Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2000/14/EG inzake de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten betreffende de geluidsemissie in het milieu door materieel voor gebruik buitenshuis
Bijlage I Materieeldefinities
Geldend
Geldend vanaf 03-07-2000
- Bronpublicatie:
08-05-2000, PbEG 2000, L 162 (uitgifte: 03-07-2000, regelingnummer: 2000/14/EG)
- Inwerkingtreding
03-07-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-05-2000, PbEG 2000, L 162 (uitgifte: 03-07-2000, regelingnummer: 2000/14/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
1. Hoogwerker met verbrandingsmotor
Een machine die ten minste bestaat uit een werkplatform, een uitschuifbare constructie en een chassis. Het werkplatform is een met een afscherming omgeven platform of een kooi, dat of die onder belasting in de vereiste werkstand kan worden geplaatst. De uitschuifbare constructie is verbonden met het chassis en ondersteunt het werkplatform zodanig dat dit in de vereiste stand kan worden gebracht.
2. Bosmaaier
Een door een verbrandingsmotor aangedreven, draagbare, met de hand geleide machine met roterend mes van metaal of kunststof voor het maaien van onkruid, kreupelhout, kleine bomen en soortgelijke begroeiing. Het maaien geschiedt in een vlak dat ongeveer parallel aan de grond is.
3. Bouwlift voor goederentransport
Een gemotoriseerde, tijdelijk geïnstalleerde bouwlift, te gebruiken door personen die gemachtigd zijn bouwterreinen en dergelijke te betreden, die stopt
- i)
op verschillende niveaus en een platform heeft
- —
dat alleen voor goederentransport is ontworpen en waartoe mensen bij het laden en lossen toegang hebben,
- —
waarmee bevoegden zich tijdens opzetten, afbreken en onderhoud van de lift kunnen verplaatsen,
- —
voorzien van een geleiding,
- —
dat verticaal op en neer beweegt of onder een hoek van maximaal 15° met het verticale vlak,
- —
dat wordt gedragen door of opgehangen is aan een kabel, ketting, as met schroefdraad en moer, tandheugelmechanisme, hydraulische vijzel (direct of indirect), of een expanderend koppelingsmechanisme,
- —
waarvan de masten al dan niet door afzonderlijke structuren kunnen worden ondersteund,
dan wel
- ii)
op het bovenste punt of bij een werkruimte aan het einde van de geleider (bv. een dak), en een draagplatform heeft:
- —
dat alleen voor goederentransport is bedoeld,
- —
dat zodanig is ontworpen dat het niet bij laden of lossen van goederen of bij onderhoud, opzetten en afbreken behoeft te worden betreden,
- —
waartoe de toegang strikt verboden is,
- —
dat van een geleiding is voorzien,
- —
dat ontworpen is om onder een hoek van minstens 30° met een verticaal vlak op en neer te bewegen, maar dat bij iedere andere hoek mag worden gebruikt,
- —
dat aan staaldraad is opgehangen en een gekoppelde aandrijving heeft,
- —
dat van constantedrukbedieningsorganen is voorzien,
- —
dat geen contragewichten heeft,
- —
dat een nominale belasting van maximaal 300 kg heeft,
- —
met een maximumsnelheid van 1 m/sec.,
- —
waarvan de geleiders door afzonderlijke structuren moeten worden ondersteund.
4. Lintzaagmachine voor gebruik op bouwterreinen
Een door een motor aangedreven zaagmachine (met handmatige toevoer) van minder dan 200 kg, met één enkel zaagblad in de vorm van een doorlopende, op twee of meer geleidewielen gemonteerde band.
5. Cirkelzaagbank voor gebruik op bouwterreinen
Een zaagmachine, met handmatige toevoer, van minder dan 200 kg, uitgerust met één enkel cirkelvormig zaagblad (maar geen groefzaag) met een diameter van minstens 350 mm tot maximaal 500 mm, dat bij normaal gebruik onbeweeglijk is gemonteerd, en een horizontale tafel, die tijdens het gebruik geheel of gedeeltelijk is vastgezet. Het zaagblad is op een horizontale, niet-kantelbare draaispil gemonteerd, waarvan de instelling tijdens het draaien niet verandert. De machine kan de volgende kenmerken hebben:
- —
mogelijkheid om het zaagblad door een opening in de tafel hoger en lager in te stellen;
- —
het machineframe onder de tafel kan open of ingebouwd zijn;
- —
de zaag kan met een extra handbediende (zich niet naast het zaagblad bevindende) meebewegende zaagtafel zijn uitgerust.
6. Draagbare kettingzaag
Een door een motor aangedreven werktuig voor het zagen van hout met een zaagketting, bestaande uit een geïntegreerd compact geheel van handgrepen, krachtbron en zaaghulpstuk, ontworpen om met beide handen te worden bediend.
7. Gecombineerd hogedrukspoelings- en zuigvoertuig
Een voertuig dat als hogedrukspoelinrichting of als zuigvoertuig kan worden gebruikt. Zie hogedrukspoeler, zuigvoertuig.
8. Verdichtingsmachine
Een machine die materialen, bijvoorbeeld stortsteen, aarde of asfalt, verdicht door middel van een rollende, stampende of vibrerende beweging van het hierop gemonteerde werktuig. Het kan gaan om een zelfrijdende, voortgetrokken of door een bediener begeleide machine of om een werktuig voor een dragende machine. Verdichtingsmachines worden in de volgende categorieën onderverdeeld:
- —
walsen met bestuurder: zelfrijdende verdichtingsmachines met één of meer metalen, cilindervormige walsen of rubberbanden; de zitplaats van de bestuurder vormt een integrerend onderdeel van de machine;
- —
walsen met begeleider: zelfrijdende verdichtingsmachines met één of meer metalen, cilindervormige walsen of rubberbanden waarin de bedieningsorganen (voor het voortbewegen, sturen, remmen en vibreren) op een zodanige wijze zijn aangebracht dat de machine door een begeleider of op afstand moet worden bediend;
- —
aanhangwalsen: verdichtingsmachines met één of meer metalen, cilindervormige walsen of met rubberbanden zonder eigen aandrijvingssysteem, waarvan de bediener op een tractor zit;
- —
trilplaten en trilstampers: verdichtingsmachines met een voornamelijk platte grondplaat welke aan het trillen wordt gebracht; deze machines worden door een begeleidende bediener gehanteerd of zijn als hulpstuk op een dragende machine gemonteerd;
- —
explosiestampers: verdichtingsmachines met hoofdzakelijk een vlakke plaat als verdichtingswerktuig, dat door explosiedruk in overwegend verticale richting beweegt; de machine wordt door een begeleidende bediener gehanteerd.
9. Motorcompressor
Een machine voor gebruik met wisselbare werktuigen, die gassen of dampen comprimeert tot een hogere druk dan de ingangsdruk. Een motorcompressor omvat de compressor zelf, de aandrijfmotor en eventuele bijgeleverde componenten of toebehoren welke voor het veilig werken met de compressor noodzakelijk zijn.
Uitgezonderd worden:
- —
ventilatoren, dat wil zeggen apparaten die lucht laten circuleren met een positieve druk van niet meer dan 110 000 Pa,
- —
vacuümpompen, dat wil zeggen apparaten voor het verwijderen van de lucht uit een gesloten ruimte met een druk van ten hoogste 1 atm,
- —
gasturbinemotoren.
10. Betonbreker/trilhamer, met de hand geleid
Een door een krachtbron aangedreven betonbreker/trilhamer voor gebruik bij civieltechnische projecten en op bouwterreinen.
11. Beton- of mortelmolen
Een machine voor de bereiding van beton en mortel, ongeacht het laad-, meng- en leegprocédé. De machine kan met tussenpozen of constant in gebruik zijn. Is de betonmolen op een truck gemonteerd, dan spreekt men van een truckmixer (zie definitie 55).
12. Bouwlier
Een door een krachtbron aangedreven, tijdelijk geïnstalleerd hefwerktuig voor het verticaal transporteren van een daaraan opgehangen last.
13. Transport- en spuitmachine voor beton en mortel
Een installatie voor het pompen en spuiten van beton of mortel, met of zonder roerinrichtingen, waarbij het te transporteren materiaal via buizen, distributievoorzieningen of spuitbomen naar de plaats in kwestie wordt geleid. Het transport geschiedt:
- —
in het geval van beton, mechanisch, met behulp van zuiger- of rotorpompen, en
- —
in het geval van mortel, mechanisch, met behulp van zuiger-, worm-, slang- en rotorpompen of pneumatisch door middel van compressoren met of zonder luchtkamer.
Deze machines kunnen op trucks, aanhangwagens of speciale voertuigen gemonteerd zijn.
14. Bandtransporteur
Een tijdelijk geïnstalleerde machine voor de verplaatsing van materiaal door middel van een door een motor aangedreven transportband.
15. Koelinstallatie op voertuigen
Inrichting voor het koelen van de laadruimte op voertuigen van categorie N2, N3, O3 of O4 zoals omschreven in Richtlijn 70/156/EEG. De koelinrichting kan aangedreven worden door een integrerend onderdeel van de koelinrichting, een apart in of op het voertuig aangebracht onderdeel, een aandrijfmotor van het voertuig, een onafhankelijke energiebron of een hulpenergiebron.
16. Dozer
Een zelfrijdende machine op wielen of rupsbanden die met behulp van gemonteerde uitrustingsstukken een duwende of trekkende kracht uitoefent.
17. Boorinstallatie
Een machine die gebuikt[lees: gebruikt] wordt voor het boren van gaten op bouwterreinen door middel van
- —
slagboren,
- —
roterende boren,
- —
roterende slagboren.
Boorinstallaties zijn tijdens het boren stationair. Zij kunnen zich op eigen kracht verplaatsen. Zelfrijdende boorinstallaties omvatten tevens boorinrichtingen op vrachtauto's, onderstellen met wielen, trekkers, rupsbanden en (door een lier voortgetrokken) glijders. Wanneer een boorinstallatie op een vrachtwagen, trekker of aanhangwagen is gemonteerd, dan wel van wielen is voorzien, mag zij met hogere snelheid en over de openbare weg worden getransporteerd.
18. Dumper
Een zelfrijdende machine op wielen of rupsbanden met open cabine die materiaal transporteert en stort, dan wel verspreidt. Dumpers kunnen met een geïntegreerde zelfladingsinrichting uitgerust zijn.
19. Installatie voor het vullen en legen van silo's of tanks op vrachtauto's
Een door een motor aangedreven en op een silotruck of tankwagen gemonteerde inrichting voor het laden of lossen van vloeistoffen of stortgoed door middel van pompen of soortgelijke werktuigen.
20. Hydraulische graafmachine en kabelgraafmachine
Een zelfrijdende machine op rupsbanden of wielen waarvan de bovenwagen een zwenkbeweging van minimaal 360° kan uitvoeren en die met een aan een giek en arm of telescoopgiek gemonteerde bak materiaal uitgraaft, verplaatst en stort zonder dat de onderwagen tijdens de werkingsfasen van de machine beweegt.
21. Graaflaadmachine
Een zelfrijdende machine op wielen of rupsbanden die geconstrueerd is voor montage van een laadbakmechanisme aan de voorzijde en een trekschop aan de achterzijde. Wanneer de trekschop in werking is, graaft de machine normaal gesproken beneden het maaiveld, waarbij de schop naar de machine toe beweegt. Met de trekschop wordt materiaal geheven, verplaatst en gelost terwijl de machine stationair is. Wordt de machine als laadschop gebruikt, dan wordt met de laadbak door een voorwaartse beweging van de machine materiaal geladen of uitgegraven en geheven, vervoerd en gelost.
22. Glasbak
Een container — van ongeacht welk materiaal — die gebruikt wordt voor het verzamelen van flessen. De container is voorzien van ten minste één opening voor het inbrengen van de flessen en een tweede opening voor het legen van de bak.
23. Egaliseermachine
Een zelfrijdende machine op wielen met een instelbaar, tussen voor- en achteras aangebracht blad, die met een snijdende beweging materiaal verplaatst en verspreidt om, gewoonlijk volgens een bepaalde specificatie, het wegoppervlak te nivelleren en te egaliseren.
24. Grastrimmer/graskantensnijder
Een door een verbrandingsmotor aangedreven draagbaar, met de hand geleid apparaat met één of meer flexibele snoeren of draden, dan wel met soortgelijke niet van metaal vervaardigde flexibele snijelementen, zoals een niet-metalen roterend snijblad, voor het afsnijden van onkruid, gras of andere zachte vegetatie. Het snijelement draait in een vlak dat bij benadering parallel is met de grond (grastrimmer) of in een vlak dat loodrecht op de grond staat (graskantensnijder).
25. Heggenschaar
Een met de hand geleid en van een krachtbron voorzien apparaat, bedoeld om door één persoon te worden gebruikt voor het snoeien van heggen en struikgewas, met één of meer zich lineair ten opzichte van elkaar bewegende snijbladen.
26. Hogedrukspoeler
Een voertuig met een inrichting voor het reinigen van riolen en dergelijke door middel van een hogedrukwaterstraal. De inrichting wordt hetzij op een speciaal aangepast vrachtautochassis gemonteerd hetzij op een eigen onderstel bevestigd. De inrichting kan vast aangebracht zijn of demonteerbaar, zoals in het geval van een systeem met verwisselbare bovenbouw.
27. Hogedrukwaterstraalmachine
Een machine met straalpijpen of andere snelheidverhogende openingen waardoor water — ook met bijgemengde andere stoffen — als vrije straal kan uitstromen. In het algemeen bestaan hogedrukwaterstraalmachines uit een aandrijving, een drukontwikkelaar, slangen, sproei-inrichtingen, veiligheidsmechanismen, bedieningsorganen en meetapparaten. Hogedrukwaterstraalmachines kunnen mobiel of stationair zijn:
- —
Mobiele hogedrukwaterstraalmachines zijn gemakkelijk verrijdbare machines die bestemd zijn voor gebruik op verschillende plaatsen, waartoe zij in het algemeen met hun eigen onderstel zijn uitgerust of op een voertuig zijn gemonteerd. Alle nodige aanvoerbuizen zijn flexibel en gemakkelijk te ontkoppelen.
- —
Stationaire hogedrukwaterstraalmachines zijn ontworpen om gedurende een bepaalde tijd op één enkele plaats te worden gebruikt, maar kunnen met behulp van geschikt materieel naar een andere plaats worden overgebracht. Zij worden in het algemeen op glijders of een frame gemonteerd en zijn voorzien van ontkoppelbare aanvoerleidingen.
28. Hydraulische hamer
Een apparaat dat de hydraulische energiebron van de dragende machine gebruikt om een zuiger te versnellen (soms met gasdruk) die vervolgens een werktuig treft. De door de bewegingsenergie gegenereerde drukgolf wordt door het werktuig overgedragen op het materiaal, waardoor het materiaal gebroken wordt. Hydraulische hamers hebben olie onder druk nodig om te kunnen werken. Het geheel van drager en hamer wordt bediend door iemand die gewoonlijk in de cabine van de drager zit.
29. Hydraulisch aggregaat
Een machine voor gebruik met wisselbare werktuigen die vloeistoffen comprimeert tot een hogere druk dan de inlaatdruk. Het is een samenstel van een primaire krachtbron, een pomp met of zonder reservoir en accessoires (bijvoorbeeld bedieningselementen, overdrukklep).
30. Voegensnijmachine
Een mobiele machine bestemd voor het aanbrengen van voegen in beton, asfalt en soortgelijke wegoppervlakken. Het snijgereedschap is een met hoge snelheid roterende schijf. De voegensnijmachine kan
- —
met de hand,
- —
met de hand en met behulp van een mechanische inrichting,
- —
met behulp van een aandrijfmotor
in voorwaartse richting worden bewogen.
31. Vuilnisverdichter van het ladertype met laadbak
Een zelfrijdende verdichtingsmachine met een aan de voorzijde gemonteerde laadbak, met stalen walswielen, voornamelijk ontworpen voor het verdichten, verplaatsen, egaliseren en verladen van aarde en vuilnis.
32. Grasmaaier
Een door een begeleider bediende of van een bestuurdersplaats voorziene grasmaaimachine, dan wel een machine met één of meer grassnijdende hulpstukken, waarbij het snijelement zich in een vlak beweegt dat bij benadering parallel met de grond is en waarvan de snijhoogte ten opzichte van de grond wordt ingesteld door middel van wielen, een luchtkussen of glijders, enz. en die door een verbrandingsmotor of een elektrische motor wordt aangedreven. De snijgereedschappen zijn
- —
hetzij stijve snijelementen,
- —
hetzj één of meer niet-metalen, roterende draden dan wel één of meer vrij draaiende niet-metalen snijbladen met een kinetische energie van minstens 10 J per blad. De kinetische energie wordt bepaald aan de hand van norm EN 786:1997, bijlage B.
Tevens een door een begeleider bediende of van een bestuurderszitplaats voorziene grasmaaimachine, dan wel een machine met één of meer grassnijdende hulpstukken waarvan de snijelementen rond een horizontale as roteren, waarbij het gras door de onderling tegengestelde beweging van de roterende messen en een vast aangebrachte maai- of snijbalk wordt afgesneden (messenkooimaaier).
33. Gazontrimmer/graskantensnijder
Een elektrisch aangedreven handgrassnijmachine of een grassnijmachine met begeleidende bediener, voorzien van snijelementen in de vorm van één of meer niet-metalen roterende draden, dan wel één of meer vrij draaiende, niet-metalen snijbladen met een kinetische energie van niet meer dan 10 J per element, bestemd voor het snijden van gras of andere zachte vegetatie. De snijelementen bewegen zich in een vlak dat bij benadering parallel is met de grond (gazontrimmer) of in een vlak dat loodrecht op de grond staat (graskantensnijder). De kinetische energie wordt bepaald aan de hand van norm EN 786:1997, bijlage B.
34. Bladblazer
Een door een motor aangedreven machine voor het verwijderen van bladeren en ander materiaal van gazons, paden, wegen, straten, enz. door middel van een hogesnelheidsluchtstroom. Deze machine kan draagbaar of niet draagbaar, maar verplaatsbaar zijn.
35. Bladzuiger
Een door een motor aangedreven machine voor het verzamelen van bladeren en ander materiaal door middel van een zuiginrichting, bestaande uit een energiebron die binnen de machine een vacuüm creëert, en een zuigpijp, alsmede een opvangbak voor het verzamelde materiaal. De machine kan draagbaar of niet draagbaar, maar verplaatsbaar zijn.
36. Heftruck met verbrandingsmotor en contragewicht
Een door een verbrandingsmotor aangedreven heftruck op wielen met contragewicht en hefinrichting (mast, telescopische of scharnierarm). Er zijn de volgende typen:
- —
terreinheftrucks (van wielen voorziene heftrucks met contragewicht, primair voor het werk op natuurlijk of als gevolg van werkzaamheden oneffen terrein, bijvoorbeeld bouwterreinen),
- —
andere heftrucks met contragewicht; speciaal voor containerwerk geconstrueerde heftrucks met contragewicht zijn uitgesloten.
37. Lader
Een zelfrijdende machine op wielen of rupsbanden, met aan de voorzijde een bak die een integrerend deel van het voertuig uitmaakt, waarmee, door een voorwaartse beweging van de machine, materiaal geladen of uitgegraven, geheven, vervoerd en gelost wordt.
38. Mobiele kraan
Een giekkraan die op eigen kracht, in belaste of onbelaste toestand, verrijdbaar is zonder vaste kraanbaan en zijn stabiliteit aan de zwaartekracht ontleent. Voor het verplaatsen wordt gebruikgemaakt van banden, rupsbanden of andere voorzieningen. In vaste opstelling kan de stabiliteit van het geheel door middel van steunbalken of andere voorzieningen worden vergroot. De bovenbouw van een mobiele kraan kan door de volle 360° draaibaar, beperkt draaibaar of niet draaiend zijn. De kraan is normaliter uitgerust met één of meer hijsinrichtingen en/of hydraulische cilinders voor het heffen en neerlaten van giek en last. Mobiele kranen zijn uitgerust met telescopische armen, scharnierarmen, vakwerkarmen — of een combinatie daarvan — van een zodanig ontwerp dat de armen gemakkelijk omlaag kunnen worden bewogen. De lasten worden opgehesen met een takelbloksysteem of andere hijshulpstukken voor speciale doeleinden.
39. Mobiele afvalcontainer
Een bak met wielen, ontworpen voor de tijdelijke opslag van afval en voorzien van een deksel.
40. Motorhakfrees
Een zelfrijdende machine, met begeleidende bediener,
- —
met of zonder steunwiel(en), zodanig geconstrueerd dat de machine door de bewegende hakmessen wordt voortbewogen (motorhakfrees),
- —
of voortbewogen door één of meer rechtstreeks door de motor aangedreven wielen en uitgerust met hakmessen (motorhakfrees met aandrijvingswiel(en)).
41. Bestratingsafwerkmachine
Een mobiele wegenbouwmachine voor het aanbrengen van wegverhardingen, zoals bitumineus mengsel, beton en grint op het wegoppervlak. Bestratingsafwerkmachines kunnen zijn uitgerust met een hoogverdichtingsbalk.
42. Heimachine
Het materieel voor het indrijven en uittrekken van heipalen, bijvoorbeeld heiblokken, extractiewerktuigen, trilmachines of statische installaties voor het drukken/trekken van heipalen, deel uitmakend van een samenstel van machines en onderdelen voor het indrijven en uittrekken van heipalen dat ook kan omvatten:
- —
de heistelling, bestaande uit de dragende machine (op rupsbanden, wielen of rails, dan wel drijvend), makelaarvoorziening en makelaar of richtsysteem;
- —
hulpwerktuigen, bijvoorbeeld heikappen, heimutsen, platen, volgers, kleminrichtingen, heipaalgrijpers, heipaalgeleiders, geluidsmantels en schok- of trillingsabsorptie-inrichtingen, stroomaggregaten/generatoren en hefinrichtingen of -platforms voor het personeel.
43. Buizenlegger
Een zelfrijdende machine op rupsbanden of wielen, speciaal ontworpen voor het hanteren en leggen van buizen en het vervoer van het hiertoe benodigde materiaal. De machine, die qua ontwerp op een trekker is gebaseerd, heeft speciaal ontworpen componenten, zoals een onderstel, hoofdframe, contragewicht, giek en hijsmechanisme, alsmede een verticaal draaiende zijboom.
44. Pistemaker
Een machine op rupsbanden met eigen aandrijving voor het wegduwen of -trekken van sneeuw en ijs door middel van daartoe op de machine aangebrachte werktuigen.
45. Stroomaggregaat
Een assemblage van een verbrandingsmotor die een roterende elektrische generator aandrijft die zorgt voor een continue aanvoer van elektrisch vermogen.
46. Veegmachine
Een machine waarmee afval in de richting van een aanzuigopening wordt geveegd, waarna het door middel van een hogesnelheidsluchtstroom of van een mechanisch opraapsysteem in een opvangbak wordt gedeponeerd. De veeg- en opvanginrichting kan op een speciaal vrachtwagenchassis gemonteerd of van een eigen onderstel voorzien zijn. Het materieel kan permanent bevestigd zijn of demonteerbaar, zoals in het geval van een verwisselbare bovenbouw.
47. Vuilnisauto
Een voertuig, ontworpen voor het ophalen en vervoeren van huisvuil en grof vuil, dat met behulp van containers of met de hand wordt geladen. Het voertuig kan met een verdichtingsmechanisme zijn uitgerust. Een vuilnisauto bestaat uit een chassis met cabine en de op het chassis aangebrachte bovenbouw. Het voertuig kan met een containerhefinrichting worden uitgerust.
48. Wegenfreesmachine
Een mobiele machine voor het verwijderen van materiaal van bestrate oppervlakken met behulp van een door een motor aangedreven cilindrisch lichaam (freestrommel), waarop freeswerktuigen zijn aangebracht; de freestrommel roteert.
49. Verticuteermachine
Een door een motor aangedreven machine, met begeleider of bestuurder, voor het openkrabben of -rijten van het gazonoppervlak in tuinen, parken en dergelijke.
50. Houtversnipperaar/hakselaar
Een door een motor aangedreven machine voor stationair gebruik met één of meer hakwerktuigen voor het fijnhakken van volumineus organisch afval. In het algemeen bestaat deze machine uit een inwerpopening waardoor het materiaal (al dan niet met de hand) wordt ingebracht, een werktuig voor het fijnhakken, snijden, verbrijzelen, enz. van het materiaal en een uitwerpopening waardoor het fijngemaakte materiaal naar buiten komt. Het apparaat kan van een opvangbak worden voorzien.
51. Sneeuwruiminrichting met roterende werktuigen
Een machine die met behulp van roterende werktuigen de weg vrijmaakt van sneeuw, die door middel van een blaasinrichting wordt uitgeworpen.
52. Kolkenzuiger
Een voertuig met een inrichting voor het opzuigen van water, modder, slib, afval en dergelijke uit riolen en soortgelijke voorzieningen door middel van een vacuüm. De inrichting wordt hetzij op een speciaal aangepast vrachtautochassis gemonteerd, hetzij op een eigen onderstel bevestigd. De inrichting kan vast aangebracht zijn of demonteerbaar, zoals in het geval van een systeem met verwisselbare bovenbouw.
53. Torenkraan
Een draaikraan waarvan de giek is bevestigd bovenaan de toren, die in de werkstand bij benadering verticaal blijft. De door een motor aangedreven kraan is uitgerust met een inrichting voor het verticaal verplaatsen van aan de hijskabel hangende lasten en voor het horizontale transport van zulke lasten door rotatie, verandering van de vlucht, of het verrijden van de kraan in zijn geheel. Sommige kranen kunnen een aantal van die bewegingen uitvoeren (maar niet noodzakelijkerwijs alle). De kraan kan vast opgesteld, dan wel verrijdbaar of in de hoogte verplaatsbaar zijn.
54. Sleuvengraafmachine
Een zelfrijdende machine op rupsbanden of wielen, voorzien van een bestuurderszitplaats of door een begeleider bediend, met een voor- of achteraan gemonteerd of monteerbaar graafmechanisme voor het door de rijbeweging van de machine graven van doorlopende greppels.
55. Truckmixer
Een voertuig met draaitrommel voor het vervoer van stortklaar beton van de betonmenginstallatie naar het bouwterrein; de trommel kan roteren tijdens het rijden of wanneer het voertuig stilstaat. Het beton wordt door een roterende beweging van de trommel op het bouwterrein gestort. De trommel kan door de aandrijfmotor van het voertuig of door een hulpmotor worden aangedreven.
56. Waterpomp
Een machine bestaande uit een waterpomp en een aandrijfsysteem. De waterpomp is een machine waarmee water naar een toestand van hogere potentiële energie wordt gebracht.
57. Lasaggregaat
Een roterende inrichting waarmee een lasstroom wordt opgewekt.