Hof Amsterdam, 05-03-2019, nr. 200.251.296/01
ECLI:NL:GHAMS:2019:775
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
05-03-2019
- Zaaknummer
200.251.296/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2019:775, Uitspraak, Hof Amsterdam, 05‑03‑2019; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2018:5939
Uitspraak 05‑03‑2019
Inhoudsindicatie
voeging op de voet van artikel 222 RV
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.251.296/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/635276 / HA ZA 17-935
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 maart 2019
inzake
1. EF BEHEER B.V.,
gevestigd te Zutphen,
2. DMB VASTGOED HOLDING B.V.,
gevestigd te Zutphen,
3. EERSTE VASTGOED EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. FLORINA B.V.,
gevestigd te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
5. HBA VASTGOED B.V.,
gevestigd te Zutphen,
6. INVESTERINGSMAATSCHAPPIJ UTRECHTSE POORT B.V.,
gevestigd te Zutphen,
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. B.M. König te Apeldoorn,
tegen
PROMONTORIA HOLDING 107 B.V.,
gevestigd te Baarn,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M.J.F. Goethals te Amsterdam,
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna EF Beheer c.s. en Promontoria genoemd.
EF Beheer c.s. zijn bij dagvaarding van 17 augustus 2018 in hoger beroep gekomen van het (tussen)vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2018, dat onder bovenvermeld zaak-/rolnummer is gewezen tussen Promontoria als eiseres en EF Beheer c.s. als gedaagden.
Bij incidentele conclusie van 18 december 2018 hebben EF Beheer c.s. op de voet van artikel 222 Rv gevorderd dat de onderhavige zaak wordt gevoegd met de bij dit hof onder zaaknummer 200.247.772/01 tussen Promontoria en EF Beheer c.s. aanhangige zaak.
Bij H-formulier van 7 januari 2019 heeft Promontoria zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
2. Beoordeling
2.1
EF Beheer c.s. hebben primair voeging gevorderd op de voet van artikel 222 Rv. Daartoe hebben zij aangevoerd dat de beide procedures een situatie betreffen waarin gelijktijdig tussen dezelfde partijen samenhangende zaken aanhangig zijn binnen hetzelfde gerecht. Subsidiair hebben zij gevorderd de beide zaken informeel te voegen op de rol. Promontoria heeft zich ten aanzien van de onderhavige incidentele vordering gerefereerd aan het oordeel van het hof.
2.2
De zaak waarmee voeging wordt gevorderd is tussen dezelfde partijen bij dit hof aanhangig en betreft het hoger beroep van Promontoria tegen hetzelfde tussenvonnis dat in de onderhavige zaak wordt bestreden. Naar het oordeel van het hof wordt aldus aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv voldaan. De zaken zullen derhalve worden gevoegd.
2.3
Een beslissing omtrent de kosten zal worden aangehouden. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen van 19 maart 2019 voor beslissing hof verdere voortgang, nu in de zaak met zaaknummer 200.247.772/01 een incidentele vordering is ingesteld en arrest in dat incident is bepaald op die datum. Aldus wordt geborgd dat de gevoegde zaken gelijktijdig worden voortgezet.
3. Beslissing
Het hof:
in het incident:
voegt de onderhavige zaak met de zaak met zaaknummer 200.247.772/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 19 maart 2019 voor beslissing hof verdere voortgang;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.W. Hoekzema en C.A.H.M. ten Dam en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2019.