Zie proces-verbaal raadkamerzitting d.d. 13 januari 2014, p. 1 van 2.
HR, 03-03-2015, nr. 14/02212
ECLI:NL:HR:2015:514
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-03-2015
- Zaaknummer
14/02212
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:514, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑03‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:116, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:116, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑01‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:514, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑10‑2014
- Vindplaatsen
NJ 2015/161 met annotatie van F. Vellinga-Schootstra
SR-Updates.nl 2015-0117
Uitspraak 03‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de AG klaagt het middel terecht over de niet-ontvankelijkverklaring.
Partij(en)
3 maart 2015
Strafkamer
nr. S 14/02212 B
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 10 februari 2014, nummer RK 13/1661, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de Rechtbank de klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klaagschrift.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 is het middel terecht voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 maart 2015.
Conclusie 06‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag. Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de AG klaagt het middel terecht over de niet-ontvankelijkverklaring.
Nr. 14/02212 B Zitting: 6 januari 2015 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [klager] |
1. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, heeft bij beschikking van 10 februari 2014 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift.
2. Tegen deze beschikking is namens klager cassatieberoep ingesteld.
3. Namens klager heeft mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel
4.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank klager ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn klaagschrift.
4.2. De bestreden beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Onder klager zijn op 1 oktober 2012 een VW Passat (kenteken [001]) en een Iphone in beslag genomen.
De officier van justitie heeft voorafgaand aan de behandeling van het klaagschrift reeds beslist dat de inbeslaggenomen Iphone dient te worden teruggegeven.
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling in raadkamer medegedeeld dat de inbeslaggenomen VW Passat met bovengenoemd kenteken op 9 december 2013 naar de autosloperij is gegaan ter vernietiging.
(...)
De rechtbank overweegt als volgt.
Door vernietiging van de auto is de inbeslaggenomen auto niet langer beschikbaar en eindigt het beslag op grond van artikel 134, tweede lid, onder c van het Wetboek van Strafvordering.
Klager dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn klaagschrift.”
4.3. Blijkens het proces-verbaal van de zitting in raadkamer heeft de officier van justitie aldaar aangevoerd dat de inbeslaggenomen auto op 9 december 2013 naar de sloop is gegaan en dat de auto nog € 245,- heeft opgebracht.
4.4. Ingevolge art. 117 lid 4 Sv blijft bij vervreemding tegen baat het beslag op de verkregen opbrengst rusten. Dat betekent dat in de onderhavige zaak het beslag nog rust op de opbrengst van de auto, te weten € 245,-. Het oordeel van de Rechtbank dat het beslag op grond van art. 134 lid 2 onder c Sv is beëindigd, is dan ook onjuist.
5. Het middel slaagt.
6. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden beschikking ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Beroepschrift 23‑10‑2014
SCHRIFTUUR VAN CASSATIE
Hoge Raad der Nederlanden
Afdeling strafzaken
Kazernestraat 52
2514 CV 's‑Gravenhage
In de zaak van de heer [requirant], geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats], requirant van cassatie, te dezer zake domicilie kiezende aan de Parkstraat 10 te (4818 SJ) Breda, ten kantore van Thomas Doesburg & van 't Land Strafrechtadvocaten, van wie mr. J.J.J. van Rijsbergen bepaaldelijk is gevolmachtigd deze cassatieschriftuur op te maken, te ondertekenen en in te dienen, tegen de hem betreffende beschikking op het klaagschrift ex art. 552a Sv d.d. 10 februari 2014 van de rechtbank te Breda.
Middel I
Schending en/of verkeerde toepassing van recht en/of verzuim van vormen, waarvan de naleving op straffe van nietigheid is voorgeschreven of de nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, doordat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat door vernietiging van de in beslag genomen auto het beslag op grond van art. 314 lid 2 Sv is geeindigd, weshalve klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Toelichting
In raadkamerzitting d.d. 13 januari 2014 heeft de officier van justitie, voorzover hier relevant, aangegeven:
‘De in beslag genomen auto is op 9 december 2013 naar de sloop gegaan en bracht nog 245 euro op.’1.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld:
‘Door vernietiging van de auto is de inbeslaggenomen auto niet langer beschikbaar en eindigt het beslag op grond van artikel 134, tweede lid, onder c van het Wetboek van Strafvordering. Klager dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klaagschrift.’
De rechtbank heeft met deze motivering miskend dat bij vervreemding om baat zoals bedoeld in art. 117 Sv het beslag niet eindigt, daar het beslag in dat geval conform art. 117 lid 4 Sv op de opbrengst van deze vervreemding om baat komt te rusten. Eerst door teruggave van deze opbrengst eindigt het beslag.2.
Aangezien de officier van justitie heeft aangegeven dat het voertuig € 245,- heeft opgebracht, is het beslag van rechtswege op deze opbrengst komen te rusten. Deze opbrengst is niet aan klager teruggegeven. Het beklag had dan ook ontvankelijk moeten worden verklaard.
Op voormelde grond concludeer ik namens requirant tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugverwijzing van de zaak naar de rechtbank.
Breda, 23 oktober 2014
J.J.J van Rijsbergen
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 23‑10‑2014
MvT, Kamerstukken II 1993/94, 23 692, nr. 3, p. 18.