Einde inhoudsopgave
Invorderingswet 1990
Artikel 27 [Verjaring]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 507 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35027)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 507 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 35027)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
Invordering (V)
1.
De ontvanger kan de verjaring van een rechtsvordering tot betaling stuiten door een schriftelijke mededeling waarin hij zich ondubbelzinnig zijn recht op betaling voorhoudt.
2.
Indien een belastingschuldige is opgehouden te bestaan of vermoedelijk is opgehouden te bestaan en voor zover voor zijn belastingschuld een aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 49, eerste lid, heeft plaatsgevonden, treedt de aansprakelijk gestelde voor die belastingschuld in de plaats van de belastingschuldige, voor zover het betreft de stuiting van de verjaring of de verlenging van de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot betaling.
3.
Indien een belastingschuldige is opgehouden te bestaan of vermoedelijk is opgehouden te bestaan en voor zover voor zijn belastingschuld geen aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 49, eerste lid, heeft plaatsgevonden, kan de ontvanger de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot betaling stuiten door verzending of uitreiking van een schriftelijke mededeling, waarin hij zich ondubbelzinnig zijn recht op betaling voorhoudt, aan het parket van een ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarin de laatst bekende vestigingsplaats van de belastingschuldige is gelegen of aan het parket van de ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de rechtbank Den Haag.
4.
Indien de verjaring van een belastingaanslag op de wijze, bedoeld in het derde lid, is gestuit, worden zo spoedig mogelijk de volgende gegevens ter publicatie aan de Staatscourant verzonden of uitgereikt:
- a.
de naam van de belastingschuldige;
- b.
de soort belastingaanslag;
- c.
de belastingsoort;
- d.
het belastingjaar;
- e.
de dagtekening van het aanslagbiljet.
5.
Bij toepassing van het vierde lid wordt een kopie van de schriftelijke mededeling, bedoeld in het derde lid, verzonden of uitgereikt aan de laatste bestuurders, aandeelhouders en vereffenaars van de belastingschuldige, bedoeld in het derde lid, voor zover die redelijkerwijs bij de ontvanger bekend kunnen zijn.