NJB 2014/1919
Gebruik van verklaring van medeverdachte als bewijs in strijd met art. 301 lid 4 Sv: in casu heeft de verdachte geen rechtens te respecteren belang bij zijn klacht nu de verklaring die de medeverdachte in de onderhavige zaak als verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd in essentie overeen komt met de inhoud van de verklaring die hij als getuige ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd, terwijl de verdediging bovendien de gelegenheid heeft gekregen opmerkingen te maken en aan de medeverdachte vragen te stellen toen deze als getuige optrad
HR 14-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2969
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 oktober 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
13/01131
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2969, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑10‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1748, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑07‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑05‑2014
- Wetingang
(Sv art. 301)
Essentie
Gebruik van verklaring van medeverdachte als bewijs in strijd met art. 301 lid 4 Sv: in casu heeft de verdachte geen rechtens te respecteren belang bij zijn klacht nu de verklaring die de medeverdachte in de onderhavige zaak als verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd in essentie overeen komt met de inhoud van de verklaring die hij als getuige ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd, terwijl de verdediging bovendien de gelegenheid heeft gekregen opmerkingen te maken en aan de medeverdachte vragen te stellen toen deze als getuige optrad
Uitspraak
Inleiding:
Het middel klaagt dat het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.