ABRvS, 24-08-2016, nr. 201600487/1/R1
ECLI:NL:RVS:2016:2326
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
24-08-2016
- Zaaknummer
201600487/1/R1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2016:2326, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 24‑08‑2016; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 24‑08‑2016
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 25 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijmegen-Oost (Opusgebouw)" vastgesteld.
201600487/1/R1
Datum uitspraak: 24 augustus 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Vereniging van Eigenaren flatgebouw Bijleveldsingel / hoek Staringstraat te Nijmegen, gevestigd te Nijmegen (hierna: de VvE),
appellante,
en
de raad van de gemeente Nijmegen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijmegen-Oost (Opusgebouw)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de VvE beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De VvE en de raad hebben een nader stuk ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Haystack Holding B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juni 2016, waar de VvE, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. D. Pool, en de raad, vertegenwoordigd door drs. E.J.M.W. Waterval, K.J. Laumen MSc en B.L.T.M. Overes, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting Haystack Holding B.V., vertegenwoordigd door R.P.Th. Lubbers, gehoord.
Overwegingen
Het plan en voorgeschiedenis
1. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het Opusgebouw, een voormalige meisjesschool gelegen aan het Vierdaagseplein (voorheen: Julianaplein) in Nijmegen. Het plan voorziet in de herontwikkeling van het Opusgebouw tot een hotel van 105 kamers met bijbehorende horecagelegenheid. De VvE, die uit eigenaren van het appartementencomplex op de nabijgelegen Bijleveldsingel / hoek Staringstraat bestaat, maakt zich met name zorgen over de gevolgen voor de parkeergelegenheid van het plan ter plaatse van de woningen van haar leden.
2. Bij uitspraak van 26 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2726, (hierna: de uitspraak van 26 augustus 2015) heeft de Afdeling het besluit van 26 februari 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Nijmegen Oost -3 (Opusgebouw)" vernietigd. In die uitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen binnen 16 weken na de verzending van de uitspraak van 26 augustus 2015 een nieuw besluit te nemen. Met het besluit van 25 november 2015 heeft de raad beoogd te voldoen aan de in de uitspraak van 26 augustus 2015 opgenomen opdracht. Het besluit is zonder het opnieuw toepassen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vastgesteld.
Toetsingskader bestemmingsplan
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep van de VvE
Intrekking
4. Ter zitting heeft de VvE de beroepsgrond die ziet op de terinzagelegging van stukken, ingetrokken.
Afdeling 3.4
5. De VvE betoogt allereerst dat de voorbereidingsprocedure onjuist is verlopen, nu niet (opnieuw) een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 7 september 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU5143, staat het in geval van vernietiging van een besluit door de bestuursrechter het bevoegd gezag in beginsel vrij om bij het nemen van een nieuw besluit terug te vallen op de reeds gevoerde procedure die aan het vernietigde besluit ten grondslag lag, dan wel de gehele procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarin het uit een oogpunt van zorgvuldige voorbereiding van een besluit, mede gelet op de aard en ernst van de gebreken die tot vernietiging hebben geleid en het verhandelde in die eerste procedure, niet passend moet worden geoordeeld indien het bevoegd gezag ermee volstaat terug te vallen op de eerdere procedure en niet een nieuw ontwerpbesluit opstelt en ter inzage legt.
5.2. Ter reparatie van de gebreken in het besluit van 26 februari 2014 heeft de raad het aantal toegestane hotelkamers beperkt tot 105, de bestemming "Gemengd" gewijzigd in de meer beperkte bestemming "Horeca" en het bouwvlak voor de bestemming "Horeca" ten opzichte van de bestemming "Gemengd" verkleind. Voorts heeft de raad onderzoeken laten verrichten naar het aantal in de omgeving van het plangebied beschikbare parkeerplaatsen.
Gelet op de wijzigingen in het besluit ten opzichte van het ontwerpbesluit is geen sprake van een wezenlijk ander plan of van wijzigingen die niet als van ondergeschikte aard kunnen worden aangemerkt. Hierbij wordt van belang geacht dat de planologische mogelijkheden niet wezenlijk zijn gewijzigd, maar slechts zijn beperkt ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad ten onrechte ervan heeft afgezien om voor het nemen van het besluit een nieuw ontwerpbesluit ter inzage te leggen.
Het betoog faalt.
Behoefte
6. De VvE betoogt voorts dat de raad ten onrechte heeft nagelaten de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken te actualiseren. In dit verband wijst zij met name op het hotelsectoronderzoek, dat dateert van 2008. De VvE vraagt zich af of er nog wel behoefte is aan een groot hotel dat zich richt op het hoge segment, en vreest voor leegstand. Zij wijst in dit verband op de komst van het Van der Valk-hotel Nijmegen-Lent en de uitbreiding van hotel Manna.
6.1. Aan het plan zijn onder meer het "Hotelonderzoek 2008" van de afdeling Onderzoek & Statistiek van de gemeente Nijmegen uit maart 2008 (hierna: het Hotelonderzoek) en de "Toeristisch-recreatieve monitor Regio Arnhem Nijmegen 2011" uit mei 2012 in opdracht van het Regionaal Bureau voor Toerisme Arnhem Nijmegen (hierna: de toeristisch-recreatieve monitor) ten grondslag gelegd.
Uit het Hotelonderzoek blijkt dat het hotelaanbod in Nijmegen achterloopt op het hotelaanbod in andere steden. Het aantal beschikbare hotelkamers is volgens het Hotelonderzoek laag in vergelijking met andere steden, terwijl het aantal overnachtingen op de Nijmeegse hotelmarkt sterk is gestegen, met name in het toeristische deel van die markt.
Ook in de toeristisch-recreatieve monitor wordt een toename van het aantal overnachtingen in de regio Arnhem Nijmegen vermeld. In de toeristisch-recreatieve monitor wordt geadviseerd de groei en ontwikkeling van het verblijfstoerisme te faciliteren.
6.2. In de plantoelichting staat dat Nijmegen er na oplevering van het Hotelonderzoek in 2008 slechts beperkte hotelcapaciteit bij heeft gekregen. Het gaat daarbij met name om de komst van een klein stadhotel in het hogere segment en bed&breakfast. Met de realisatie van het Van der Valk-hotel Nijmegen-Lent en het stadshotel Opus wordt in een leemte op de Nijmeegse hotelmarkt voorzien, zo staat in de plantoelichting.
6.3. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat in de regio Nijmegen behoefte bestaat aan de bouw van een nieuw hotel, heeft de raad verwezen naar voornoemde onderzoeken. De VvE heeft daarvan de juistheid niet inhoudelijk bestreden, maar heeft gesteld dat zij zich afvraagt of er gelet op de door haar genoemde ontwikkelingen nog wel behoefte aan de in het plan voorziene hotelkamers bestaat. Zoals hiervoor is overwogen blijkt uit zowel het Hotelonderzoek als de toeristisch-recreatieve monitor, die dateert van 2012, dat in Nijmegen sprake is van een achterlopend hotelaanbod ten opzichte van andere steden, terwijl het aantal overnachtingen op de Nijmeegse hotelmarkt is gestegen. In de plantoelichting staat dat ook met de komst van het Van der Valk-hotel Nijmegen-Lent, dat aan de overzijde van de Waal in Nijmegen-Noord is gesitueerd, nog steeds behoefte bestaat aan nieuwe hotelkamers in Nijmegen. Ter zitting is erop gewezen dat dit temeer voor het Opusgebouw geldt, gelet op de locatie hiervan tussen Nijmegen-centrum en de universiteit, die beide veel bezoekers en daarmee potentiële gasten genereren. Voorts is ter zitting door de raad gesteld dat de uitbreiding van hotel Manna in slechts 10 extra hotelkamers voorziet, zodat ook daarin geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat geen behoefte zou zijn aan het in plan voorziene aantal hotelkamers. In de door de VvE genoemde ontwikkelingen heeft de raad dan ook geen aanleiding hoeven zien de ten aanzien van de behoefte aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken te actualiseren.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende behoefte bestaat aan het in het plan voorziene hotel en dat niet behoeft te worden gevreesd voor leegstand.
Het betoog faalt.
Geluid
7. De VvE betoogt dat het plan tot geluidsoverlast kan leiden vanwege het gebruik van de binnenplaats van het Opusgebouw als parkeerterrein. De VvE maakt zich met name zorgen over de toename van het aantal verkeersbewegingen en het stemgeluid. De VvE wijst er in dat verband ook nog op dat in het geluidsonderzoek als bronvermogen voor stemgeluid 65 dB(A) is aangehouden, terwijl dit volgens haar hoger zou moeten zijn.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat op het binnenterrein van het Opusgebouw maximaal 7 parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Deze plaatsen liggen op grotere afstand van de appartementen van de leden van de VvE dan de reeds aanwezige parkeerplaatsen op het bestaande binnenterrein tussen het Opusgebouw en de Staringstraat, zodat volgens de raad geen negatief gevolg voor het woon- en leefklimaat van de leden van de VvE ontstaat.
7.2. Aan het plan is het onderzoek "Indicatieve akoestische beoordeling plan Opus-gebouw Nijmegen", van ABOVO Accoustics, van 15 januari 2014 (hierna: het geluidsonderzoek), ten grondslag is gelegd. Dit onderzoek was ook aan het besluit van 26 februari 2014 ten grondslag gelegd. In het geluidsonderzoek is ermee rekening gehouden dat aan de achterzijde van het Opusgebouw een geheel omsloten binnenterrein ontstaat, waar een terras met een capaciteit van 20 personen zal worden gerealiseerd, en waarbij voor stemgeluid een bronvermogen van 65 dB(A) is aangehouden.
7.3. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het gebruik van het binnenterrein van het Opusgebouw als parkeerterrein niet tot zodanige geluidsoverlast zal leiden dat het plan in zoverre niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kan worden geacht. Daarbij is van belang dat, zoals ter zitting is vastgesteld, het huidige binnenterrein tussen het Opusgebouw en de Staringstraat reeds als parkeerterrein in gebruik is, en dat het binnenterrein van het Opusgebouw - gelegen op grotere afstand van het appartementsgebouw van de leden van de VvE - in slechts maximaal zeven extra parkeerplaatsen kan voorzien. Voorts betrekt de Afdeling daarbij dat in het geluidsonderzoek reeds rekening is gehouden met gebruik van het binnenterrein van het Opusgebouw als terras en daarmee met stemgeluid, zij het in gewijzigde vorm. In het geluidsonderzoek is hierover opgenomen dat met maatwerkvoorschriften ter reducering van het geluidsniveau aan de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer kan worden voldaan. De raad heeft gesteld en ter zitting bevestigd dat deze maatwerkvoorschriften zullen worden opgesteld. Voor zover de VvE heeft betoogd dat de voor het binnenterrein in het geluidsonderzoek toegepaste bronvermogens voor stemgeluid onjuist zijn, overweegt de Afdeling met verwijzing naar haar uitspraak van 6 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1791, dat dit geluidsonderzoek reeds aan het bij besluit van 26 februari 2014 vastgestelde bestemmingsplan "Nijmegen Oost -3 (Opusgebouw)" ten grondslag was gelegd, zodat de VvE dit reeds tegen het oorspronkelijke vaststellingsbesluit naar voren had kunnen brengen. Hetgeen de VvE over de in het geluidsonderzoek toegepaste bronvermogens naar voren heeft gebracht, blijft dan ook buiten inhoudelijke bespreking.
Het betoog faalt.
Parkeren
8. De VvE richt zich verder tegen de aan het plan ten grondslag liggende parkeeronderzoeken "Parkeeronderzoek Nijmegen rondom Opusgebouw", van Ecorys, van 2 november 2015 (hierna: "Parkeeronderzoek 400"), en "Parkeeronderzoek Nijmegen rondom Opusgebouw", van Ecorys, van 2 november 2015 (hierna: Parkeeronderzoek 750).
Ten aanzien van het Parkeeronderzoek 400 voert de VvE aan dat zij vreest voor parkeeroverlast omdat het parkeren van hotelgasten ten koste zal gaan van het aantal beschikbare plaatsen voor haar leden. Ook is er in het Parkeeronderzoek 400 geen rekening mee gehouden dat ten gevolge van het plan een aantal parkeerplaatsen op het Vierdaagseplein zullen vervallen. Verder is er in het rapport volgens de VvE ten onrechte niet op ochtenden en op koopavonden gemeten, en is er geen rekening gehouden met een restaurantfunctie terwijl die wel in het hotel is voorzien.
Met betrekking tot het parkeren voert de VvE verder nog aan dat voor de parkeerbehoefte van het hotelpersoneel niet kan worden voldaan op eigen terrein, wat volgens de VvE strijdig is met het gemeentelijk beleid, en dat ook niet is aangetoond dat deze parkeerplaatsen in de directe omgeving van het hotel door pacht of koop kunnen worden gerealiseerd.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan, uitgaande van de parkeernormen voor een hotelfunctie als vermeld in bijlage 1 bij de ‘Beleidsregels voor toepassing van het parkeerartikel (artikel 2.5.30) van de Nijmeegse Bouwverordening’ (hierna: Beleidsregels parkeren) een parkeerbehoefte van 84 parkeerplaatsen voor bezoekers en 21 voor het hotelpersoneel met zich brengt. Voor de bezoekers kan daarbij gebruik worden gemaakt van de openbare parkeergelegenheden.
8.2. In het kader van de vaststelling van een bestemmingplan dient de raad te beoordelen of zich reeds een parkeertekort voordoet en hoe de door het plan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkelingen zich daartoe verhouden. Bij het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dient te worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden die het plan biedt.
8.3. In artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels staat dat de voor Horeca aangewezen gronden uitsluitend zijn bestemd voor een hotel of pension met ondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat maximaal 105 hotel- of pensionkamers gerealiseerd mogen worden.
In artikel 1, lid 1.55, staat dat onder ondersteunende voorzieningen dient te worden verstaan voorzieningen die behoren bij een hotel of pension, maar ondergeschikt zijn aan de logiesfunctie van het hotel of pension, zoals onder meer een restaurant, café, office voorzieningen of health & wellness-voorzieningen.
In artikel 12, lid 12.1, onder 12.1.1, staat dat het verboden is te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen.
Op grond van ditzelfde artikel, onder 12.1.2, sub a, moet, indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de Beleidsregels parkeren.
In ditzelfde artikel, onder 12.1.4, staat dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van het bepaalde in lid 12.1.1, 12.1.2 en 12.1.3. Het bevoegd gezag neemt hierbij, conform de beleidsregels Parkeren, in overweging of:
a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
b. er op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- of losruimte wordt voorzien;
c. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld.
8.4. Blijkens de in de Beleidsregels parkeren voor Horeca opgenomen tabel dient voor een zakelijk hotel in 1 parkeerplaats per kamer te worden voorzien, waarbij het aandeel bezoekers op 80% uitkomt. Dit betekent dat, gelet op het aantal in het plan voorziene kamers van 105, 84 parkeerplaatsen voor bezoekers benodigd zijn, en 21 plaatsen voor het personeel. Blijkens de Beleidsregels parkeren kan daarbij voor bezoekers in parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden voorzien, maar dient voor de 21 parkeerplaatsen voor het hotelpersoneel in beginsel te worden voorzien op eigen terrein. Niet in geschil is dat er daarvan slechts 7 op eigen terrein beschikbaar zijn, zodat er 14 plaatsen elders plaatsen beschikbaar dienen te zijn.
In de Beleidsregels parkeren staat dat de hoofdregel is dat parkeren op eigen terrein plaatsvindt. Als daarin niet kan worden voorzien, kan het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de eis om de extra parkeerdruk op eigen terrein op te vangen. Ontheffing kan worden verleend als op andere wijze de extra parkeerdruk wordt opgevangen, bijvoorbeeld omdat er voldoende ruimte op de openbare weg aanwezig is om die extra parkeerdruk op te kunnen vangen. In artikel 2, lid 2, van de Beleidsregels parkeren staat hierover dat een ontheffing kan worden verleend voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. Dit is, in voorgeschreven volgorde, het geval wanneer de benodigde parkeer- of stallingsruimte door aanvrager binnen een redelijke loopafstand wordt gerealiseerd, of wanneer dit niet het geval is, er binnen een redelijke loopafstand voldoende ruimte op de openbare weg aanwezig is om de parkeerdruk op te vangen. In artikel 2, lid 3, staat dat in zijn algemeenheid geldt dat een redelijke loopafstand nooit meer dan 750 meter kan zijn.
8.5. In het Parkeeronderzoek 400 is onderzocht hoeveel voertuigen er staan geparkeerd in een gebied van hemelsbreed 400 meter vanaf het Opusgebouw. Maatgevende momenten in het 400 meter-gebied zijn daarbij de dinsdagavond, de zaterdagmiddag, de nacht van dinsdag op woensdag en de nacht van vrijdag op zaterdag, zo staat in het Parkeeronderzoek 400.
In het gebied zijn er 2525 parkeerplaatsen ter beschikking op de openbare weg. Daarnaast is er in de parkeergarage Mariënburg plaats voor in totaal 313 voertuigen.
In het Parkeeronderzoek 400 staat dat in het onderzoeksgebied is geteld hoeveel auto’s er geparkeerd staan op de openbare weg. De parkeerbezetting van alle geparkeerde voertuigen bij elkaar is het hoogste op de zaterdagmiddag, namelijk 69%. Dit houdt in dat er op zaterdagmiddag ongeveer 785 parkeerplaatsen leeg staan. In het Parkeeronderzoek 400 wordt om die reden geconcludeerd dat in het 400 meter-gebied vanaf het Opusgebouw meer dan voldoende gelegenheid is om zowel overdag als ’s nachts, in het weekend of door de week, het aantal benodigde geparkeerde voertuigen te kunnen faciliteren.
8.6. Uit het rapport Parkeeronderzoek 400 volgt dat binnen een straal van 400 meter vanaf het Opusgebouw op het drukste moment in de week ongeveer 785 parkeerplaatsen beschikbaar zijn, en dat de parkeerdruk op het bij het Opusgebouw in de directe nabijheid gelegen Vierdaagseplein en de Bijleveldsingel op dat moment minder dan 60 procent bedraagt. Gelet op het voor het plan benodigde aantal parkeerplaatsen van 98 - 84 voor de bezoekers en 14 voor het personeel -, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in de openbare ruimte binnen redelijke loopafstand in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien. Het mogelijk vervallen van enkele parkeerplekken aan de westzijde van het Opusgebouw ten gevolge van de beoogde aanbouw, maakt dit niet anders. Gelet op voornoemde aantallen is voorts niet aannemelijk dat de leden van de VvE hun auto niet meer binnen redelijke loopafstand van hun woonomgeving kunnen parkeren.
Wat betreft de ochtenden en de koopavond waarvan de VvE stelt dat die ten onrechte niet in de telling zijn betrokken, heeft de raad onweersproken gesteld dat bezoekers voor de binnenstad in de middag en de avond komen, en dat winkels tijdens koopavonden landelijk gezien minder goed bezocht worden dan overdag. De raad heeft er in dit geval dan ook vanaf kunnen zien in de ochtenden en op koopavonden tellingen uit te voeren. Voor zover de VvE nog heeft gewezen op de restaurantfunctie, heeft de raad zich gelet op artikel 3, lid 3.1, onder a, van de planregels, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit een aan het hotel ondergeschikte functie ter facilitering van de gasten betreft, zodat het voor het restaurant benodigde aantal parkeerplaatsen in dit geval in de parkeernormen voor het hotel kan worden geacht te zijn verdisconteerd.
8.7. Wat betreft de parkeerplaatsen voor het hotelpersoneel, staat in artikel 12, onder 12.1.4, van de planregels dat het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan afwijken van het bepaalde in lid 12, lid 12.1.1, 12.1.2 en 12.1.3 van de planregels, indien er op een andere wijze in de benodigde parkeerruimte kan worden voorzien. Anders dan de VvE betoogt, hoeft daarbij gelet op artikel 2, lid 2, onder 2, van de Beleidsregels parkeren niet te worden aangetoond dat het mogelijk is om de benodigde parkeerplaatsen te pachten of te kopen, indien er binnen een redelijke loopafstand voldoende ruimte is op de openbare weg. Uit hetgeen hiervoor onder 8.6 is overwogen, volgt dat in beginsel aan deze voorwaarde kan worden voldaan.
8.8. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeerhinder in de omgeving van het plangebied. Er wordt dan ook niet toegekomen aan het aangevoerde over het Parkeeronderzoek 750.
Slotoverweging
9. Voor zover in deze uitspraak is geoordeeld dat een beroepsgrond faalt en niet uitdrukkelijk op de toepasselijkheid van artikel 8:69a van de Awb is ingegaan, heeft de Afdeling zich niet uitgesproken over de vraag of dat artikel van toepassing is.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J. de Jager, griffier.
w.g. Hagen w.g. De Jager
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2016
704.