Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2022/2561 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen (codificatie)
Bijlage I Minimumeisen voor de beroepskwalificatie en -opleiding
Geldend
Geldend vanaf 12-01-2023
- Bronpublicatie:
14-12-2022, PbEU 2022, L 330 (uitgifte: 23-12-2022, regelingnummer: 2022/2561)
- Inwerkingtreding
12-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2022, PbEU 2022, L 330 (uitgifte: 23-12-2022, regelingnummer: 2022/2561)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Rijbevoegdheid
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
Vervoersrecht / Wegvervoer
Deel 1. Lijst van onderwerpen
Bij de beoordeling door de lidstaten van de basiskwalificatie die de bestuurders bezitten en de nascholing die zij hebben genoten, moet de kennis ten minste de in deze lijst genoemde onderwerpen omvatten. De aspirant-bestuurders moeten het niveau van kennis en praktische vaardigheid bereiken dat vereist is om voertuigen van de betreffende rijbewijscategorieën veilig te kunnen besturen.
Het minimumkennisniveau moet ten minste vergelijkbaar zijn met niveau 2 van het Europees kwalificatiekader waarin bijlage II bij de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 (1) voorziet.
1. Nascholing in rationeel rijden op basis van de veiligheidsvoorschriften
Alle rijbewijzen
1.1
Doelstelling: kennis van de kenmerken van de krachtoverbrenging met het oog op een optimaal gebruik:
koppelkrommen, van het vermogen en van het specifiek brandstofverbruik van een motor, optimaal gebruiksbereik toerenteller, dekkingsdiagrammen overbrengingsverhoudingen.
1.2
Doelstelling: inzicht verwerven in de technische kenmerken en de werking van de veiligheidsvoorzieningen teneinde het voertuig onder controle te houden, de slijtage te beperken en disfuncties te voorkomen:
grenzen aan het gebruik van remmen en retarders, gecombineerd gebruik van remmen en retarder, de beste bij een snelheid passende versnelling, benutting van de traagheid van het voertuig, mogelijkheden tot vertraging en remmen bij afdalingen, wat te doen in geval van defecte remmen, gebruik van elektronische en mechanische systemen zoals het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP), geavanceerde noodremsystemen (AEBS), het antiblokkeersysteem (ABS), het tractiecontrolesysteem (TCS) en in het voertuig ingebouwde monitoringsystemen (IVMS) en andere voor gebruik goedgekeurde systemen ter ondersteuning van de bestuurder of automatiseringssystemen.
1.3
Doelstelling: het brandstofverbruik kunnen optimaliseren:
optimalisering van het brandstofverbruik dankzij de toepassing van kennis betreffende de punten 1.1 en 1.2, het belang van te anticiperen op de verkeersstroom, rijden op veilige afstand van andere voertuigen en de snelheid van het voertuig benutten, constante snelheid, een vlotte rijstijl en de juiste bandendruk, alsook vertrouwdheid met slimme vervoerssystemen die zuiniger rijden mogelijk maken en kunnen helpen bij de routeplanning.
1.4
Doelstelling: het vermogen om te anticiperen op risico's in het verkeer, deze te beoordelen en er zich aan aan te passen:
zich bewust zijn van en aanpassen aan verschillende weg-, verkeers- en weersomstandigheden, anticiperen op nakende gebeurtenissen; begrijpen hoe een reis moet worden voorbereid en gepland bij ongewone weersomstandigheden; vertrouwd zijn met het gebruik van de bijbehorende veiligheidsuitrusting en begrijpen wanneer een reis uitgesteld of geannuleerd moet worden wegens extreme weersomstandigheden; zich aanpassen aan risico's in het verkeer, waaronder gevaarlijk gedrag in het verkeer of bestuurders die zich laten afleiden (door het gebruik van elektronische apparaten, eten, drinken enz.); gevaarlijke situaties herkennen en zich aanpassen aan dergelijke situaties en kunnen omgaan met de spanning die daaruit voortkomt, met name met betrekking tot de afmetingen en het gewicht van het voertuig t.o.v. kwetsbare weggebruikers, zoals voetgangers, fietsers en gemotoriseerde tweewielers;
herkennen van potentieel gevaarlijke situaties en correct inschatten hoe zij kunnen uitmonden in situaties waarin een aanrijding niet meer kan worden vermeden en acties bepalen en ondernemen om de veiligheidsmarges te verhogen tot een niveau waarop een aanrijding nog wel kan worden vermeden wanneer potentieel gevaarlijke situaties zich voordoen.
Rijbewijzen C, C + E, C1, C1 + E
1.5
Doelstelling: een lading kunnen vervoeren met inachtneming van de voorschriften inzake veiligheid en het correcte gebruik van het voertuig:
op rijdende voertuigen werkende krachten, de keuze van de versnelling afstemmen op de belasting van het voertuig en het profiel van de weg, gebruik van automatische transmissiesystemen, berekening van het laadvermogen van een voertuig of voertuigcombinatie, berekening van het nuttige volume, verdeling van de belasting, gevolgen van overbelasting van de as, stabiliteit van het voertuig en zwaartepunt, soorten verpakking en pallets;
voornaamste categorieën goederen die moeten worden vastgezet, klem- en vastzettechnieken, gebruik van sjorringen, controleren van vastzetinrichtingen, gebruik van laad- en losmachines, aanbrengen en verwijderen van dekzeilen.
Rijbewijzen D, D + E, D1, D1 + E
1.6
Doelstelling: de veiligheid en het comfort van de passagiers kunnen waarborgen:
aanpassing van de bewegingen in de lengte en zijwaarts, wegverdeling, plaats op de weg, soepel remmen, rijden met een overbouw, gebruik van specifieke infrastructuur (openbare plaatsen, speciale rijstroken), beheersen van conflicten tussen veilig rijden en andere taken als bestuurder, interactie met passagiers, specifieke kenmerken van bepaalde groepen passagiers (gehandicapten, kinderen).
1.7
Doelstelling: een lading kunnen vervoeren met inachtneming van de voorschriften inzake veiligheid en het correcte gebruik van het voertuig:
op rijdende voertuigen inwerkende krachten, de keuze van de versnelling afstemmen op de belasting van het voertuig en het profiel van de weg, gebruik van automatische transmissiesystemen, berekening van het laadvermogen van een voertuig of voertuigcombinatie, verdeling van de belasting, gevolgen van overbelasting van de as, stabiliteit van het voertuig en zwaartepunt.
2. Toepassing van de voorschriften
Alle rijbewijzen
2.1
Doelstelling: kennis van het sociale klimaat en de regels voor het wegvervoer:
specifiek voor de vervoersector geldende maximumwerktijden; principes, toepassing en gevolgen van de Verordeningen (EG) nr. 561/2006 (2) en (EU) nr. 165/2014 (3) van het Europees Parlement en de Raad; sancties op het niet of verkeerd gebruiken van dan wel knoeien met de tachograaf; kennis van de sociale context in het wegvervoer: rechten en plichten van de bestuurders inzake basiskwalificatie en nascholing.
Rijbewijzen C, C + E, C1, C1 + E
2.2
Doelstelling: de regelgeving betreffende het goederenvervoer kennen:
documenten met betrekking tot vervoersexploitatie, aan boord mee te nemen documenten, verbod op het gebruik van bepaalde wegen, tolheffingen, uit standaardcontracten voor goederenvervoer voortvloeiende verplichtingen, opstelling van de documenten die het vervoerscontract vormen, internationale transportvergunningen, verplichtingen van het Verdrag betreffende de Overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg, opstelling van de internationale vrachtbrief, grensoverschrijdingen, expediteurs, speciale documenten die de goederen begeleiden.
Rijbewijzen D, D + E, D1, D1 + E
2.3
Doelstelling: de regelgeving betreffende het personenvervoer kennen:
vervoer van specifieke groepen, veiligheidsuitrusting van de bus, veiligheidsgordels, belasting van het voertuig.
3. Gezondheid, verkeers- en milieuveiligheid, dienstverlening, logistiek
Alle rijbewijzen
3.1
Doelstelling: bedacht zijn op de gevaren van het verkeer en op arbeidsongevallen:
soorten arbeidsongevallen in de vervoersector, statistieken van verkeersongevallen, betrokkenheid daarbij van vrachtwagens/touringcars, gevolgen op menselijk, materieel en financieel vlak.
3.2
Doelstelling: het kunnen voorkomen van criminaliteit en vervoer van illegale immigranten:
algemene informatie, gevolgen voor de bestuurders, preventieve maatregelen, checklist, wetgeving inzake de verantwoordelijkheid van de vervoerder.
3.3
Doelstelling: fysieke risico's kunnen voorkomen:
ergonomische principes: risicohandelingen en -houdingen, lichamelijke conditie, oefeningen in goederenbehandeling, persoonlijke beschermingsmiddelen.
3.4
Doelstelling: zich bewust zijn van het belang van een goede fysieke en mentale gezondheid:
beginselen van een gezonde en evenwichtige voeding, effecten van alcohol, medicijnen of andere stoffen die het gedrag kunnen beïnvloeden, symptomen, oorzaken, effecten van vermoeidheid en stress, fundamenteel belang van de basiscyclus werk/rust.
3.5
Doelstelling: noodsituaties kunnen beoordelen:
gedrag bij noodsituaties: inschatting van de situatie, erger voorkomen, hulpdiensten waarschuwen, hulp verlenen aan gewonden en eerstehulpverlening, optreden bij brand, inzittenden van de vrachtwagen of passagiers van de bus redden, de veiligheid van alle passagiers waarborgen, reactie in geval van agressie; basisbeginselen invulling schadeformulier.
3.6
Doelstelling: door zijn gedrag kunnen bijdragen aan het imago van een onderneming:
gedrag van de bestuurder en imago: belang voor de onderneming van de kwaliteit van de dienstverlening door de bestuurder, de taken van de bestuurder, personen waarmee een bestuurder te maken krijgt, onderhoud van het voertuig, organisatie van het werk, commerciële en financiële gevolgen van een geschil.
Rijbewijzen C, C + E, C1, C1 + E
3.7
Doelstelling: kennis van het economische klimaat van het goederenvervoer over de weg en van de marktordening:
verhouding tussen het wegvervoer en de overige vervoerstakken (concurrentie, verladers), verschillende activiteiten in het wegvervoer (vervoer voor rekening van derden, voor eigen rekening, aanvullende activiteiten), organisatie van de voornaamste soorten vervoersondernemingen of aanverwante transportactiviteiten, gespecialiseerd vervoer (tankwagens, koelwagens, gevaarlijke goederen, vervoer van dieren enz.), ontwikkelingen in de sector (diversificatie van het dienstenaanbod, railvervoer/wegvervoer, uitbesteding enz.).
Rijbewijzen D, D + E, D1, D1 + E
3.8
Doelstelling: kennis van het economische klimaat van het personenvervoer over de weg en van de marktordening:
verhouding tussen het personenvervoer over de weg en de overige vervoerstakken (spoor, personenwagens), verschillende activiteiten in verband met het personenvervoer over de weg, omgang met personen met een handicap, het overschrijden van grenzen (internationaal vervoer), organisatie van de belangrijkste soorten ondernemingen voor personenvervoer over de weg.
Deel 2. Verplichte basiskwalificatie, als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt a)
2.1. Optionele combinatie van het bijwonen van een cursus en het afleggen van een test
De basiskwalificatie behelst onderwijs over alle in de lijst van deel 1 genoemde onderwerpen. De opleiding voor deze basiskwalificatie duurt ten minste 280 uren.
Elke aspirant-bestuurder moet ten minste twintig uur zelf een voertuig besturen van de betreffende categorie dat ten minste voldoet aan de normen voor examenvoertuigen als vastgesteld in Richtlijn 2006/126/EG.
Wanneer de aspirant-bestuurder zelf een voertuig bestuurt, moet hij worden begeleid door een instructeur in dienst van een erkend opleidingscentrum. Elke aspirant-bestuurder mag ten hoogste acht van de twintig uur gedurende welke hij zelf een voertuig bestuurt, rijden op een speciaal terrein of in een hoogwaardige simulator om de verdere ontwikkeling van rationeel rijgedrag op basis van veiligheidsvoorschriften te beoordelen, met name wat betreft de controle over het voertuig bij wisselende toestand van het wegdek als gevolg van de weersomstandigheden, het tijdstip overdag of 's nachts en de optimalisatie van het brandstofverbruik.
De lidstaten kunnen toestaan dat een deel van de opleiding door het erkend opleidingscentrum wordt verzorgd via ICT-hulpmiddelen, zoals e-learning, en zien erop toe dat de hoge kwaliteit en de doeltreffendheid van de opleiding worden gehandhaafd, en via het selecteren van de vakken waarbij ICT-hulpmiddelen het meest doeltreffend kunnen worden ingezet. De lidstaten eisen met name een betrouwbare gebruikersidentificatie en passende controlemiddelen. De lidstaten kunnen specifieke opleidingen die op grond van andere Uniewetgeving verplicht is, als onderdeel van de opleiding beschouwen. Dit omvat, doch niet uitsluitend, opleiding inzake het vervoer van gevaarlijke goederen, die verplicht is op grond van Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), opleiding inzake de omgang met personen met een handicap op grond van Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5) en opleiding over het vervoer van dieren op grond van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad (6).
Voor de in artikel 5, lid 5, bedoelde bestuurders duurt de opleiding voor de basiskwalificatie zeventig uur, met inbegrip van vijf uur tijdens welke ze zelf het voertuig besturen.
Na afloop van deze opleiding wordt de bestuurder door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de door hen aangewezen instanties aan een mondeling of schriftelijk examen onderworpen. Dit examen omvat ten minste een vraag per doelstelling op de lijst van onderwerpen in deel 1.
2.2. Mogelijkheid van examens
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten, of de door hen aangewezen instantie, organiseren de in artikel 3, lid 1, punt a), ii), bedoelde theorie- en praktijkexamens om na te gaan of de aspirant-bestuurders beschikken over de volgens deel 1 vereiste kennis met betrekking tot alle daar genoemde doelstellingen en onderwerpen.
- a)
Het theorie-examen bestaat uit ten minste twee toetsen:
- i)
vragen waarbij uit meerdere antwoorden kan worden gekozen, dan wel vragen waarop één antwoord moet worden gegeven, of een combinatie van de twee systemen;
- ii)
casestudy's.
Het theorie-examen duurt ten minste vier uur.
- b)
Het praktijkexamen bestaat uit twee toetsen:
- i)
een rijtest, om de verdere ontwikkeling van het rationeel rijgedrag op basis van de veiligheidsvoorschriften te beoordelen. Zo mogelijk vindt deze rijtest plaats op wegen buiten de agglomeraties, op autosnelwegen en op autowegen (of vergelijkbare wegen), alsmede op alle soorten stedelijke wegen, welke de diverse soorten problemen moeten opleveren die een bestuurder kan tegenkomen. Het is wenselijk dat deze test plaatsvindt bij verschillende niveaus van verkeersdrukte. De rijtijd moet zo optimaal mogelijk worden gebruikt om de kandidaat te beoordelen in alle verkeerszones waarin hij terecht kan komen. Deze test duurt ten minste 90 minuten;
- ii)
een praktische test die ten minste de punten 1.5, 1.6, 1.7, 3.2, 3.3 en 3.5 bestrijkt. Deze test duurt ten minste 30 minuten.
De bij de praktijkexamens gebruikte voertuigen beantwoorden ten minste aan de normen voor examenvoertuigen als vervat in Richtlijn 2006/126/EG.
Het praktijkexamen kan worden aangevuld met een derde test op een speciaal terrein of in een hoogwaardige simulator om de verdere ontwikkeling van rationeel rijgedrag op basis van veiligheidsvoorschriften te beoordelen, met name wat betreft de controle over het voertuig bij wisselende toestand van het wegdek als gevolg van de verschillende weersomstandigheden, het tijdstip overdag of 's nachts.
Voor deze facultatieve test is geen duur vastgesteld. Indien de bestuurder voor deze test slaagt, mag de duur ervan worden afgetrokken van de punt i) bedoelde 90 minuten van de rijtest, met dien verstande dat er niet meer dan 30 minuten mag worden afgetrokken.
Voor de in artikel 5, lid 5, tweede alinea, bedoelde bestuurders blijft het theorie-examen beperkt tot de in deel 1 genoemde onderwerpen betreffende de voertuigen waarop de nieuwe basiskwalificatie betrekking heeft. Deze bestuurders moeten wel het volledige praktijkexamen afleggen.
Deel 3. Basiskwalificatie via versnelde opleiding, als bedoeld in artikel 3, lid 2
De basiskwalificatie via versnelde opleiding behelst onderwijs over alle op de lijst in deel 1 genoemde onderwerpen. Deze versnelde opleiding voor de basiskwalificatie duurt ten minste 140 uur.
Elke aspirant-bestuurder moet ten minste tien uur zelf een voertuig besturen van de betreffende categorie dat ten minste voldoet aan de normen voor examenvoertuigen als vervat in Richtlijn 2006/126/EG.
Wanneer de aspirant-bestuurder zelf een voertuig bestuurt, moet hij worden begeleid door een instructeur in dienst van een erkend opleidingscentrum. Elke aspirant-bestuurder mag ten hoogste vier van de tien uur gedurende welke hij zelf een voertuig bestuurt, rijden op een speciaal terrein of in een hoogwaardige simulator om de verdere ontwikkeling van rationeel rijgedrag op basis van veiligheidsvoorschriften te beoordelen, met name wat betreft de controle over het voertuig bij wisselende toestand van het wegdek als gevolg van de weersomstandigheden, het tijdstip overdag of 's nachts en de optimalisatie van het brandstofverbruik.
Punt 2.1, vierde alinea, geldt ook door de versnelde basiskwalificatie.
Voor de in artikel 5, lid 5, bedoelde bestuurders duurt de versnelde opleiding voor de basiskwalificatie ten minste 35 uur, met inbegrip van tweeënhalf uur tijdens dewelke ze zelf het voertuig besturen.
Na afloop van deze opleiding wordt de bestuurder door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de door hen aangewezen instanties aan een mondeling of schriftelijk examen onderworpen. Dit examen omvat ten minste een vraag per doelstelling op de lijst van onderwerpen in deel 1.
Deel 4. Verplichte nascholing, als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt b)
Door een erkend opleidingscentrum worden nascholingscursussen georganiseerd. Deze cursussen duren 35 uur per vijf jaar en worden gegeven in modules van ten minste zeven uur die over twee opeenvolgende dagen mogen worden gespreid. Wanneer gebruik wordt gemaakt van e-learning zorgt het erkend opleidingscentrum ervoor dat de goede kwaliteit van de opleiding gehandhaafd wordt en selecteert het vakken waarbij ICT-hulpmiddelen het meest doeltreffend kunnen worden ingezet. De lidstaten eisen met name een betrouwbare gebruikersidentificatie en passende controlemiddelen. De opleiding door middel van e-learning duurt ten hoogste twaalf uur. Minstens één van de opleidingsmodules wordt besteed aan een verkeersveiligheidsthema. De inhoud van de opleiding wordt afgestemd op de specifieke behoeften van het door de bestuurder verrichte vervoer en op de relevante ontwikkelingen op het gebied van technologie en regelgeving, en daarbij wordt, voor zover mogelijk, rekening gehouden met de specifieke opleidingsbehoeften van de bestuurder. Tijdens de 35 uur moeten verschillende onderwerpen aan bod komen, inclusief herhalingsopleiding indien blijkt dat de bestuurder een specifieke corrigerende opleiding nodig heeft.
De lidstaten kunnen de voltooide specifieke opleiding die verplicht is op grond van andere EU-regelgeving, beschouwen als een van de modules van zeven uur. Die omvat, doch niet uitsluitend, opleiding inzake het vervoer van gevaarlijke goederen, die verplicht is op grond van Richtlijn 2008/68/EG, opleiding inzake het vervoer van dieren op grond Verordening (EG) nr. 1/2005 en, voor het vervoer van passagiers, opleiding over de omgang met personen met een handicap op grond van Verordening (EU) nr. 181/2011. Lidstaten kunnen echter besluiten dat een voltooide specifieke opleiding inzake het vervoer van gevaarlijke goederen, die verplicht is op grond van Richtlijn 2008/68/EG, als twee van de modules van zeven uur worden gerekend, mits dit de enige andere opleiding is die in acht wordt genomen bij de nascholing.
Deel 5. Goedkeuring van de basiskwalificatie en de nascholing
5.1
De opleidingscentra die met de basiskwalificatie en de nascholing zijn belast, moeten worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Die goedkeuring mag uitsluitend op schriftelijke aanvraag worden verleend. Bij de goedkeuringsaanvraag dienen documenten met de volgende inhoud te worden overgelegd:
- 5.1.1.
een passend opleidingsprogramma met vermelding van leerstof, lesprogramma, en de gebruikte lesmethoden;
- 5.1.2.
de kwalificaties en werkterreinen van de instructeurs;
- 5.1.3.
informatie over de cursusruimten, het lesmateriaal, de voor de praktijklessen beschikbare middelen en het gebruikte wagenpark;
- 5.1.4.
de voorwaarden voor deelname aan de cursussen (aantal deelnemers).
5.2
De bevoegde instantie moet schriftelijk haar goedkeuring geven, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- 5.2.1.
de opleiding moet worden gegeven conform de bij de aanvraag gevoegde documenten;
- 5.2.2.
het moet voor de bevoegde autoriteiten mogelijk zijn om bevoegde personen de opleidingscursussen van de erkende centra te laten bijwonen, en zij moeten het recht hebben om er controle uit te oefenen op de ingezette middelen en het goede verloop van de opleidingen en de examens;
- 5.2.3.
de goedkeuring kan worden ingetrokken of opgeschort, indien niet aan de voorwaarden ter zake wordt voldaan.
Het erkende centrum moet garanderen dat de instructeurs goed bekend zijn en rekening houden met de meest recente ontwikkelingen in de beroepsopleidingsvoorschriften en -eisen. De instructeurs moeten in het kader van een specifieke selectieprocedure aantonen dat zij didactisch en pedagogisch onderlegd zijn. Wat het praktijkgedeelte van de opleiding betreft, moeten de instructeurs aantonen dat zij ervaring als beroepsbestuurders of een analoge ervaring als bestuurder hebben, zoals die van instructeurs die lesgeven in het besturen van zware vrachtwagens.
Het lesprogramma moet worden opgesteld conform de goedkeuring, op basis van de op de lijst in deel 1 genoemde onderwerpen.
Voetnoten
Aanbeveling van het Europees Parlement en van de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).
Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13).
Verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).