Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2011/7/EU betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties
Artikel 4 Transacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties
Geldend
Geldend vanaf 15-03-2011
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2012, L 233).
- Bronpublicatie:
16-02-2011, PbEU 2011, L 48 (uitgifte: 23-02-2011, regelingnummer: 2011/7/EU)
- Inwerkingtreding
15-03-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-02-2011, PbEU 2011, L 48 (uitgifte: 23-02-2011, regelingnummer: 2011/7/EU)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat schuldeisers bij handelstransacties waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, na afloop van de in de leden 3, 4 of 6 vastgestelde termijn zonder aanmaning aanspraak kunnen maken op wettelijke interest voor betalingsachterstand, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a)
de schuldeiser heeft zijn contractuele en wettelijke verplichtingen vervuld, alsmede
- b)
de schuldeiser heeft het verschuldigde bedrag niet op tijd ontvangen, tenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de vertraging.
2.
De lidstaten zien erop toe dat de toepasselijke referentie-interestvoet:
- a)
voor de eerste helft van het desbetreffende jaar de interestvoet is die op 1 januari van dat jaar geldt;
- b)
voor de tweede helft van het desbetreffende jaar de interestvoet is die op 1 juli van dat jaar geldt.
3.
Bij handelstransacties waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, zorgen de lidstaten ervoor dat:
- a)
de betalingstermijn niet langer is dan een van de volgende termijnen:
- i)
30 kalenderdagen na de datum van ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling;
- ii)
indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot betaling niet vaststaat, 30 kalenderdagen na de datum van ontvangst van de goederen of diensten;
- iii)
indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of de diensten, 30 kalenderdagen na de datum van ontvangst van de goederen of diensten;
- iv)
indien de wet of de overeenkomst voorziet in een procedure voor aanvaarding of verificatie, waarbij de conformiteit van de goederen of de diensten met de overeenkomst moet worden vastgesteld, en indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardige verzoek tot betaling ontvangt vóór of op de datum waarop de aanvaarding of verificatie plaatsvindt, 30 kalenderdagen na die datum;
- b)
de ontvangstdatum van de factuur niet bij contractuele overeenkomst tussen schuldenaar en schuldeiser wordt vastgelegd.
4.
De lidstaten kunnen de in lid 3, onder a), bedoelde termijnen tot maximaal 60 kalenderdagen verlengen voor:
- a)
overheidsinstanties die economische activiteiten van industriële of commerciële aard uitoefenen door op de markt goederen of diensten aan te bieden en die als openbaar bedrijf onderworpen zijn aan de transparantievereisten welke zijn vastgesteld bij Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (1);
- b)
specifiek voor dat doel erkende overheidsorganisaties die gezondheidszorg verstrekken.
Wanneer een lidstaat besluit tot verlenging van de termijnen als bedoeld in dit lid, doet zij de Commissie uiterlijk op 16 maart 2018 een verslag toekomen over zulke verlenging.
Op basis hiervan legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor waarin wordt aangegeven welke lidstaten de termijnen overeenkomstig dit lid hebben verlengd, en tevens verslag wordt gedaan van de gevolgen daarvan voor de werking van de interne markt, en met name voor het mkb/kmo's. Dit rapport gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen.
5.
De lidstaten zorgen ervoor dat de duur van een procedure voor aanvaarding of verificatie als bedoeld in lid 3, onder a), iv), niet meer dan 30 kalenderdagen bedraagt vanaf de datum van ontvangst van de goederen of diensten, tenzij in de overeenkomst en in eventuele aanbestedingsdocumenten uitdrukkelijk anders is overeengekomen en mits daarbij geen sprake is van kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser in de zin van artikel 7.
6.
De lidstaten zorgen ervoor dat de in de overeenkomst vastgestelde betalingstermijn niet langer is dan de in lid 3 genoemde termijnen, tenzij in de overeenkomst uitdrukkelijk anders is overeengekomen en de bijzondere aard of eigenschappen van het contract dit objectief rechtvaardigen, met dien verstande dat de betalingstermijn in geen geval langer mag zijn dan 60 kalenderdagen.
Voetnoten
PB L 318 van 17.11.2006, blz. 17.