HR, 16-06-2020, nr. 19/03041 E
ECLI:NL:HR:2020:1022
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-06-2020
- Zaaknummer
19/03041 E
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1022, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑06‑2020; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2018:3918
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:598
ECLI:NL:PHR:2020:598, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑04‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1022
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑06‑2020
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Nu het cassatiemiddel is ingetrokken, kan verdachte in het beroep niet worden ontvangen (vgl. ECLI:NL:HR:2001:AD4299). Samenhang met 19/03042 en 19/03045.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/03041 E
Datum 16 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, economische kamer, van 24 oktober 2018, nummer 23/002607-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1939,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.S. Nan, advocaat te ’s‑Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. Bij brief van 11 november 2019 heeft de raadsman het cassatiemiddel ingetrokken.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu het cassatiemiddel is ingetrokken, kan de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen (vgl. HR 30 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4299).
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juni 2020.
Conclusie 21‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Economische zaak. Nu het cassatiemiddel is ingetrokken, kan verdachte in het beroep niet worden ontvangen (vgl. ECLI:NL:HR:2001:AD4299). Samenhang met 19/03042 en 19/03045.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 19/03041 E
Zitting 21 april 2020
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1939,
hierna: de verdachte.
1. De verdachte is bij arrest van 24 oktober 2018 door het Gerechtshof Amsterdam wegens 1. ‘overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd; en; overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd’; 2. ‘overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd’; 3. ‘overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd’; 4. ‘overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd’; 5. ‘overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd; en; overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd’ alsmede 6. ‘overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd’, veroordeeld tot (wegens het onder 2, 4 en 6 bewezenverklaarde) een geldboete van € 2.000,00 subsidiair 30 dagen hechtenis alsmede (wegens elk van de onder 1, 3 en 5 bewezenverklaarde feiten) de stillegging van de onderneming van de verdachte waarin het economisch delict is gepleegd telkens voor de duur van één maand.
2. Er bestaat samenhang met de zaken met de nummers 19/03042 en 19/03045. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte. Mr. J.S. Nan, advocaat te 's-Gravenhage, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
4. Bij brief van 11 november 2019 heeft de raadsman van de verdachte het in de cassatieschriftuur voorgestelde middel ingetrokken. Gelet daarop resteren geen middelen van cassatie meer, waardoor de verdachte niet in het cassatieberoep kan worden ontvangen.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat Uw Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG