Einde inhoudsopgave
Invorderingswet 1990
Artikel 25a [Uitstel van betaling exitheffing IB]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Redactionele toelichting
Vindt voor het eerst toepassing m.b.t. belastingschulden waarvoor op of na 01-01-2019 uitstel van betaling is verleend.
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 508 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35030)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 508 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35030)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
Invordering (V)
1.
Op verzoek van een belastingschuldige die woont of is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte wordt onder bij ministeriële regeling te stellen regels uitstel van betaling verleend, mits voldoende zekerheid is gesteld, voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen inkomstenbelasting die betrekking heeft op voordelen ter zake van vermogensbestanddelen die bij de belastingschuldige bij het vaststellen van de belastingaanslag in aanmerking zijn genomen terwijl bij die belastingschuldige deze voordelen niet in aanmerking zouden zijn genomen ingeval deze ter zake van die vermogensbestanddelen voor de heffing van inkomstenbelasting belastingplichtig in Nederland zou zijn gebleven. De in de eerste volzin bedoelde regels zien op de uitvoering van dit artikel, waaronder begrepen regels betreffende de administratieve verplichtingen.
2.
Het uitstel van betaling, bedoeld in het eerste lid, wordt beëindigd:
- a.
ingeval de belastingschuldige niet meer woont of is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
- b.
ingeval niet meer wordt voldaan aan de bij de in het eerste lid bedoelde ministeriële regeling gestelde regels;
- c.
ingeval niet meer voldoende zekerheid is gesteld, of
- d.
voor zover de in het eerste lid bedoelde voordelen ter zake van vermogensbestanddelen bij de belastingschuldige in aanmerking zouden zijn genomen indien hij belastingplichtig in Nederland zou zijn geweest.
3.
In afwijking van het tweede lid, onderdeel d, wordt op verzoek van de belastingschuldige het bedrag waarvoor op grond van het eerste lid uitstel van betaling is verkregen, in tien gelijke jaarlijkse termijnen voldaan waarvan de eerste termijn één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet vervalt en elk van de volgende termijnen telkens een jaar later.
4.
De in het eerste en het derde lid bedoelde verzoeken worden gedaan tegelijk met de aangifte waarin een voordeel als bedoeld in het eerste lid is opgenomen.