing rate of 20 % would allow 30 bits/ 10 ms for the DPCCH apart from the TPC, which would lead to 2 additional bits per slot in the DPCCH.
Looking at Table 9 in 25.211 for the Downlink DPDCH and DPCCH fields, there are four possible options for combinations of TFCI, TPC and Pilot bits that might be contemplated for SF=256:
1. N_tfci = 0, N_tpc = 2, N_pilot = 0=> DPCCH = 30 bits/frame, DPDCH = 270 bits/frame
2. N_tfci = 0, N_tpc = 2, N_pilot = 2=> DPCCH = 60 bits/frame, DPDCH = 240 bits/frame
3. N_tfci = 2, N_tpc = 2, N_pilot = 0=> DPCCH = 60 bits/frame, DPDCH = 240 bits/frame
4. N_tfci = 2, N_tpc = 2, N_pilot = 2=> DPCCH = 90 bits/frame, DPDCH = 210 bits/frame
The last of these options is really not acceptable for an EVRC voice service as the puncturing rate is 1 - 210/293 * 0.28 or 28%. Option 1 would be the most ideal if the objective is to minimize the level of puncturing, however, if one wants to estimate the SIR for power control from the DPCCH, the estimate will not be that accurate with only one symbol (the TPC symbol). This leaves us with Options 2 and 3.
(…)
There is probably not much to distinguish Options 2 and 3 in terms of performance, both corresponding to two DPCCH symbols. (…)
5. Conclusion
In the framework of the harmonisation there is a need to revisit the slot structure and in particular to agree on the minimum number of pilot bits per slot, whether it should be 0 or 2.
Looking at the particular example of SF=256, and considering the support of EVRC with equal error protection (code rate 1/3 with maximum puncturing of 20%), it appears that two slot structures might be able to satisfy the requirements (2 TFCI bits+0 pilot + 2 TPC bits, 0 TFCI+2 pilot bits +2TPC). A configuration with 2TFCI+2pilot bits would not be acceptable since the puncturing rate would be too great. The two acceptable configurations would provide a 2 symbol DPCCH to rely on to perform the measurement to support the power operation, not making mandatory the implementation of a power control algorithm relying either on the data bits or the common pilot.
(…)
Overall, there is a need to look at the performance of the two configurations. However, it is not clear so far whether BRD is compatible with frame stealing for signalling, and the dynamic rate adaptation of the vocoder. It might well be that a TFCI is needed to indicate the speech rate and the presence of signalling, making the configuration 2 TFCI bits+ 2TPC bits+ 0 pilot the only viable option for support of EVRC. There would be no pilot bit and the SIR estimation would rely on the 2 bits TPC + 2bits TFCI. This would therefore lead to the introduction of a slot structure for SF=256 consisting of 16 bits for the DPDCH and 4 bits for the DPCCH with 2 bits TPC + 2bits TFCI + 0 bits Pilot. Other slot structures would be possible for that same SF and other SF, but would not be expected to support EVRC ultimately. Our recommendation is therefore to introduce such a slot structure in 25.211.
2.12.
De verwijzing in de 2e alinea van paragraaf 1 van Nortel 1 naar “[2]” (“the two cases being listed in [2]”) betreft een bijdrage van Alcatel et al. voor werkgroepbijeenkomst 5 van TSG-RAN Working Group 1 van 1-4 juni 1999 in Cheju Island, Korea, met aanduiding TSGR1#5(99)677 en titel “Impact of OHG harmonization recommendation on UTRA/FDD and UTRA/TDD” (hierna: Alcatel). In Alcatel staat onder meer:
“The Operators Harmonization Group (OHG) has recommended a harmonization of the two main CDMA-based 3G concepts, UTRA and cdma2000, into a common concept based on three modes; Direct-spread/FDD (DS), Multi-carrier FDD (MC), and TDD. The OHG recommendation includes specific proposals regarding chip rate, pilot, and synchronization for the DS mode. These proposals imply the following modifications to the physical layer of UTRA/FDD:
(…)- Modification of the common pilot structure of UTRA/FDD from a TDM common pilot to a CDM common pilot(…)
In this paper we identify parts of the current UTRA/FDD specification that need to be modified in order to implement the OHG recommendation.”
(…)
The CPICH is a new unmodulated (SF=256) down-link physical channel used by the terminal equipment to perform searching and identification (3rd step) as well as channel tracking and channel estimation. (…) The CPICH is transmitted continuously (100% duty cycle)
(…)
The continuous common pilot can, in many cases, be used by the UE to perform part or all of the channel estimation. (…)”
2.13.
Asus heeft in de conclusie van antwoord/ eis in reconventie (randnummers 303 e.v.) een toelichting gegeven op Alcatel. Deze toelichting houdt onder meer in:
“304. De doelstelling van de Alcatel bijdrage is aldus om specifieke delen aan te geven van de op dat moment actuele versie van de UMTS-standaard die wijziging behoeven teneinde de aanbevelingen van de OHG-groep te implementeren:(…)
305. Een van de belangrijkste aanbevelingen voor implementatie in de UMTS-standaard, betreft een vermindering van het aantal slots per frame van 16 naar 15:(…)
306. Een vermindering van het aantal slots per frame heeft een direct effect op het aantal informatiebits dat per frame kan worden verzonden. In het UMTS-systeem geeft de zogenaamde spreidingsfactor (meestal aangegeven met de afkorting SF) aan op hoeveel chips een informatiebit is gemapt. Een spreidingsfactor van bijvoorbeeld SF = 256, houdt in dat 256 chips nodig zijn om een informatiebit te transporteren. Typische spreidingsfactoren in een UMTS-systeem liggen tussen SF = 4 en SF = 512.
(…)
308. Toen de versie van de UMTS-standaard die op het moment van deze aanbevelingen van kracht was, kon derhalve met 16 slots per frame (een framelengte van 10 ms), 20 informatiebits per slot en per frame een totaal van 320 informatiebits worden verzonden bij een spreidingfactor van SF = 256 (16 slots x 20 informatiebits). De verschillende distributiepatronen van de bits in elk frame en elk slot van de DPCH voor het neergaande kanaal DPCH (bestaande uit een DPCCH-kanaalgedeelte en een DPDCH-kanaalgedeelte) worden in tabel 9 van TS 25.211 weergegeven voor het neergaande kant (pag. 18):” [dit is de tabel in r.o. 2.10.3, Rb].
2.14.
Tot de stand van de techniek op de prioriteitsdatum van EP 659 behoort ook een bijdrage van Nortel Networks ten behoeve van werkgroepbijeenkomst 34 van de TSG-RAN Working Group 1, van 6-10 oktober 2003 in Seoul, Zuid-Korea, met aanduiding R1-031073 en titel: “Fractional dedicated physical channel, discussion on multiplexing options” (hierna: Nortel 2). In Nortel 2 wordt, in de context van de standaardisatie van het HSDPA-protocol, een voorstel voor de inrichting van het downlink fractional dedicated channel gedaan. Nortel 2 bevat onder meer de volgende passages:
1. Introduction
During RAN1#32, R1-030546 was presented which introduced the fractional dedicated physical channel concept. This concept allows to reduce the code consumption of HSDPA data-only users allowing to time multiplex several users on the same code channel.In this contribution, we present further details and implementation options of the proposed scheme with a particular focus on inner loop power control.
(…)
2. Principles and summary of the proposal
(…)
The objective of this proposal is to share given codes among HSDPA users to allow more users to share the same resource with the following requirements
(…).
In order to fulfil these requirements:
UE specific TPC bits are needed to keep the UL power control loop for each UE
Pilot bits are needed to allow the Fractional dedicated physical channel to be power controlled and allow DL synchronisation to be maintained by each UE.
The fractional dedicated channel can thus be seen as a shared power control channel i.e. one code is shared between different users to carry power control and pilot bits.
(…)
3. Fractional dedicated physical channel (F-DPCH) multiplexing options and impact on power control loops In the previous meeting, a possible structure was presented where for each UE the F-DPCH carries pilot and TPC bits (…). For simplification reasons no particular attention had been paid to the timing structure. In the following, several alternatives are presented and their respective impact on inner and outer loop control are discussed:
- Option 1 : pilot position is unchanged, TPC bits are advanced in time
- Option 2 : TPC position is unchanged, pilots are advanced in time
- Option 3 : same as current
The corresponding slotstructures are presented below
(…)
3.3.
Option 3 : Same slot structure as the current one is kept
The main advantage with this approach is that UL and DL power control loop are not affected at all. However since there is a fixed time offset between pilot and TPC field intended for a given UE, this option will considerably limit the number of UE which can be multiplexed in the same time slot duration.
At SF = 128 there are 28 bits between TPC and pilot bits, this limits the number of Ues which can be multiplexed in a one time slot duration to 2.With option 3 it seems the gain in terms of OVSF codes consumption is lost i.e. 2 Ues on 1 SF = 128 F-DPCH code is equivalent to 2 Ues on SF = 256 dedicated codes (carrying only DCCH signalling).
2.15.
Philips heeft ten behoeve van de onderhavige procedure een eerste en tweede hulpverzoek geformuleerd, waarop zij in conventie en reconventie een beroep doet.
2.15.1.
In het eerste hulpverzoek (hulpverzoek I) zijn de conclusies 1, 3, 5, 6 en 8 als volgt gewijzigd (wijzigingen onderstreept of doorgehaald).
1. A mobile station (200) for use in a communication system having a base station (100), the mobile station (200) comprising: receiver means (220) for receiving from the base station (100) a first downlink signal on a downlink fractional dedicated channel consisting only of non-predetermined data values multiplexed between users, measurement means (250) for measuring a parameter of the received first downlink signal; power control means (230) for generating first power control commands in response to the measured parameter; and transmitter means (240) for transmitting the first power control commands to the base station (100); wherein the measurement means (250) is adapted to measure the parameter of the first downlink signal while the first downlink signal is modulated with the non-predetermined data values and is subjected to transmit power control in accordance with the first power control commands, and wherein the non-predetermined data values consist of second power control commands.
3. A mobile station as claimed in claim 1 or 2, wherein the power control means (230) is adapted to decode the non-predetermined data values of the received first downlink signal comprising second power control commands and to adjust the transmission power of the transmitter in accordance with the decoded second power control commands.
5. A radio communication system as claimed in claim 4, the base station (100) comprising a receiver means (120) for receiving the first power control commands and a transmitter means (140) for transmitting the first downlink signal modulated with non-predetermined data values, and subjected to transmit power control in accordance with the first transmit power control commands, wherein the first downlink signal is transmitted on a downlink fractional dedicated channel consisting only of non-predetermined data values multiplexed between users, and wherein the non-predetermined data values consist of second power control commands.
6. A method of operating a communication system comprising a base station (100) and at least one mobile station (200), comprising at the base station (100), receiving first power control commands transmitted by the mobile station (200) and transmitting a first downlink signal modulated with non-predetermined data values, and subjected to transmit power control in accordance with the first transmit power control commands, wherein the first downlink signal is transmitted on a downlink fractional dedicated channel consisting only of non-predetermined data values multiplexed between users andat the mobile station (200) receiving a first downlink signal, measuring a parameter of the first downlink signal modulated with the non-predetermined data values, generating the first power control commands in response to the measured parameter, and transmitting the first power control commands, wherein the first downlink signal is received on the downlink fractional dedicated channel consisting only of non-predetermined data values multiplexed between users, and wherein the non-predetermined data values consist of second power control commands.
8. A method as claimed in claim 6 or 7, comprising at the base station (100), arranging for the non-predetermined data values to comprise second power control commands and, at the mobile station (200), decoding the second power control commands and adjusting the transmit power of the mobile station (200) in accordance with the second power control commands.
2.15.2.
Conclusies 1 en 3 van hulpverzoek I luiden in de Nederlandse vertaling:
1. Mobiel station (200) voor gebruik in een communicatiesysteem met een basisstation
(100), waarbij het mobiele station (200) het volgende omvat:
ontvangmiddelen (220) voor het ontvangen van een eerste neergaand signaal van het
basisstation (100) op een neergaand fractioneel functiegebonden kanaal uitsluitend
bestaande uit niet vooraf bepaalde gegevenswaarden die tussen gebruikers gemultiplext
zijn,
meetmiddelen (250) voor het meten van een parameter van het ontvangen eerste
neergaande signaal,
vermogensbesturingsmiddelen (230) voor het opwekken van eerste
vermogensbesturingscommando’s in reactie op de gemeten parameter en
zendmiddelen (240) voor het verzenden van de eerste vermogensbesturingscommando’s
naar het basisstation (100);
waarbij de meetmiddelen (250) zijn ingericht voor het meten van de parameter van het
eerste neergaande signaal terwijl dit het eerste neergaande signaal gemoduleerd wordt
met de niet vooraf bepaalde gegevenswaarden en aan een
transmissievermogensbesturing onderworpen wordt overeenkomstig de eerste
vermogensbesturingscommando’s, en
waarin de niet vooraf bepaalde gegevenswaarden bestaan uit tweede
vermogensbesturingscommando’s.
3. Mobiel station volgens conclusie 1 of 2, waarbij de vermogensbesturingsmiddelen (230)
ingericht zijn voor het decoderen van de niet vooraf bepaalde gegevenswaarden die
tweede vermogensbesturingscommando’s omvatten en voor het aanpassen van het
zendvermogen van de zendmiddelen overeenkomstig de gedecodeerde tweede
vermogensbesturingscommando’s.
2.15.3.
In het tweede hulpverzoek (hulpverzoek II) is ten opzichte van hulpverzoek I, als laatste maatregel aan conclusies 1, 5 en 6 toegevoegd (onderstreept):
…second power control commands and wherein the downlink fractional dedicated channel is a fractional control channel in UMTS FDD mode having a spreading factor of 256 and comprising ten symbols per slot, such that one slot can support ten users with one symbol per TPC command.
In de Nederlandse vertaling:
... tweede vermogensbesturingscommando’s en waarin het neergaand fractioneel functiegebonden kanaal een fractioneel besturingskanaal in UMTS FDD-modus is met een spreidingsfactor van 256 en omvattende tien symbolen per venster, zodanig dat één venster tien gebruikers kan ondersteunen met één symbool per TPC commando.
3. Het geschil
in conventie in de hoofdzaak en in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening
3.1.
Philips vordert samengevat - zowel provisioneel als in de hoofdzaak -
i) een verbod op betrokkenheid van Asus bij (directe en/of indirecte) inbreuk op EP 659
en voorts in de hoofdzaak ii) een verklaring voor recht dat de producten van Asus met HSDPA functionaliteit (hierna: Asus-producten) onder de beschermingsomvang van EP 659 vallen, iii) een bevel tot het doen van opgave van de afnemers van Asus-producten
iv) een bevel tot het sturen van een nader omschreven rectificatiebrief aan deze afnemers, alsmede v) een bevel tot vernietiging van (promotiemiddelen voor) Asus-producten, `
vi) veroordeling van Asus tot vergoeding van bij staat op te maken schade en/of tot afdracht van door Asus genoten winst, vermeerderd met wettelijke rente vii) een bevel tot het afleggen van rekening en verantwoording over de winst viii) veroordeling van Asus tot het betalen van een dwangsom bij niet nakoming van het hiervoor bedoelde verbod - zowel provisioneel als in de hoofdzaak - en bij niet nakoming van voornoemde bevelen, met veroordeling van Asus in de op de voet van artikel 1019h Rv te begroten proceskosten in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening en in de hoofdzaak en uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis.
3.2.
Philips legt aan haar vorderingen samengevat ten grondslag dat Asus zich bezighoudt met het aanbieden, verkopen en leveren in Nederland van verschillende mobiele telefoons, smartphones en tablets die voldoen aan het HSDPA-protocol van de UMTS-standaard, waardoor zij inbreuk maakt op de conclusies van EP 659 zoals verleend, subsidiair op de conclusies zoals geformuleerd in de hulpverzoeken, aangezien de kenmerken van deze conclusies in dat protocol zijn geïmplementeerd.
3.3.
Asus voert gemotiveerd verweer. Zij stelt samengevat dat van inbreuk geen sprake kan zijn omdat EP 659 nietig is vanwege een gebrek aan nieuwheid althans inventiviteit, de conclusies volgens de hulpverzoeken evenmin inventief zijn en daarnaast onduidelijkheden en toegevoegde materie bevatten dan wel niet nawerkbaar zijn, dat Philips de inbreuk voorts niet heeft bewezen dan wel onvoldoende heeft onderbouwd en dat - zelfs als het voorgaande anders zou zijn - Philips geen verbodsvordering en vorderingen tot recall en vernietiging toekomen, omdat Philips als SEP11.-houder misbruik maakt van haar machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU12.door Asus geen licentie onder FRAND-voorwaarden aan te bieden.
in conventie in het exhibitie incident
3.4.
Ter staving van het verweer dat Philips’ licentie-aanbod niet FRAND is, vordert Asus samengevat dat haar toestemming wordt verleend tot het op een nader omschreven wijze verkrijgen van inzage in, afschrift en/of uittreksel van (licentie)overeenkomsten die Philips met betrekking tot het octrooi met andere partijen heeft gesloten (de “Bescheiden” genoemd in randnummer 508 van de conclusie van antwoord), een en ander met veroordeling van Philips in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.5.
Asus legt hieraan ten grondslag dat zij op grond van artikel 843a Rv recht heeft op de gevorderde exhibitie, omdat zij i) de Bescheiden nodig heeft om met zekerheid vast te stellen of het aanbod van Philips discriminerend is, zoals zij vermoedt, ii) het gaat om een nauwkeurig bepaalde groep van bestaande documenten en iii) er gelet op de tussen Philips en Asus aanhangige procedure, het onrechtmatig handelen van Philips en haar misbruik van machtspositie, sprake is van een voor de inzage vereiste rechtsbetrekking. Primair verzoekt Asus de gevraagde stukken, met inachtneming van enkele maatregelen om de vertrouwelijkheid te garanderen, aan haar af te geven, subsidiair aan een onafhankelijke derde.
3.6.
Philips voert gemotiveerd verweer.
in reconventie
3.7.
Op grond van haar stelling dat EP 659 nietig is, vordert Asus dat de rechtbank bij zoveel mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, het Nederlands deel vanEP 659, althans conclusies 1, 2 en 3 daarvan vernietigt, met veroordeling van Philips in de proceskosten begroot op de voet van artikel 1019h Rv, vermeerderd met wettelijke rente.
3.8.
Philips voert gemotiveerd verweer.
3.9.
Op de stellingen van partijen in conventie en reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Geldigheid van EP 695 4.1. Ten behoeve van de bespreking van de geldigheid van EP 659 worden de conclusies 1 en 3 als verleend in navolging van partijen onderverdeeld in de kenmerken 1.1 tot en met 1.713.respectievelijk 3.1 en 3.2, als onderstaand weergegeven. Aan conclusie 1 heeft de rechtbank ten behoeve van de bespreking ook de extra kenmerken van de hulpverzoeken (in cursief) toegevoegd waarbij de toegevoegde kenmerken van hulpverzoek I en hulpverzoek II respectievelijk zijn aangeduid met I (a, b) en II.
Conclusie 1 (als verleend en conform hulpverzoeken):
1.1
Mobiel station (200) voor gebruik in een communicatiesysteem met een basisstation (100), waarbij het mobiele station (200) het volgende omvat:
1.2
ontvangmiddelen (220) voor het ontvangen van een eerste neergaand signaal van het basisstation
Ia op een neergaand fractioneel functiegebonden kanaal uitsluitend bestaande uit niet vooraf
bepaalde gegevenswaarden die tussen gebruikers gemultiplext zijn,
1.3 (100)
(100) meetmiddelen (250) voor het meten van een parameter van het ontvangen eerste neergaande signaal,
1.4
vermogensbesturingsmiddelen (230) voor het opwekken van eerste vermogensbesturingscommando’s in reactie op de gemeten parameter
1.5
en zendmiddelen (240) voor het verzenden van de eerste vermogensbesturingscommando’s naar het basisstation (100);
1.6
waarbij de meetmiddelen (250) zijn ingericht voor het meten van de parameter van het eerste neergaande signaal terwijl dit (dit het) eerste neergaande signaal gemoduleerd wordt met (de) niet vooraf bepaalde gegevenswaarden
1.7
en aan een transmissievermogensbesturing onderworpen wordt overeenkomstig de eerste vermogensbesturingscommando’s,
Ib en waarin de niet vooraf bepaalde gegevenswaarden bestaan uit tweede
vermogensbesturingscommando’s
II en waarin het neergaand fractioneel functiegebonden kanaal een fractioneel besturingskanaal in
UMTS FDD-modus is met een spreidingsfactor van 256 en omvattende tien symbolen per venster, zodanig dat één venster tien gebruikers kan ondersteunen met één symbool per TPC commando.
Conclusie 3 (als verleend):
3.1
Mobiel station volgens conclusie 1 of 2;
3.2
waarbij de vermogensbesturingsmiddelen (230) ingericht zijn voor het decoderen van de niet
vooraf bepaalde gegevenswaarden die tweede vermogensbesturingscommando’s omvatten en voor het aanpassen van het zendvermogen van zendmiddelen overeenkomstig de gedecodeerde tweede vermogensbesturingscommando’s.
4.2.
Op deze plaats wordt voorts opgemerkt dat partijen het er over eens zijn dat test- of pilootsymbolen volgens EP 659 als vooraf bepaalde gegevenswaarden hebben te gelden en
dat TPC commando’s en TFCI symbolen geen vooraf bepaalde gegevenswaarden zijn. Waar partijen spreken over een of meerdere symbolen doelen zij blijkens de stukken op symbolen bestaande uit twee bits. In het navolgende wordt daarvan uit gegaan.
- conclusies als verleend
4.3.
Aan haar standpunt dat het Nederlandse deel van EP 659 ongeldig is, legt Asus in de eerste plaats ten grondslag dat de conclusies 1, 2 en 3 - in het verlengde daarvan conclusies 4 tot en met 8 -, geopenbaard zijn in Nortel 1, zodat deze niet nieuw zijn. De rechtbank volgt Asus in dit standpunt, op de hierna te noemen gronden.
4.4.
Asus heeft voorop gesteld dat Nortel 1 moet worden gelezen tegen de achtergrond van TS 25.211 en Alcatel, nu in Nortel 1 expliciet naar deze documenten wordt verwezen en deze daarom met Nortel 1 als één openbaarmaking hebben te gelden. Philips heeft dat niet weersproken.
4.5.
Asus heeft vervolgens gemotiveerd betoogd dat alle kenmerken van conclusie 1 zoals verleend geopenbaard zijn in Nortel 1 gelezen in samenhang met TS 25.211 (inclusief de in bijlage A daarvan beschreven vermogensbesturing). Samengevat stelt zij dat hierin een neergaand DPCH kanaal tussen een basisstation en een mobiel station wordt beschreven, waarbij het mobiele station op basis van de op het DPCCH-kanaalgedeelte ontvangen bits (zijnde het eerste neergaande signaal), een meting van de verhouding tussen signaal en interferentie (hierna: SIR-meting) verricht (zijnde de parameter van het eerste neergaande signaal), welke SIR-meting bestemd is voor het opwekken van TPC commando’s (zijnde de eerste vermogensbesturingscommando’s) die door het mobiele station naar het basisstation worden verzonden in het TPC-veld van een opgaand DPCCH kanaal. Gelet op het feit dat in Nortel 1 onder meer een slotstructuur wordt voorgesteld voor het DPCCH-kanaalgedeelte van het neergaande DPCH-kanaal met 2 TPC bits, 2 TCFI bits en geen pilootbits (optie 3 van Nortel 1), wordt het mobiele station geacht de SIR-meting tot die bits te beperken. Daaruit volgt dat de SIR van het neergaande DPCH-kanaal in dat geval wordt gemeten terwijl de DPCH uitsluitend14.wordt gemoduleerd met niet vooraf bepaalde gegevenswaarden. De meting vindt voorts plaats terwijl het neergaande DPCH-kanaal wordt onderworpen aan vermogensbesturing in overeenstemming met de TPC-commando’s die door het mobiele station zijn verzonden. Het voorgaande veronderstelt noodzakelijkerwijs de aanwezigheid van geschikte ontvang-, meet, vermogensbesturings- en zendmiddelen als genoemd in conclusie 1, aldus Asus.
4.6.
Dat de vermogensbesturings- en zendmiddelen van het mobiele station tevens zijn ontworpen in overeenstemming met conclusie 3 van EP 659, volgt volgens Asus uit het feit dat de in optie 3 (alsook in optie 1) van Nortel 1 voorgestelde slotstructuur met TPC-bits een SIR-meting op basis van die bits meebrengt en die bits een vermogensbesturingcommando van het basisstation naar het mobiele station transporteren, waarop het mobiele station, zoals blijkt uit bijlage A bij TS 25.211, met een overeenkomstige aanpassing van het transmissievermogen van het opgaande kanaal DPCCH reageert.
4.7.
Asus heeft daarnaast gemotiveerd betoogd dat Nortel 1, mede gelet op het daarvan deel uitmakende Alcatel document en het daarin geopenbaarde nieuwe pilootkanaal CPICH, conclusie 2 openbaart.
4.8.
Philips heeft tegenover voormelde betogen slechts gesteld dat Nortel 1 niet openbaart dat i) een eerste neergaande signaal uitsluitend is gemoduleerd met tweede TPC commando’s; ii) de kwaliteit van het eerste neergaande signaal wordt vastgesteld op basis van de meting van het (hierin uitsluitend voorkomende) TPC-commando en iii) een eerste TPC commando wordt gegenereerd in reactie op de uitkomst van voornoemde meting van het tweede TPC commando, één en ander als bedoeld in de kenmerken 1.3, 1.6 en 1.4 jo. 3.2. van conclusies 1 en 3. Zij heeft ter toelichting van deze punten aangevoerd dat het in Nortel 1 als optie 1 genoemde DPCCH kanaal met uitsluitend TPC commando’s van de hand wordt gewezen, terwijl in de overige opties van Nortel 1- in het bijzonder de ‘acceptabele’ opties 2 en 3 - i) het DPCCH kanaal naast TPC commando’s ook pilootsymbolen of TFCI symbolen bevat; ii) naast TPC commando’s ook pilootsymbolen of TFCI symbolen in de meting worden betrokken en iii) een eerste TPC commando wordt gegenereerd op basis van een meting van TPC commando’s met ofwel pilootsymbolen ofwel TCFI symbolen.
4.9.
Dit verweer, waarmee Philips zich feitelijk alleen op de nieuwheid van conclusie 3 beroept, meer specifiek op kenmerk 3.2, faalt. Philips gaat er daarbij namelijk vanuit dat kenmerk 3.2 zo moet worden gelezen dat de onder de daarin genoemde “niet vooraf bepaalde gegevenswaarden die tweede vermogensbesturingscommando’s omvatten”(“non-pre-determined data values comprising second power control commands”) uitsluitend TPC commando’s moeten worden verstaan.15.Die lezing is evenwel te beperkt, gelet op de betekenis van de term ‘comprising’ (omvatten). Asus heeft met verwijzing naar de door het Europees Octrooibureau gehanteerde Guidelines for Examination16.aangevoerd dat die term de mogelijkheid openlaat dat er nog andere kenmerken zijn, met andere woorden, dat de niet vooraf bepaalde gegevenswaarden niet enkel door TPC commando’s hoeven te zijn gevormd, maar daarnaast ook uit andere symbolen kunnen bestaan. Philips heeft dat op haar beurt - terecht - niet weersproken. Dat geldt overigens te meer nu de door Asus’ voorgestane betekenis van ‘comprising’ expliciet in paragraaf [0036] van EP 659 is opgenomen (zie r.o.2.8). Kenmerk 3.2 sluit derhalve niet uit dat de daarin genoemde niet vooraf bepaalde gegevenswaarden (bijvoorbeeld) ook door TFCI symbolen worden gevormd.
4.10.
Gelet op het voorgaande gaat het in r.o. 4.8 weergegeven verweer van Philips met betrekking tot (in ieder geval) optie 3 van Nortel 1, bestaande uit een slotstructuur voor het DPCCH van TCFI- en TPC symbolen, niet op. Daarom en omdat Philips de nieuwheid van conclusie 3 niet met enig ander argument heeft verdedigd, wordt met Asus geoordeeld dat (in ieder geval) optie 3 in Nortel 1 nieuwheidsschadelijk is voor conclusie 3 van EP 659 als verleend. Deze conclusie is dus ongeldig. In gelijke zin oordeelde het Landgericht Mannheim op 11 november 2016, die de inbreukzaak daarom schorste in afwachting van de nietigheidsprocedure bij het Bundespatentgericht. Voor de andere conclusies van EP 659 geldt evenzeer dat deze ongeldig zijn, nu Philips tegen het gemotiveerd gestelde gebrek aan nieuwheid daarvan geen (ander) verweer heeft gevoerd.
- conclusies volgens hulpverzoek I
4.11.
Asus’ betoog dat conclusie 1 volgens hulpverzoek I evenmin geldig is omdat deze conclusie inventiviteit ontbeert, slaagt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.12.
Bij de beoordeling van de inventiviteit gaat de rechtbank uit van dePSA17.-methode. Wat betreft de meest nabije stand van de techniek gaat de rechtbank uit van het door Philips overgelegde document Nortel 2, waarop Asus zich ter zitting heeft beroepen en waarvan Philips niet betwist dat dit als meest nabije stand van de techniek kan worden aangemerkt.18.Partijen hanteren een iets andere definitie van de gemiddelde vakman. Voor zover Asus ingang wil doen vinden dat deze vakman betrokken is bij de ontwikkeling en standaardisatie van telecommunicatietechnologie, wordt zij daarin niet gevolgd, omdat
- zoals Philips terecht stelt - de gemiddelde vakman iedere inventieve gedachte moet worden ontzegd. Voor het overige heeft Philips de juistheid van de definitie van Asus, die verder ook niet wezenlijk van de hare lijkt te verschillen, niet weersproken. Gelet hierop kan de gemiddelde vakman worden gedefinieerd als een gekwalificeerde technicus in radiocommunicatietechnologie met een aantal jaren professionele ervaring die in staat is de betreffende standaarden te lezen, begrijpen en toe te passen.
4.13.
In conclusie 1 van hulpverzoek I is ten opzichte van conclusie 1 als verleend kort gezegd de beperking opgenomen dat de niet vooraf bepaalde gegevenswaarden uitsluitend uit TPC commando’s bestaan (kenmerk Ib) en dat deze worden verzonden op een neergaand fractioneel functiegebonden kanaal en worden gemultiplext tussen gebruikers (kenmerk Ia).
4.14.
Nortel 2 ziet op de inrichting van een neergaand fractioneel functiegebonden kanaal volgens het HSDPA-protocol, te weten het downlink dedicated fractional channel
(F-DPCH). In de in Nortel 2 weergegeven opties voor slotstructuren van dit fractionele kanaal worden naast TPC bits, pilootbits verzonden. Niet in geschil is dat dit het enige verschil is tussen Nortel 2 en conclusie 1 van het hulpverzoek: het fractionele kanaal volgens Nortel 2 bevat ook pilootbits, terwijl het fractionele kanaal volgens conclusie 1 uitsluitend TPC bits bevat (kenmerk Ib).
4.15.
Het technisch effect van deze verschilmaatregel is, zoals Asus onweersproken heeft aangevoerd, dat er bij het fractioneel kanaal volgens het octrooi meer systeemruimte is, zodat er meer gebruikers op dat kanaal kunnen worden toegelaten. Een ander technisch effect is door partijen niet gesteld.19.
4.16.
Daarvan uitgaande, kan het probleem worden geformuleerd als de vraag hoe meer systeemruimte in het F-DPCH kanaal kan worden verkregen zodat meer gebruikers tot dat kanaal kunnen worden toegelaten. Philips heeft dit door Asus in gelijke zin geformuleerde probleem20.niet weersproken.
4.17.
Zoals Asus voorts onweersproken heeft aangevoerd, zal de vakman - gegeven de noodzakelijkheid in het F-DPCH kanaal van TPC-bits voor de vermogensbesturing - met name onderzoeken of hij pilootbits in het kanaal kan missen. Met Asus is de rechtbank van oordeel dat de gemiddelde vakman die alsdan naar Nortel 1 kijkt, de oplossing voor voornoemd probleem daarin zonder uitvinderswerkzaamheid zal vinden. Nortel 1 gaat over de vraag hoeveel pilootsymbolen (of liever: bits) in de DPCCH nodig zijn om een schatting te kunnen maken van de signaal-ruisverhouding van het kanaal. De gemiddelde vakman ziet aan opties 1 en 3 van Nortel 1 dat het kanaal daartoe zonder pilootbits kan worden ingericht.
4.18.
De suggestie in Nortel 2 dat pilootbits nodig zijn voor i) vermogensbesturing en ii) downlink synchronisatie (“Pilot bits are needed to allow the Fractional dedicated physical channel to be power controlled and allow DL synchronisation to be maintained by each UE”), doet aan vorenbedoeld inzicht niet af, nu Nortel 1 met genoemde opties 1 en 3 immers direct en ondubbelzinnig leert dat enkel voor de vermogensbesturing en daarvoor uit te voeren SIR-meting (waarop de conclusie ziet), geen pilootsymbolen in het kanaal nodig zijn.
4.19.
Philips’ betoog dat optie 1 in Nortel 1 wordt afgewezen omdat de SIR-meting op basis van één, uit twee bits bestaand TPC symbool niet tot een accurate kwaliteitsmeting van het kanaal zou leiden (“for power control from the DPCCH, the estimate will not be that accurate with only one symbol (the TPC symbol). This leaves us with Options 2 and 3”, zie r.o. 2.11.1) kan aan het voorgaande evenmin afdoen. Daargelaten of juist is dat een vakman optie 1 om die reden geheel ter zijde zal laten - Asus bestrijdt dat - stuit dit betoog reeds op het navolgende af. Conclusie 1 van het hulpverzoek is niet beperkt tot niet vooraf bepaalde gegevenswaarden bestaande uit slechts één twee-bits TPC commando. De conclusie sluit niet uit dat de niet vooraf bepaalde gegevenswaarden uit bijvoorbeeld meer TPC symbolen bestaan (zie ook paragraaf [0035] van het octrooi). Optie 3 van Nortel 1 betreft een slotstructuur met 4 bits (2x TPC en 2x TFCI) en duidelijk is dat deze optie niet wordt afgewezen. Zoals ter zitting onweersproken door Asus is aangevoerd, hebben de 2 TFCI bits in optie 3 in het kader van de SIR-meting geen andere relevantie dan de 2 TPC bits in die optie (vgl. ook de verklaring van Asus’ deskundige dr. Camp GP43, nr. 54). De vakman zal daarom begrijpen dat de SIR-meting in ieder geval ook op 4 TPC bits kan worden verricht. Ervan uitgaande dat in Nortel 2 wordt geleerd dat naast het TPC-symbool van 2 bits ook nog 2 tot 4 pilootsymbolen (4-8 bits) nodig zijn, zoals Philips stelt21., wordt derhalve ook in een structuur met 4 TPC bits en met weglating van de pilootbits, systeemruimte gecreëerd (en het probleem opgelost). Hierbij komt dat een vakman zal onderkennen uit Nortel 2, gelezen in samenhang met Nortel 1, dat de pilootbits vooral van belang zijn voor de synchronisatie (fasereferentie, pleitnota Asus nr. 116 en pleitnota Philips nr. 171) en niet zozeer voor de vermogensbesturing, waar de conclusies (ook die van het hulpverzoek) op zien. Overigens blijkt ook uit het handboek van Holman en Toskala, hoofdstuk 13.6.1, dat pilootsymbolen niet noodzakelijk zijn voor de SIR-schatting: “In the MC mode the pilot symbols do not exist on the dedicated channel. Thus the only symbols that can be used to aid the SIR estimation are the power control symbols as they preserve the power level unchanged with respect to change in the data rate”. Het argument van Philips dat Nortel 2 leert dat pilootsymbolen noodzakelijk zijn voor de fasereferentie en daarom niet weg zouden mogen worden gelaten, zo begrijpt de rechtbank althans nr. 179 van haar pleitnota, snijdt geen hout omdat de conclusies gebruik van pilootsymbolen, anders dan op het fractionele kanaal, voor fasereferentie niet uitsluiten. Als gezegd, de conclusies zien op de vermogensbesturing.
4.20.
Conclusie 1 volgens hulpverzoek I is dus niet inventief. Hieruit volgt dat ook de overige conclusies van hulpverzoek I niet geldig zijn.
- conclusies volgens hulpverzoek II
4.21.
Hulpverzoek II voegt aan de conclusies van hulpverzoek I het kenmerk toe dat het fractionele functiegebonden kanaal een fractioneel besturingskanaal in UMTS FDD mode is met een spreidingsfactor van 256 en omvattende tien symbolen per venster, zodat één venster tien gebruikers kan ondersteunen, met één symbool per TPC commando. Deze maatregel is rechtstreeks uit Nortel 2 af te leiden. Niet betwist is immers dat in Nortel 2 een fractioneel besturingskanaal wordt geopenbaard in UMTS FDD mode met een spreidingsfactor van 256 en het gebruik van 2560 chips. Dat betekent, naar niet in geschil is, dat een slot (venster) 10 symbolen bevat (2560 chips per slot/256), ofwel 20 bits.22.Bij weglating van pilootsymbolen (zie hiervoor) stelt de vakman zonder undue burden vast dat het kanaal met alsdan uitsluitend twee-bits TPC symbolen, ruimte biedt aan maximaal 10 gebruikers.23.Gelet hierop valt niet in te zien dat het kenmerk de conclusies inventiviteit kan verschaffen.
4.22.
Voor zover Philips ook in deze context aanvoert dat meting aan de hand van slechts één twee-bits TPC symbool tot een ontoereikende SIR meting leidt (en daarom een vakman zou worden weerhouden om slechts twee bits TPC te gebruiken, zo begrijpt de rechtbank), wordt het betoog gepasseerd. Asus heeft terecht aangevoerd dat ook het octrooi niets leert over dat en waarom dat probleem bij het octrooi niet evenzeer speelt, of anders gezegd, het octrooi dat probleem niet oplost. Bovendien is het effect van de maatregel (minder goede SIR schatting maar meer gebruikers) geheel volgens verwachting van de vakman en kan daaraan om die reden geen inventiviteit worden ontleend. Zie in dit verband de case law 2016 van de TBA, p. 226:
In T 204/06 the board recalled that the "could-would approach" involves asking whether the skilled person would have - as opposed to could have - taken a certain step towards the invention in expectation of some improvement or advantage (T 2/83, OJ 1984, 265).This approach should not be taken to mean that inventions involving known design choices are non-obvious if only the number of choices is sufficiently great. It does imply, however, that if the skilled person expects some advantage of each feature in a claim and obtains no more than this advantage, then the claimed feature combination is obvious. It follows that any combination of features having known advantages (and disadvantages) is obvious unless it provides an unexpected effect (see also T 2044/09).
4.23.
Hieruit volgt dat EP 659 ook niet met de gewijzigde conclusies volgens hulpverzoek II in stand kan worden gehouden. Dit leidt tot de slotconclusie dat EP 659 nietig is. De overige stellingen en weren ten aanzien van de geldigheid van EP 659 behoeven gelet hierop geen bespreking.
Slotsom conventie
4.24.
Omdat op een nietig octrooi geen inbreuk kan worden gemaakt, moeten de vorderingen van Philips in de hoofdzaak alsook in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening worden afgewezen. De andere niet-inbreuk verweren van Asus behoeven daarom geen bespreking meer, net zo min als haar FRAND-verweer. Daaruit volgt dat Asus in deze zaak geen belang meer heeft bij het ter staving van haar FRAND-verweer voor dit octrooi opgeworpen exhibitie incident. Haar vorderingen in dat incident zullen daarom worden afgewezen. Een en ander betekent ook dat het door Philips ter zitting van 9 maart 2017 (in het kader van het FRAND-pleidooi) gemaakte bezwaar tegen een (mogelijk) beroep van Asus op andere rechtsgronden dan artikel 102 VWEU, geen bespreking behoeft.
4.25.
Gelet op het voorgaande wordt Philips in de hoofdzaak en in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij en wordt Asus in het exhibitie incident aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij.
4.26.
Ter toelichting op de proceskostenafspraak (zie onder procesverloop), hebben partijen ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat deze geldt ongeacht de toepasselijkheid van artikel 1019h Rv. De rechtbank gaat ervan uit dat er geen kosten zijn toe te rekenen aan het incident tot het treffen van een provisionele voorziening en dat partijen het aan de rechtbank overlaten om een onderverdeling ten behoeve van de procedures in conventie en reconventie te maken (een en ander in lijn met wat partijen daarover in de zaak met nummer 512839 hebben opgemerkt). De rechtbank zal gelet op het vorenstaande de kosten voor het betreffende incident op nihil begroten en de kosten die volgens partijen zijn gemaakt ten behoeve van de geldigheid (in totaal € 150.000,-) bij helfte over de procedure in de hoofdzaak in conventie en de procedure in reconventie verdelen, derhalve € 75.000,- per procedure. De kosten in de hoofdzaak in conventie (geldigheid, inbreuk en FRAND-verweer) bedragen dan in totaal € 220.000,- (€ 75.000,- + € 75.000 + € 70.000,-) en de kosten voor het exhibitie incident, conform opgave, € 25.000,-. Voor de kostenveroordeling betekent dit het volgende.
4.27.
Philips zal als de in de hoofdzaak in conventie in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Asus worden begroot op
€ 220.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als onweersproken gevorderd.
4.28.
Philips zal voorts als de in het ongelijk gestelde partij in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Asus worden begroot op nihil.
4.29.
Asus zal als de in het exhibitie incident als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Philips worden begroot op € 25.000,-.
4.30.
De kostenveroordelingen zullen in de hoofdzaak en in het exhibitie incident zoals gevraagd uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Slotsom reconventie
4.31.
De vordering van Asus zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.
4.32.
Philips zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld, die aan de zijde van Asus gelet op het hiervoor overwogene op
€ 75.000,- worden begroot, te vermeerderen met de wettelijke rente als onweersproken gevorderd. De kostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie in de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Philips in de proceskosten, aan de zijde van Asus begroot op
€ 220.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening
5.4.
wijst de vorderingen af;
5.5.
veroordeelt Philips in de proceskosten, aan de zijde van Asus begroot op
nihil;
in conventie in het exhibitie incident
5.6.
wijst het gevorderde af;
5.7.
veroordeelt Asus in de kosten van het incident, aan de zijde van Philips begroot op € 25.000,-;
5.8.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie in de hoofdzaak
5.9.
vernietigt het Nederlands deel van EP 659;
5.10.
veroordeelt Philips in de proceskosten, aan de zijde van Asus begroot op € 75.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.11.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman, mr. C.T. Aalbers en mr. ir. J.H.F. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2017.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑09‑2017
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Versneld regime in octrooizaken
Fair, Reasonable And Non-Discriminatory ook wel ‘RAND’
Universal Mobile Telecommunications System
Long-Term Evolution
European Telecommunication Standards Institute
Philips heeft ook procedures tegens Asus aanhangig gemaakt in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk met betrekking tot deze en andere octrooien.
High Speed Packet Access
Met “OHG” wordt - naar niet in geschil is - verwezen naar de Operators Harmonization Group, een werkgroep gericht op de compatibiliteit van de UMTS- en CDMA2000 standaard.
Standard-Essential Patent
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 2012/C 326/01
Kenmerken 1.6. en 1.7. zijn door Asus, anders dan door Philips, samengevoegd. De rechtbank houdt hier de onderverdeling van Philips aan.
Veronderstellenderwijs met Philips ervan uitgaande dat conclusie 1 als verleend al zou voorschrijven dat er uitsluitend met niet vooraf bepaalde waarden wordt gemoduleerd.
voetnoot 4 van Philips in de conclusie van antwoord in reconventie
Guidelines for Examination, 2016, Part F, Chapter IV, par. 4.21.
Problem and Solution Approach, Case Law EPO 2016, p. 161 e.v.
Zoals uit r.o. 1.2 slot blijkt is de inventiviteitsaanval van Asus vanuit Nortel 2 alleen voor de hulpverzoeken aanvaard.
Zo is geen beroep gedaan op de mogelijkheid meer symbolen voor het versturen van de TPC commando’s te gebruiken ter verhoging van de betrouwbaarheid daarvan, zoals in paragraaf [0035] van het octrooi bij wijze van voordeel is genoemd.
Pleitnota Asus, randnummer 170
Philips, pleitnota randnummer 170, vgl. ook de verklaring van haar deskundige Shad EP25, randnummer 34.
Zie de figuur uit Nortel 2 in r.o. 2.14 en rapport Van Looijengoed, GP45, randnummer 70 en Philips randnummer 139 pleitnota
Asus, pleitnota randnummer 88