Rb. Rotterdam, 13-10-2015, nr. 10/741223-15
ECLI:NL:RBROT:2015:7174
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
13-10-2015
- Zaaknummer
10/741223-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2015:7174, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 13‑10‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 13‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor zware mishandeling. De verdachte heeft in een restaurant met zijn vuist, met daarin een gevuld glazen flesje, tegen het hoofd van het slachtoffer geslagen. Door dit handelen is de schedel van het slachtoffer gebroken en heeft hij een ontsierend litteken in zijn gelaat overgehouden. Vrijspraak voor poging moord/doodslag, nu niet bewezen is dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld en daarnaast niet gesteld kan worden dat het op het hoofd slaan van een slachtoffer met de vuist waarin men een glazen flesje klemt zonder meer de aanmerkelijke kans oplevert dat die ander komt te overlijden.
Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/741223-15
Datum uitspraak: 13 oktober 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. N. van Bremen, advocaat te Rotterdam.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2015.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. M. Tiebosch heeft gevorderd:
- -
vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot moord;
- -
bewezenverklaring van de primair (impliciet) subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag;
- -
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als deze aanwijzingen inhouden een meldplicht en het volgen van een ambulante behandeling bij De Waag, of soortgelijke instelling.
Waardering van het bewijs
1.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte niet met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat hij van de primair ten laste gelegde poging tot moord zal worden vrijgesproken.
1.2.
Bewijswaardering
1.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot doodslag. Het slaan met een gevuld glazen flesje tegen het hoofd levert de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer van deze geweldshandeling komt te overlijden.
1.2.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging doodslag, nu geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood van de aangever.
Voorts is aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling met voorbedachte raad en zware mishandeling, nu het bij de aangever geconstateerde letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
1.2.3.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen (als bijlage II aan dit vonnis gehecht) en de overige stukken in het dossier, wordt van het volgende uitgegaan.
Op 9 januari 2015 heeft een geweldsincident plaatsgehad in restaurant [naam restaurant] . Op de ter terechtzitting getoonde camerabeelden van dit incident is te zien dat de verdachte en de aangever aan verschillende tafels zitten te eten. Op enig moment ontstaat er een woordenwisseling tussen een vriend van de verdachte en de aangever over overlast die de aangever en zijn vrienden veroorzaken. De aangever staat op een zeker moment op. Op dat moment pakt de verdachte een vol glazen Fanta-flesje beet (aan de hals, met zijn duim wijzend in de richting van de onderzijde van de fles) en houdt dit onder tafel vast. De aangever loopt in de richting van de tafel van de verdachte. Als hij bij de tafel van de verdachte komt, staat de verdachte op en slaat hij met de vuist waarin hij ook het glazen flesje houdt tegen het hoofd van de aangever, die hierop direct op de grond valt. In het ziekenhuis wordt bij de aangever aanzienlijk letsel geconstateerd: een hematoom in de ruimte tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies, een breuk van de schedel en een verwonding onder de lip, die gehecht moest worden.
Weliswaar is ten laste gelegd dat de verdachte de aangever met het flesje tegen zijn hoofd heeft geslagen en heeft de verdachte dat ontkend, maar ook als de verdachte de aangever, zoals is bewezenverklaard, met de vuist met daarin een flesje tegen het hoofd heeft geslagen, kan de tenlastelegging worden bewezenverklaard.
De vraag die vervolgens beantwoordt dient te worden is of dit handelen van de verdachte te kwalificeren is als een poging tot doodslag, zoals door de officier van justitie bepleit. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Een ander op het hoofd slaan met de vuist waarin men een glazen flesje klemt levert niet zonder meer de aanmerkelijke kans op dat die ander komt te overlijden. Anders dan de officier van justitie heeft gesteld kan op basis van de stukken in het dossier zelfs niet worden vastgesteld dat het letsel potentieel dodelijk is geweest. Nu ook overig bewijs ontbreekt, is de aan de verdachte ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling.
Artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht geeft een omschrijving van zwaar lichamelijk letsel. Die bepaling laat de rechter de vrijheid om ook buiten die gevallen letsel dat in het dagelijks spraakgebruik zwaar genoemd wordt als zodanig te beschouwen (vgl. HR 14 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8055). Daarbij wegen factoren mee als de aard van het letsel, de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Het letsel dat de aangever bekomen heeft – een hematoom in de ruimte tussen het harde hersenvlies en het spinnenwebvlies, een breuk van de schedel en een verwonding onder de lip, waardoor een ontsierend litteken in het gelaat is overgebleven – wordt in het dagelijks spraakgebruik zwaar genoemd, dus kan als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht worden aangemerkt.
De rechtbank leidt het opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel af uit zijn handelen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het hoofd kwetsbaar is. Desalniettemin heeft de verdachte de aangever krachtig tegen zijn hoofd geslagen met een vuist waarin hij een vol glazen flesje klemde. Uit het letsel en de omstandigheid dat de aangever onmiddellijk neerging – en niet opstond – volgt dat de verdachte hard sloeg. Door met zoveel kracht, met een hard voorwerp, te slaan, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen (vgl. HR 12 mei 1964, NJ 1965/26).
1.2.4. Conclusie
Ook de ten laste gelegde poging tot doodslag is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling is wettig en overtuigend bewezen.
1.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 09 januari 2015 te Rotterdam
aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel, te weten een schedelbreuk en een hematoom en een verwonding aan
de lip/wang, heeft toegebracht door met kracht met een gevuld glazen flesje, op/tegen het
gezicht/hoofd van die [aangever] te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid feit en strafbaarheid verdachte
2.
2.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hij zich heeft verdedigd tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanval van [aangever] en hem om die reden een geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt.
2.1.2.
Beoordeling
Voor een geslaagd beroep op noodweer dient te worden vastgesteld dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Zoals hiervoor reeds is overwogen is het de verdachte geweest die de eerste geweldshandeling heeft verricht door de aangever met een glazen flesje tegen het hoofd te slaan. Van een aanval of dreigende aanval door aangever is niet gebleken. Alleen al om die reden kan een beroep op noodweer(exces) niet slagen.
2.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten en er daarnaast geen omstandigheid aannemelijk geworden is die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is het feit en de verdachte strafbaar.
Het bewezen feit levert op:
zware mishandeling.
Motivering straf
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft, in een restaurant, na een woordenwisseling met het slachtoffer, een gevuld glazen flesje van tafel gepakt en met dit flesje in zijn vuist tegen het hoofd van het slachtoffer geslagen. Door dit handelen is de schedel van het slachtoffer gebroken en heeft hij een ontsierend litteken in zijn gelaat overgehouden. Ook kampt het slachtoffer tot op heden nog altijd met lichamelijke en geestelijke klachten.
De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft zich - kennelijk omdat hij het gedrag van het slachtoffer beu was - totaal onnodig uitermate agressief en gewelddadig gedragen, met grote (fysieke) consequenties voor het slachtoffer als gevolg. Daarnaast veroorzaakt geweld in de horeca gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Hierbij neemt de rechtbank voorts in overweging dat verdachte na het gebeurde is weggegaan zonder zich om het slachtoffer te bekommeren en dat hij zich eerst bij de politie gemeld heeft nadat camerabeelden uit het restaurant op de televisie vertoond waren.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 september 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk geweldsmisdrijf.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 augustus 2015. Dit rapport houdt - samengevat en voor zover van belang - het volgende in. De verdachte heeft enigszins gebrekkige copingvaardigheden en is in enige mate impulsief. Er zijn geen aanwijzingen voor drugs- of alcohol verslavingsproblematiek. Het recidiverisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag/gemiddeld. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het volgen van een ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij slaat de rechtbank in het bijzonder acht op de wijze waarop de verdachte de aangever tegen het hoofd heeft geslagen en zich verder niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn daden. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde ambulante behandeling beperken tot het volgen van een agressieregulatietherapie, nu de rechtbank het opleggen van een ‘kale’ ambulante behandeling zonder dat daaraan nadere invulling wordt gegeven niet wenselijk acht.
Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- -
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- -
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- -
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal ambulant een agressieregulatietherapie volgen bij de forensische polikliniek De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. C.A. van Beuningen en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.A.J.A. Welten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2015.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 09 januari 2015 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [aangever] van het
leven te beroven, met dat opzet (met kracht) met een (gedeeltelijk) gevuld(e)
glazen fles(je), althans een hard en/of zwaar voorwerp, op/tegen het
gezicht/hoofd van die [aangever] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 289/287 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 januari 2015 te Rotterdam
aan [aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk
letsel, te weten een schedelbreuk en/of een hematoom en/of een verwonding aan
de lip/wang, heeft toegebracht door (met kracht) met een (gedeeltelijk)
gevuld(e) glazen fles(je), althans een hard en/of zwaar voorwerp, op/tegen het
gezicht/hoofd van die [aangever] te slaan;
(artikel 303/302 Wetboek van Strafrecht)
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 09 januari 2015 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen (met kracht) met een (gedeeltelijk) gevuld(e) glazen
fles(je), althans een hard en/of zwaar voorwerp, op/tegen het gezicht/hoofd
van die [aangever] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 303/302 jo. 45 Wetboek van Strafrecht)