RvdW 2014/590
Vermogensrecht. Vennootschapsrecht. Aansprakelijkheidsverklaring moedermaatschappij voor schulden dochtermaatschappij, art. 2:403 lid 1 onder f BW. Leidt bevoorrechte vordering op dochtermaatschappij tot bevoorrechte vordering op moedermaatschappij? Wettelijke grondslag voorrechten, art. 3:278 lid 2 BW. Richtlijnconforme interpretatie? Art. 57 lid 1 onder c Vierde Richtlijn betreffende de jaarrekening (78/660/EEG). Samenhang met 13/02589.
HR 11-04-2014, ECLI:NL:HR:2014:904
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 april 2014
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
13/02597
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Vakgebied(en)
Recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:904, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:92, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑02‑2014
Essentie
Vermogensrecht. Vennootschapsrecht. Aansprakelijkheidsverklaring moedermaatschappij voor schulden dochtermaatschappij, art. 2:403 lid 1 onder f BW. Leidt bevoorrechte vordering op dochtermaatschappij tot bevoorrechte vordering op moedermaatschappij? Wettelijke grondslag voorrechten, art. 3:278 lid 2 BW. Richtlijnconforme interpretatie? Art. 57 lid 1 onder c Vierde Richtlijn betreffende de jaarrekening (78/660/EEG). Samenhang met 13/02589.
Partij(en)
Uitvoeringingsinstituut Werknemersverzekeringen, eiseres tot cassatie, adv.: mr. J.P. Heering,
tegen
- 1.
Mr. A.A.M. Deterink
- 2.
Mr. W.J.M. van Andel, beiden in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van Econcern N.V., verweerders in cassatie, niet verschenen.