...
Hof Amsterdam, 24-10-2018, nr. 23-002607-17
ECLI:NL:GHAMS:2018:3918
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
24-10-2018
- Zaaknummer
23-002607-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:3918, Uitspraak, Hof Amsterdam, 24‑10‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1022
Uitspraak 24‑10‑2018
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor het medeplegen van feitelijk leidinggeven aan overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Partij(en)
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002607-17
datum uitspraak: 24 oktober 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 11 juli 2017 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Noord-Holland van 3 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-994524-14 tegen
[verdachte] ,
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1939,
adres: [adres 1] [plaats].
Procesgang
De economische kamer van de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het onder feit 2, 4 en 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 3.750,00 en voor het onder feit 1, 3 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot (telkens) een voorwaardelijke geldboete van € 250,00, met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 25 maart 2016 het vonnis bevestigd.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 11 juli 2017 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, Economische Kamer, teruggewezen opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 4 februari 2013 tot en met 11 februari 2013, te Wijdewormer, gemeente Wormerland, runderen heeft gehuisvest, terwijl de behuizing en/of de inrichting voor de beschutting van die dieren niet zodanig geconstrueerd was en/of de behuizing en/of de inrichting voor de beschutting van die dieren niet in een zodanige staat van onderhoud verkeerde dat er geen scherpe randen en/of uitsteeksels waren die de dieren konden verwonden, immers heeft zij
- 24 runderen in een stal op het perceel [adres 2] gehuisvest tussen uitstekende en/of afgebroken buizen en/of op een ongelijke roostervloer en runderen heeft verzorgd, terwijl die dieren geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voeder kregen, immers heeft zij
- 16 runderen in een stal op het perceel [adres 2] voeder gegeven dat was vermengd met kunststof en/of stukken net en/of een sterk afwijkende geur had en/of een sterk afwijkende kleur had; tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
2:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 4 februari 2013 tot en met 11 februari 2013, te Wijdewormer, gemeente Wormerland, als houder van runderen, in elk geval één of meer dieren, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers
- heeft zij een kreupel kalf en/of twee vermagerde runderen in schrale conditie in een stal op het perceel [adres 2] niet, althans niet toereikend, voorzien van diergeneeskundige beoordeling en/of verzorging, en/of
- hadden 24 runderen in een stal op het perceel [adres 2], geen beschikking over een droge en schone ligplaats, en/of
- hadden 24 runderen in een stal op het perceel [adres 2] geen, althans onvoldoende, toegang tot een toereikende hoeveelheid schoon drinkwater terwijl zij ook niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
3:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 12 maart 2013 tot en met 29 maart 2013 te [plaats], gemeente Waterland, en/of te Wijdewormer, gemeente Wormerland, schapen en/of runderen heeft gehuisvest, terwijl de behuizing en/of de inrichting voor de beschutting van die dieren niet zodanig geconstrueerd was en/of de behuizing en/of de inrichting voor de beschutting van die dieren niet in een zodanige staat van onderhoud verkeerde dat er geen scherpe randen en/of uitsteeksels waren die de dieren konden verwonden, immers heeft zij
- 25 runderen in weilanden op het perceel [adres 1] te [plaats] gehuisvest tussen hekken, oude landbouwwerktuigen, buizen, aanhangwagens, autobanden, trekkerbanden, een oude kruiwagen en/of houten palen, en/of
- 22 runderen in weilanden op het perceel [adres 2] te Wijdewormer gehuisvest tussen stukken glas, metalen hekken, landbouwwerktuigen, buiten, houten palen en/of pallets, en/of - 52 schapen op een verlaten bouwplaats en/of een weiland op het perceel [adres 3] te Wijdewormer gehuisvest tussen scherpe metalen pennen, scherp plaatmateriaal, een oude aanhangwagen, scherpe metalen balken, metalen hekken en/of pallets
- 17 runderen op het perceel [adres 4] te Wijdewormer gehuisvest tussen scherp metaal hekwerk, scherp metaal plaatwerk, scherpe betonnen balken, houten balken, pallets, golfplaten, bouwmaterialen, bouwafval, tractoren, een kraan en/of landbouwmachines
en schapen en/of runderen heeft verzorgd, terwijl die dieren geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voeder kregen, immers heeft zij
- 150 schapen in een stal op het perceel [adres 1] te [plaats] voeder gegeven waarvan het omhullende kunststof niet geheel was verwijderd en/of was vermengd met kunststof, en/of
- 25 runderen in weilanden op het perceel [adres 1] te [plaats] voeder gegeven dat oud was en/of vermengd was met bouwafval, palen, kunststof en/of bevuild met mest, en/of
- 22 runderen naast de stal en in de weilanden op het perceel [adres 2] te Wijdewormer voeder gegeven waarvan het omhullende kunststof niet geheel was verwijderd en/of was vermengd met kunststof, urine en/of mest, en/of
- 52 schapen op een verlaten bouwplaats en in weilanden op het perceel [adres 3] te Wijdewormer voeder gegeven waarvan het omhullende kunststof niet geheel was verwijderd en/of was vermengd met kunststof, urine en/of mest, en/of
- 13 runderen op het perceel [adres 4] te Wijdewormer voeder gegeven waarvan het omhullende kunststof niet geheel was verwijderd en/of was vermengd met kunststof, houten planken, resten van metaal hekwerk, urine en/of mest tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
4:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 12 maart 2013 tot en met 29 maart 2013 te [plaats], gemeente Waterland, als houder van schapen, in elk geval één of meer dieren, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers
- hadden 9 schapen op een perceel op de Hoogedijk te [plaats] geen, althans onvoldoende, toegang tot een toereikende hoeveelheid schoon drinkwater terwijl zij ook niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen tot het plegen van welk bovenomschreven strafbaar feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welk strafbaar feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft;
5:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] op of omstreeks 14 mei 2014 te [plaats], gemeente Waterland, en/of te Wijdewormer, gemeente Wormerland, schapen en/of runderen heeft gehuisvest, terwijl de behuizing en/of de inrichting voor de beschutting van die dieren niet zodanig geconstrueerd was en/of de behuizing en/of de inrichting voor de beschutting van die dieren niet in een zodanige staat van onderhoud verkeerde dat er geen scherpe randen en/of uitsteeksels waren die de dieren konden verwonden, immers heeft zij
- 11 runderen op het erf op het perceel [adres 4] te Wijdewormer gehuisvest tussen scherpe stukken kunststof, scherpe delen metaal en/of scherp metalen hekwerk, en/of
- 65 schapen in stal 2 op het perceel [adres 1] te [plaats] gehuisvest tussen delen van metalen ruiven, metalen hekken en/of verroest metaal (artikel 5 Besluit welzijn productiedieren, thans artikel 1.8 Besluit houders van dieren)
en schapen heeft verzorgd, terwijl die dieren geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voeder kregen, immers heeft zij
- meerdere schapen in stal 1 op het perceel [adres 1] te [plaats] voeder gegeven dat op de grond lag en ongezond en/of ongeschikt was, en/of
- 65 schapen in stal 1 op het perceel [adres 1] te [plaats] voeder gegeven dat een afwijkende muffe geur had en/of beschimmeld was en/of vermengd was met kunststof, touw, mest en/of urine (artikel 4 Besluit welzijn productiedieren, thans artikel 1.7 Besluit houders van dieren) tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
6:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] op of omstreeks 14 mei 2014 te [plaats], gemeente Waterland, en/of te Wijdewormer, gemeente Wormerland, als houder van schapen, in elk geval één of meer dieren, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers
- heeft zij een kreupel schaap op het perceel [adres 3] te Wijdewormer niet, althans niet toereikend, voorzien van diergeneeskundige beoordeling en/of verzorging, en/of
- hadden drie schapen in stal 1 op het perceel [adres 1] te [plaats] geen, althans onvoldoende, toegang tot een toereikende hoeveelheid schoon drinkwater terwijl zij ook niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, en/of
- heeft zij een lam dat hoestte en/of een lam met gewrichtsontsteking en/of een ernstig ziek schaap met een blauwe harde uier in stal 1 op het perceel [adres 1] te [plaats] niet, althans niet toereikend, voorzien van diergeneeskundige beoordeling en/of verzorging tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, feitelijk leiding heeft gegeven;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof komt tot een deels andere bewezenverklaring en tot een andere strafoplegging.
Bewijsmiddelen feiten 1 tot en met 6
Het hof grond zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde onder feit 1 tot en met 6 heeft begaan op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die hierna zijn weergegeven. Het hof stelt voorop dat de verwijzingen naar gedeeltes en gedachtestreepjes in de bewijsmiddelen vanaf nummer 6 verwijzen naar de tekst van de tenlastelegging.
1. Een proces-verbaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) met nummer 79692 van 16 juli 2014, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 1-2).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Naam : [verdachte] EN [medeverdachte]
Rechtsvorm : Maatschap
Vestigingsadres : [adres 1]
Postcode en vestigingsplaats : [postcode] [plaats]
Gemeente van vestiging : Waterland
Naam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Beroep : Veehouder en maat in de maatschap
Woonadres : [postcode] [plaats]
Postcode en woonplaats : Waterland
Naam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Beroep : Veehoudster en maat in de maatschap
Woonadres : [adres 1]
Postcode en woonplaats : [postcode] [plaats]
2. Een aanvullend proces-verbaal van de NVWA met nummer 74150 van 2 juli 2013, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (p. 1-2).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het is mij bekend dat mevrouw [verdachte] zich met name bezig houdt met [naam] en daar regelmatig werkzaam is. Tevens is het mij bekend dat mevrouw [verdachte] zich ontfermt over de lammeren en de schapen en dat zij de administratie (onder andere het register voor de schapen en de runderen) bijhoudt. Dit heeft zij tijdens de controle op 12 maart 2013
verklaard. Tijdens deze controle zagen wij dat zij bezig was met het verzorgen van de schapen in de stal op de thuislocatie, zij was bezig met het toedienen van diergeneesmiddelen en het verstrekken van water. Het is mij bekend dat [verdachte] met name de runderen verzorgt. Tevens is het mij bekend dat [verdachte] het weiden van de dieren organiseert.1.
3. Een proces-verbaal van de NVWA met nummer 75839 van 30 oktober 2013, opgemaakt door de daartoe bevoegde buitengewoon opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3], blad 4 tot en met 17, blad 7.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 20 maart 2013 stelde ik, verbalisant [verbalisant 3], een (her)controle in op vier locaties
van veehouder [verdachte] en [medeverdachte]. Op de volgende locaties zijn de (her)controle
uitgevoerd:
- [adres 3] te Wijdewormer;
- [adres 2] te Wijdewormer;
- [adres 4] te Wijdewormer en
- [adres 1] te [plaats].
Uit eerder geraadpleegde Identificatie en Registratie systeem (I&R) en na het raadplegen van het digitaal dossier (algemeen informatie systeem van de NVWA) was mij bekend dat maatschap [verdachte] en [medeverdachte] de voornoemde percelen in gebruik heeft. Tevens heb ik in de voornoemde informatiebronnen gezien dat de dieren die op deze percelen gehouden werden, op naam staan van maatschap [verdachte] en [medeverdachte].
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 24 augustus 2012 met nummer 37159203 ten aanzien van de verdachte, bijlage 7 bij het proces-verbaal NVWA met nummer 72185 van 4 maart 2013.
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Maten
Naam [medeverdachte], [medeverdachte]
Datum in functie 01-01-1994
Bevoegdheid Onbeperkt bevoegd
Naam [verdachte]
Datum in functie 01-01-1994
Bevoegdheid Onbeperkt bevoegd
5. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 24 augustus 2012 met nummer 37159203 ten aanzien van de verdachte, bijlage 11 bij het proces-verbaal NVWA met nummer 79692.
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Maten
Naam [medeverdachte], [medeverdachte]
Datum in functie 01-01-1994
Bevoegdheid Onbeperkt bevoegd
Naam [verdachte]Datum in functie 01-01-1994
Bevoegdheid Onbeperkt bevoegd
Feiten 1 en 2
6. Een proces-verbaal van de NVWA met nummer 72185 van 4 maart 2013, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (pagina’s 3-9).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op maandag 4 februari 2013, omstreeks 13.00 uur bevond ik mij, vergezeld van drs. mr. [deskundige 1], werkzaam als toezichthoudend dierenarts binnen de NVWA, op het perceel van de veehouder [verdachte], aan de [adres 2] te Wijdewormer, gemeente Wormerland, voor het uitvoeren van een controle op het houden van rundvee.2.
(Ten aanzien van feit 1:1e gedeelte)
Ik zag dat er in de stal, aan de rechterzijde, twee ruimtes (gescheiden door hekwerken) aanwezig waren met totaal 24 runderen van het ras/type Lakenvelder.
(Ten aanzien van feit 1)
Op de voergang zag ik twee trekkers/tractoren staan en ik zag zeer veel ruwvoer op de grond liggen. Ik zag in het voer delen plastic en stukken van een net en ander afvalmateriaal liggen. Ik zag dat één van de runderen ruwvoer met een stuk van het net in de bek had. Naar schatting hadden 16 stuks rundvee de mogelijkheid om van dit voer te eten.
In de achterste ruimte, aan de rechterzijde van de stal, zag ik 4 runderen en drie kalfjes staan. Ik zag dat er stukken plastic in deze ruimte bij en tussen de runderen op de grond lag. Tevens zag ik in de stal doeken over de hekwerken met afgeraffelde touwen hangen. Ik zag dat de runderen verstrikt konden raken in het voornoemde materiaal. Voorts zag ik scherpe randen en uitsteeksels in de stal waaraan het rundvee zich kon verwonden (uitstekende buizen en afgebroken buizen) in de vorm van slecht onderhouden hekwerken. Voorts zag ik dat de hekwerken tussen de twee ruimtes (waar de runderen werden gehouden) met strotouwen aan elkaar waren vastgemaakt. Ik zag dat de roostervloer ongelijk was, waardoor er een ‘afstap’ was ontstaan met scherpe randen waaraan de dieren zich konden verwonden.3.
(Ten aanzien van feit 2:1e gedachtestreepje)
In het achterste deel van de stal zag ik een kalf. Ik zag dat het kalf de rechter achterpoot niet kon belasten. Ik zag dat het kalf kreupel was. Tevens zag ik dat er ten minste twee runderen in een zeer schrale conditie waren. Ik zag dat het geraamte zeer duidelijk door de vacht zichtbaar was. Ik hoorde dat [verdachte] aan toezichthouder drs. [deskundige 1] verteld had dat hij de dieren nergens voor behandelde. De dieren waren niet gezien of behandeld door een dierarts.
(Ten aanzien van feit 2:2e gedachtestreepje)
In de voorste ruimte (bij de staldeur) zag ik meer dan 15 runderen staan. Ik zag dat de mest in de deze ruimte zeer hoog lag opgestapeld op de roosters en tegen de randen van de ligboxen. Ik zag dat de ligboxen eveneens besmeurd waren met mest. Ik zag dat aan de voorzijde (kopkant) van de ligboxen veel zand was gestrooid. Ik hoorde soppende geluiden als de runderen liepen. Ik zag dat in beide ruimtes zeer veel ligboxen defect waren, besmeurt met mest en geen vlakke ondergrond hadden (veel zand en mestophopingen). Geen van de 24 aanwezig dieren had de mogelijkheid om comfortabel te rusten/liggen.
Op maandag 11 februari 2013, omstreeks 10.05 uur bevond ik mij, vergezeld van Drs. Mr. [deskundige 1], op het perceel van de veehouder [verdachte], aan de [adres 2] te Wijdewormer, gemeente Wormerland, voor het uitvoeren van een hercontrole.
(Ten aanzien van feit 1)
Ik zag dat er in de stal, aan de rechterzijde, twee ruimtes (gescheiden door hekwerken) aanwezig waren met runderen van het ras/type Lakenvelder. In de stal (tegen de muren en op de voergang) lag/stond zeer veel materiaal/rommel dat niet nodig was voor de verzorging van de dieren. Aan deze situatie was niets veranderd ten opzichte van de situatie die was aangetroffen op maandag 4 februari 2013.4.
Op de voergang zag ik twee grote landbouwmachines staan. Ik zag dat er zeer veel ruwvoer (enkele grasrollen) op de grond staan/liggen voor het voerhek. Ik zag in het voer delen plastic, en stukken van een net en ander afvalmateriaal liggen. Vervolgens zag ik dat er van één van de grasrollen rook kwam en donkerbruin tot zwart van kleur was. Vervolgens rook ik een sterk afwijkende geur aan dit voer.
(Ten aanzien van feit 2: 3e gedachtestreepje)
Vervolgens ben ik, verbalisant [verbalisant 3], de verblijven van de dieren ingegaan. Ik zag en voelde dat de automatische drinkwater voorziening (2 stuks) in deze stal beide bevroren waren en niet werkte. Vervolgens zag ik dat alle dieren (na telling 24 stuks) geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid schoon water. Deze 24 dieren konden niet op een andere wijze aan de behoefte van water voldoen.
(Feit 1)
In de achterste ruimte, aan de rechterzijde van de stal, zag ik 5 runderen en 3 kalfjes staan. Ik zag dat er stukken plastic in deze ruimte bij en tussen de runderen op de grond lagen. Tevens zag ik in de stal doeken over de hekwerken met afgeraffelde touwen. Ik zag dat de runderen verstrikt konden raken in het voornoemde materiaal. Voorts zag ik dat de scherpe randen en uitsteeksels in de stal waaraan het rundvee zich kon verwonden (uitstekende buizen en afgebroken buizen) in de vorm van slecht onderhouden hekwerken, welke ik op 4 februari 2013 had geconstateerd nu verborgen waren met kunststof zakken en waren vastgemaakt met touwtjes. Ik zag dat de scherpe randen en uitsteeksels niet waren weggehaald.
Vervolgens zag ik een metalen hekwerk horizontaal op ander hekwerk liggen op een hoogte van naar schatting 1 meter hoogte. Ik zag dat, de grotere dieren zich hieraan konden verwonden.
Voort zag ik dat de hekwerken tussen de twee ruimtes (waar de runderen werden gehouden) met strotouwen aan elkaar waren vastgemaakt. Ik zag dat de roostervloer ongelijk was, waardoor er een afstap was ontstaan met scherpe randen waaraan de dieren zich konden verwonden. Aan deze situatie was niets veranderd ten opzichte van de situatie die was aangetroffen op maandag 4 februari 2013.
Ik zag dat de roosters, waarop de dieren gehouden werden, bedekt waren met een dikke laag natte zwart kleurige mest. Tevens zag ik dat de ligboxen vol lagen met resten mest en zand. Ik zag een zeer onhygiënische situatie in deze stal. Ik zag dat geen van de gehouden runderen de beschikking hadden over een droge en schone ligplaats/loopruimte. Ik zag dat aan deze situatie niets was veranderd ten opzichte van de situatie die was aangetroffen op maandag 4 februari 2013.5.
(Ten aanzien van feit 2: 1e gedachtestreepje)
Ik zag dat er ten minste twee runderen nog steeds in zeer schrale conditie waren. Ik zag dat het geraamte zeer duidelijk door de vacht zichtbaar was.
(Ten aanzien van feit 2: 2e gedachtestreepje)
In de voorste ruimte (bij de staldeur) zag ik 16 runderen staan. Ik zag dat de mest in de deze ruimte zeer hoog lag opgestapeld op de roosters en tegen de randen van de ligboxen. Ik zag dat de ligboxen eveneens besmeurd waren met mest. Ik zag dat aan de voorzijde (kopkant) van de ligboxen veel zand was gestrooid. Ik hoorde in deze ruimte soppende geluiden als de runderen liepen. Aan deze situatie was niets veranderd ten opzichte van de situatie die was aangetroffen op maandag 4 februari 2013.
Ik zag dat in beide ruimtes zeer veel ligboxen defect waren, besmeurt met mest en geen vlakke ondergrond hadden (veel zand en mestophopingen). Geen van de aanwezig 24 dieren had de mogelijkheid om comfortabel te rusten/liggen. Aan deze situatie was niets veranderd ten opzichte van de situatie die was aangetroffen op maandag 4 februari 2013.6.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag dat aan de situatie in de stal van verdachte [verdachte] aan de [adres 2], te Wijdewormer niets was veranderd, eerder erger was (vooral ten aanzien van de watervoorziening en de voederhygiëne) dan tijdens de controle van 4 februari 2013. Nu was er ook geen drinkwater beschikbaar voor de dieren.7.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een veterinaire verklaring van mr. drs. [deskundige 1] van 6 februari 2013, bijlage 4 bij het proces-verbaal NVWA met nummer 72185 van 4 maart 2013 (p. 1-3).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 4 februari 2013, werd door mij onderzocht:
runderen.
Gegevens omtrent de houder van dieren
Naam/adres/plaats: [verdachte]
Locatie: [adres 1], [postcode] te [plaats]
De hekwerken van de twee ruimtes, aan de rechterzijde waarin de runderen zich bevonden waren aan elkaar vast geknoopt met touwen en hadden scherpe randen/uitsteeksels (zoals afgebroken buizen) waaraan de runderen zich konden verwonden. Er hingen doeken over sommige hekwerken heen waaraan afgeraffelde touwen hingen tot op de grond van de verblijven. De runderen konden hierin verstrikt raken. De roosters en ligboxen van beide verblijven waren bedekt met (veel) mest. Ik hoorde de runderen in het voorste verblijf soppende geluiden maken bij het lopen. Over de mest in de ligboxen was veel zand gestrooid waardoor de ondergrond zeer hobbelig was geworden. Ik zag dat de roostervloer ongelijk van hoogte was waardoor er drempels ontstonden. Er zaten gaten in de vloer/roosters.8.
In welke lichamelijke toestand heeft u de dieren aangetroffen?
Ik zag een (stier)kafje (rood/wit, werknummer 8429) op drie poten lopen/huppelen. Het dier kon de rechterachterpoot niet betasten. Ik zag dat 2 runderen een conditiescore van 1 hadden (werknummers 8330, 8390). Een rund zonder oormerken en een rund met werknummer 8409 had een conditiescore van 1.5- 2. Dat wil zeggen dat de doornuitsteeksels en de dwarsuitsteeksels van de ruggengraat duidelijk zichtbaar waren evenals de zitbeenderen en de ribben. Het geraamte is dus duidelijk zichtbaar. Ik zag dat de vacht/huid van vooral de onderbenen en buik bedekt was met mest. De overige dieren hadden een redelijk goede (voeding) conditie. De vacht van de runderen was dof (geen glans).
Het is een chronisch probleem. De situatie (zeer slechte huisvesting en enkele magere dieren) waar de dieren zich in bevonden moet (gezien de omvang en de ernst) al minimaal 3 weken geleden zijn ontstaan.
Is de gezondheid en/of het welzijn van de dieren naar uw mening benadeeld?
Ja, de (fysieke) gezondheid is benadeeld, want er was een kreupel rund aanwezig en er waren te magere runderen.9.
ad 1. in casu is het voer voor enkele dieren te weinig voedzaam (te laag in energie) en bevat het voer plastic en materialen die er niet in thuis horen en inwendig letsel kunnen veroorzaken.
ad 2. in casu is de huisvesting niet veilig doordat er scherpe/losse delen aan de hekwerken zitten (afgebroken buizen, uitstekende buizen, touwen, gaten/drempels in de vloer/roosters) waar de dieren zich aan kunnen verwonden. De ligboxen zijn besmeurd met mest, hebben defecte stalen buizen en een niet egale ondergrond. Er zijn geen comfortabele rust/ligplaatsen.10.
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een veterinaire verklaring van mr. drs. [deskundige 1] van 12 februari 2013, bijlage 2 bij het proces-verbaal NVWA met nummer 72185 van 4 maart 2013 (p. 1-2).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 11 februari 2013, werd door mij onderzocht:
runderen.
Gegevens omtrent de houder van dieren
Naam/adres/plaats: [verdachte]
Locatie: [adres 1], [postcode] te [plaats]
Er zat nog steeds plastic, touw en andere rommel in het voer dat aan de dieren verstrekt werd. Het voermanagement was verslechterd ten opzichte van de vorige keer. Geen van de runderen kon op het moment van de controle over drinkwater beschikken. Dat was een verslechtering ten opzichte van de vorige controle. Ik zag dat de twee ruimtes (loopruimtes, roosters en ligboxen) waar de dieren zich in bevonden vol mest lagen. Ik voelde dat de ligboxen nat waren.11.
De dieren hadden niet de mogelijkheid om droog en schoon te liggen. Ik zag nog steeds evenveel uitstekende en scherpe delen (hekwerken, ligboxen) in de huisvesting van de dieren. In een ligbox gleed ik naar beneden omdat er een stuk van een mat (90 graden) schuin lag. De huisvesting was met betrekking tot de scherpe delen en de hygiëne niet veranderd.12.
Feiten 3 en 4
9. Een proces-verbaal van de NVWA met nummer 75839 van 30 oktober 2013, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (pagina’s 1-17).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
(Ten aanzien van feit 4.)
Locatie Hoogedijk
Wij bevonden ons op dinsdag 12 maart 2013, om ca. 14.00 uur, op een perceel op de dijk gelegen aan de Hoogedijk, te [plaats]. Wij zagen in dit perceel 4 schapen en 5 lammeren. Wij zagen dat er geen waterbak met drinkwater op het perceel aanwezig was. Wij zagen dat de schapen alleen water uit het IJsselmeer konden drinken, maar dat de rand naar het water voorzien was van een laag ijs. Hierdoor is dit water niet op een veilige manier toegankelijk voor de schapen. Op dit perceel hadden deze schapen en lammeren geen toegang tot een toereikende hoeveelheid schoon drinkwater en konden deze schapen ook niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water voldoen.
(Ten aanzien van feit 3: 2e gedeelte, 1e gedachtestreepje)
Locatie Wagenweg
Op dinsdag 12 maart 2013, omstreeks 14.30 uur bevonden wij ons in de kaasboerderij van de familie [verdachte], gelegen naaste de stallen op de locatie [adres 1] te [plaats]. In de schapenstal troffen wij de mij, verbalisant [verbalisant 3], bekende en in mijn functie kennende mevrouw [verdachte]. In de schapenstal troffen wij ca. 150 schapen aan in 2 aparte afdelingen. In de ene afdeling bevonden zich de schapen met lammeren, in de andere de schapen die nog moesten lammeren.13.
Wij zagen dat in de afdeling met de schapen zonder lammeren een grote hoeveelheid balen voer los in de ruimte stond. Wij zagen dat oude voerresten een dik pak op de bodem hadden gevormd. Wij zagen dat het plastic niet van de balen was verwijderd en er daardoor nog plastic om de balen zat en overal plastic verspreid in de bodemlaag lag. Wij zagen dat dit plastic gemengd was met het voer waardoor de schapen dit makkelijk binnen kunnen krijgen. Door deze wijze van voedering is er geen onderscheid meer tussen balen voer en de bodembedekking met mest. Dit is geen hygiënische wijze van voedering.
(Ten aanzien van feit 3: 2e gedeelte, 3e gedachtestreepje)
Wij zagen in de weilanden achter de stallen ca. 25 runderen. Wij zagen ook in deze
weilanden een grote hoeveelheid oud voer, vermengd met bouwafval, palen, plastic etc. Wij zagen dat dit plastic gemengd was met het voer waardoor de runderen dit makkelijk binnen kunnen krijgen. Wij zagen dat het plastic rondom de voeropslag en op meerdere andere plekken in de weilanden in en op de bodem achterbleef. Het is niet duidelijk of dit oude voer bestemd is als voer of als opslag van oud voer. Dit oude voer is vrij toegankelijk voor de runderen, zij kunnen er van eten, maar lopen er ook in en doorheen en kunnen er in mesten. Dit is geen hygiënische wijze van voedering. Als deze oude voervoorraad niet bestemd is voor voeder maar voor opslag, behoord deze plek niet toegankelijk te zijn voor de runderen.14.
(Ten aanzien van feit 3: 2e gedeelte, 3e gedachtestreepje)
Locatie [adres 2]
Op dinsdag 12 maart 2013, omstreeks 15:30 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], vergezeld van [verbalisant 4] en [verbalisant 5], ons op de locatie [adres 2] in Wijderwormer. Wij zagen dat achter de stal, in de weilanden erachter, 22 runderen werden gehouden. Wij zagen dat naast de stal een grote hoeveelheid voer, deels in plastic en deels zonder plastic, wij zagen overal restanten van plastic. Wij zagen dat op een verhoogd gedeelte in het weiland achter de stal meerdere balen voer stonden, met en zonder plastic. Wij zagen dat verderop in het weiland ook meerdere balen hooi stonden, met en zonder plastic. Wij zagen tussen de balen restanten van plastic dat niet is verwijderd. Wij zagen dat de runderen zelf het plastic van de balen trokken.15.
Dit voer is vrij toegankelijk voor de runderen, zij kunnen er van eten, maar lopen er ook in en doorheen en kunnen er in mesten. Zij kunnen restanten van het plastic binnenkrijgen met het voer. Dit is geen hygiënische wijze van voedering.16.
(Ten aanzien van feit 3: 2e gedeelte, 3e gedachtestreepje)
Locatie, [adres 2] te Wijdewormer:
Op 20 maart 2013, omstreeks 11.20 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 3], vergezeld van twee inspecteurs van Milieudienst waterland en een agente van de dierenpolitie, mij op het terrein van [verdachte] en [medeverdachte] aan de [adres 2] te Wijdewormer.
Ik zag dat er in het weiland naar schatting 22 runderen werden gehouden. Ik zag op het perceel een grote hoeveelheid rollen kuilgras liggen. Ik zag dat van meerdere van deze rollen het beschermende folie stuk en deels verdwenen was. Ik zag en voelde dat een grote hoeveelheid van dit kuilgras vochtig was. Voorts zag ik meerdere van de runderen op het kuilgras lopen. Ik zag dat deze runderen het kuilgras bevuilden met urine en mest. Voorts zag ik dat het voornoemde kuilgras vermengd was met delen kunststof folie en stukken kunststof net.
(Ten aanzien van feit 3: 2e gedeelte, 2e gedachtestreepje)
Locatie, [adres 1] te [plaats]:
Op 20 maart 2013, omstreeks 12:00 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 3], vergezeld van twee inspecteurs van Milieudienst waterland en een agente van de dierenpolitie, mij in het weiland van maatschap [verdachte] en [medeverdachte] aan de [adres 1] te [plaats]. Ik zag dat er naar schatting 24 runderen in het voornoemde weiland werden gehouden.17.
Ik zag op het perceel een grote hoeveelheid rollen kuilgras liggen. Ik zag dat van meerdere van deze rollen het beschermende folie stuk en deels verdwenen was. Ik zag en voelde dat een grote hoeveelheid van dit kuilgras vochtig was. Voorts zag ik meerdere van de runderen op het kuilgras lopen. Ik zag dat deze runderen het kuilgras bevuilden met mest. Voorts zag ik dat het voornoemde kuilgras vermengd was met delen kunststof folie en kunststof stukken kunststof net.
(Ten aanzien van feit 3: 2e gedeelte,5e gedachtestreepje)
Locatie, [adres 4] te Wijdewormer:
Op 20 maart 2013, omstreeks 13.15 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 3], vergezeld van twee inspecteurs van Milieudienst waterland en een agente van de dierenpolitie, mij op het terrein van [verdachte] en [medeverdachte] aan de [adres 4] te Wijdewormer. Ik zag dat er naar schatting 13 runderen werden gehouden. Ik zag op het perceel zag ik twee grote bergen van rollen kuilgras liggen. Ik zag dat van meerdere van deze rollen het beschermende folie stuk en deels verdwenen was. Ik zag en voelde dat een grote hoeveelheid van dit kuilgras vochtig was. Voorts zag ik meerdere van de runderen op het kuilgras lopen. Ik zag dat deze runderen het kuilgras met urine en mest bevuilden. Ik zag enkele van deze runderen van het vervuilde kuilgras eten. Voorts zag ik dat het voornoemde kuilgras vermengd was met delen kunststof folie en stukken kunststof net, houten planken en resten van metaal hekwerk.18.
(Ten aanzien van feit 3: 2e gedeelte, 5e gedachtestreepje)
Ik zag op het perceel twee grote bergen van rollen kuilgras liggen. Ik zag dat
van meerdere van deze rollen het beschermende folie stuk en deels verdwenen was. Ik
zag en voelde dat een grote hoeveelheid van dit kuilgras vochtig was. Voorts zag ik meerdere van de runderen op het kuilgras lopen. Ik zag dat deze runderen het kuilgras met urine en mest bevuilden. Ik zag enkele van deze runderen van het vervuilde kuilgras eten. Voorts zag ik dat het voornoemde kuilgras vermengd was met delen kunststof folie en stukken kunststof net, houten planken en resten van metaal hekwerk.19.
Tweede hercontrole: 25 maart 2013
Locatie, [adres 2] te Wijdewormer:
(Ten aanzien van feit 3: 2e gedeelte, 3e gedachtestreepje)
Wij zagen dat de naar schatting 20 runderen nu alleen toegang hadden tot het tweede perceel, aan de rechterkant van het perceel achter het erf. Wij zagen dat de toegang tussen beide percelen met een hek was afgescheiden. Wij zagen dat het oude voer op een plek verzameld was en afgeschermd was met hekken. Wij zagen dat de hekken zodanig dicht op het voer stonden dat de runderen nog steeds bij het oude voer konden. Wij zagen dat er een nieuwe ruif in het weiland was geplaatst met daarin 2 grote balen kuilgras. Wij zagen dat deze ruif veel te vol was waardoor het voer er aan 1 kant uit was gevallen of getrokken. Wij zagen dat het voer hier op de grond lag. Wij zagen 2 kalveren in het voer liggen. Wij zagen dat de dieren het kuilgras met urine en mest konden bevuilden. Doordat deze ruif veel te vol was, functioneert het principe van de ruif niet meer. In plaats van regelmatig nieuw voer aan te bieden, wordt er zoveel mogelijk voer in de ruif gedrukt.
(Ten aanzien van feit 3: 2e gedeelte, 5e gedachtestreepje)
Op maandag 25 maart 2013, omstreeks 11.30 bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], ons op de locatie [adres 4] te Wijderwormer. Wij zagen in het perceel op meerdere plaatsen balen (oud) voer. Wij zagen dat dit voer deels was afgeschermd met hekken, maar dat dit voer nog steeds toegankelijk was voor de runderen. Wij zagen plastic in en rondom dit voer.20.
(Ten aanzien van feit 3: 2e gedeelte, 2e gedachtestreepje)
Op maandag 25 maart 2013, omstreeks 13.00 uur bevonden wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2], ons op de locatie [adres 1] te [plaats]. Wij bevonden ons in het weiland links van het erf waar de runderen liepen. Wij zagen naar schatting 20 volwassen runderen en 4 kalveren. Wij zagen in het midden van het perceel een hoop oude voerresten. Wij zagen dat rondom deze hoop een afzetting was gemaakt van gaas. Deze afzetting is door de bedrijfsverzorging neergezet om zo de voerresten en plasticresten af te schermen voor de runderen. Wij zagen dat op 1 plaats het gaas al weer platlag doordat runderen er over heen waren gegaan. Wij zagen dat op een andere plek een doorgang onder het gaas was waar de kalveren door konden. Wij zagen dat het gaas niet meer strak stond. Wij zagen dat de runderen weer de vrije toegang hadden tot dit voer.21.
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een veterinaire verklaring van drs. [verbalisant 4] van 13 maart 2013, bijlage 1 bij het proces-verbaal NVWA met nummer 75839 van 30 oktober 2013 (p. 1-4).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2013, werden door mij onderzocht:
schapen en runderen.
Gegevens omtrent de houder van dieren
Naam/adres/plaats: [verdachte] en [medeverdachte]
Locatie: [adres 1], [postcode] te [plaats]
Locatie [adres 1]:
Schapenstal:
In de stal waren ca. 150 schapen met lammeren gehuisvest. Het voer ( ruwvoer) werd in balen aangeboden. Het plastic van de balen was niet verwijderd.22.
Perceel aan de dijk aan de Hoogedijk:
In het land liepen 4 schapen en 5 lammeren. De dieren hadden ruwvoer ter beschikking. Er stond geen waterbak. De dieren zouden water uit het IJsselmeer moeten drinken, echter was de rand langs het water bedekt met een ijslaag vanwege het winterweer.
[adres 2] te Wijdewormer:
In het weiland liepen 22 runderen. In het weiland is een voerplek waar de runderen meerdere balen ruwvoer werd aangeboden. In en rond deze voerplek lag plastic. 4 schapen met lammeren aan de Hoogedijk hadden geen toegang tot water. Voer wordt in de weilanden in grote hoeveelheid en op de grond aangeboden, tevens is het voer verontreinigd met plastic e.a. 4 schapen met lammeren zonder toegang tot water: minimaal 1 dag. Manier van aanbieden voer: sinds de dieren buiten lopen, minimaal 1 week.23.
Feiten 5 en 6
11. Een proces-verbaal van de NVWA met nummer 79692 van 16 juli 2014, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (pagina’s 1-9).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
(Ten aanzien van feit 6: 1e gedachtestreepje)
Locatie [adres 3], Wijdewormer
Op dinsdag 14 mei 2014 omstreeks 14:35 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 3], mij
vergezeld van drs. [verbalisant 6] op het mij bekende erf van maatschap [verdachte] en [medeverdachte]
aan de [adres 3] te Wijdewormer.
Ik zag 1 ernstig kreupel schaap. Ik zag dat het kreupele schaap een identificatie en registratiemerk (hierna: I&R merk) in het oor had. Ik zag en las op I&R merk het werknummer: 93105. Ik zag dat drs. [verbalisant 6] de kreupele linker voorpoot van het schaap onderzocht. Ik hoorde dat drs. [verbalisant 6] concludeerde dat deze poot niet goed was bekapt en dat de onderpoot zeer gevoelig was. Zij constateerde namelijk dat het schaap bij lichte druk op de onderpoot de poot onmiddellijk heftig terugtrok.24.
1 van de schapen was kreupel door het niet juist bekappen van de klauwen.
(Ten aanzien van feit 5: 2e gedachtestreepje)
Locatie [adres 1], [plaats].
Op dinsdag 14 mei 2014 omstreeks 16:15 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 3], mij vergezeld van drs. [verbalisant 6] op het mij bekende erf van maatschap [verdachte] en [medeverdachte] aan de [adres 1], te [plaats].
(Ten aanzien van feit 6: 2e gedachtestreepje)
Stal 1, linkerzijde.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag in het eerste hok dat er naar schatting 10 leblammeren werden gehouden. Ik zag dat 1 van deze lammeren een zeer klein oog had. Ik zag in het tweede hok een schaap met 1 lam. Ik zag dat het schaap vast stond in een metalen stellage. Ik zag dat het schaap niet de beschikking had over een toereikende hoeveelheid schoon water en ook niet op een andere wijze aan de behoefte aan water kon voldoen.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag dat er in het derde hok 1 schaap werd gehouden ik zag dat het schaap aangebonden stond. Ik zag dat er 1 lam bij dit schaap liep. Ik zag voorts een dood lam bij dit schaap in het hok liggen. Ik zag in dit hok, voor het aangebonden schaap, op de grond een metalen pan staan. Ik zag dat deze pan deels gevuld was met water. Ik zag dat het water sterk vervuild was. Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag dat het schaap niet de beschikking had over een toereikende hoeveelheid schoon water en ook niet op een andere wijze aan de behoefte aan water kon voldoen Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag in het vierde hok 1 aangebonden ooi staan. Ik zag dat deze ooi niet de beschikking had over een toereikende hoeveelheid schoon water en ook niet op een andere wijze aan de behoefte aan water kon voldoen.
(Ten aanzien van feit 6: 3e gedachtestreepje)
Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag dat er in het vijfde hok 6 leblam meren werden gehouden. Ik zag dat 4 van deze lammeren dikke buiken hadden. Ik zag dat drs. [verbalisant 6] de leblammeren controleerde. Ik hoorde drs. [verbalisant 6] zeggen dat deze lammeren erg mager waren. Ik hoorde drs. [verbalisant 6] zeggen dat zij heel duidelijk de ribben en ruggenwervels zag en voelde. Ik hoorde 1 van de lammeren heel hard hoesten. Ik hoorde drs. [verbalisant 6] zeggen dat zij zag dat 1 lam een gewrichtsontsteking had. Ik hoorde drs. [verbalisant 6] zeggen dat zij zag dat het lam de voorpoot niet belastte en dat de elleboog gezwollen was.25.
(Ten aanzien van feit 5: 2e gedeelte, 2e gedachtestreepje)
Tijdens de controle van stal 1 zag ik, verbalisant [verbalisant 3], dat geen van de volwassen schapen in deze stal de beschikking hadden over een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en leeftijd geschikt ruwvoer. Het “voer” wat in de stal op de grond lag was ongezond en ongeschikt.
(Ten aanzien van feit 6: 3e gedachtestreepje)
Stal 1, rechterzijde.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag dat er in het eerste hok 1 mager schaap met 2 lammeren werden gehouden. Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag in het tweede hok een schaap dat fietsende bewegingen maakte met de achterpoten. Ik hoorde drs. [verbalisant 6] zeggen dat dit schaap ernstig ziek was en niet zelfstandig op kon gaan staan. Ik zag dat het schaap een I&R merk in het oor had en ik zag het nummer 100008792459 op dit I&R merk vermeld staan. Ik hoorde drs. [verbalisant 6] zegen dat zij kon zien dat het schaap myasis had gehad en dat de achterhand kaal was. Ik hoorde drs. [verbalisant 6] zeggen dat de huid op de achterhand littekenvorming vertoonde. Ik zag dat het uier van het schaap totaal blauw was gekleurd. Nadat ik zag dat drs. [verbalisant 6] aan het uier had gevoeld hoorde ik drs. [verbalisant 6] zeggen dat zij had gevoeld dat het uier zeer hard was.
(Ten aanzien van feit 5: 1e gedeelte, 2 e gedachtestreepje)
Stal 2.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag dat de schapen naar het naastgelegen gedeelte van de stal liepen. Ik zag en telde dat er naar schatting 65 schapen in deze stal werden gehouden. Ik zag ik deze stal tussen de schapen materialen met scherpe randen en uitsteeksels waaraan de dieren zich konden verwonden. Ik zag delen van metalen ruiven en metalen hekken. Ik zag metalen hekken met scherpe punten waaraan de dieren zich konden verwonden en ik zag dat de dieren de poten tussen de spijlen van deze hekken hun poten konden verwonden. Vervolgens zag ik nog verroest metaal met scherpe tanden en uitsteeksels waaraan de dieren zich konden verwonden.
(Ten aanzien van feit 5: 2e gedeelte, 2 e gedachtestreepje)
Voorts zag ik, verbalisant [verbalisant 3], rollen kuilgras in deze stal liggen. Ik zag, voelde en rook dat het kuilgras vochtig aanvoelde, beschimmeld was en een afwijkende muffe geur had. Ik concludeerde dat dit geen voer van goede kwaliteit was en ongeschikt was als voer voor deze schapen. Ik zag schapen op de rollen kuilgras staan en mest en urine lieten lopen op dit kuilgras.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag in deze stal losse hekken liggen en ik zag dat deze stal zeer rommelig was. Ik zag kuilvoerfolie en touw in en tussen de bodembedekking van restanten kuilvoer liggen.26.
(Ten aanzien van feit 6: 3e gedachtestreepje)
Op dinsdag 14 mei 2014 omstreeks 17.10 zag ik, verbalisant [verbalisant 3], een persoon stal 1 in lopen. Deze persoon stelde zich voor als [deskundige 2], praktiserend dierenarts. Ik, verbalisant zag en hoorde dat drs. [deskundige 2] het ernstig zieke schaap en meerdere lammeren met antibiotica en pijnstillers behandelde. Ik hoorde drs. [deskundige 2] aan [verdachte] vragen wat er met het ernstige zieke schaap (wat niet zelfstandig overeind kon komen) was gebeurd. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat het dier myasis had gehad en dat hij het dier behandeld had met dieselolie. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat het dier buiten aan een dijkje had gelopen maar dat [verdachte] het dier mee naar huis (de stal aan de [adres 1], te Katwoude) had genomen om te herstellen maar dat hij geen praktiserend dierenarts had geraadpleegd. Vervolgens zag ik dat drs. [deskundige 2] meerdere dieren die ziek/gewond waren en die niet direct op een passende wijze waren verzorgd behandelde. Ik hoorde van [verdachte] dat voor deze dieren niet eerder een praktiserend dierenarts was geraadpleegd.27.
12. Een schriftelijk bescheid, te weten een veterinaire verklaring van drs. [verbalisant 6] van 22 mei 2014, bijlage 1 bij het proces-verbaal NVWA met nummer 79692 van 16 juli 2013 (doorgenummerd p. 17-22).
Dit schriftelijk bescheid houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 14 mei 2014, werden door mij onderzocht:
Runderen en schapen.
Gegevens omtrent de houder van dieren
Naam/adres/plaats: Maatschap [verdachte] en [medeverdachte]
Locatie: [adres 1], [postcode] te Katwoude
[adres 3], Wijdewormer28.
Ik zag 1 ernstig kreupel schaap.
Ik zag dat het I&R-nr. van dit schaap 93105 was. Ik onderzocht de kreupele linker voorpoot en concludeerde dat deze niet goed was bekapt en dat de onderspoot zeer gevoelig was. Ik constateerde namelijk dat het schaap bij licht druk op de onderpoot de poot onmiddellijk heftig terugtrok.
[adres 1], te [plaats].
Stal 1.
Linkerzijde.
Ik zag in het eerste hok ca.10 leblammeren. Ik zag dat 1 van deze lammeren een zeer klein oog had. Ik zag in het tweede hok een aangebonden schaap met 1 lam. Ik zag dat het schaap geen water ter beschikking had. Ik zag in het derde hok 1 schaap vast staan. Ik zag dat er 1 lam bij liep. Ik zag dat voor dit schaap een pan met zeer vuil water stond. Ik zag in het vierde hok 1 aangebonden ooi staan. Ik zag dat deze ooi geen toegang tot water had. Ik zag in het vijfde hok 6 leblammeren. Ik zag dat 4 van deze lammeren dikke buiken hadden. Ik zag dat ze mager waren: ik zag en voelde heel duidelijk ribben en ruggenwervels. Ik hoorde 1 van de lammeren heel hard hoesten. Ik zag dat 1 lam een gewrichtsontsteking had. Ik zag dat het de voorpoot niet belastte en dat de elleboog gezwollen was.
Ik zag in het zesde hok 1 zeer mager schaap met 1 lam.
Ik zag in het zevende hok 1 magere ooi met 1 lam.
Rechterzijde.
Ik zag in het eerste hok 1 mager schaap met 2 lammeren. Ik zag in het tweede hok een schaap dat fietsende bewegingen maakte met de achterpoten. Ik zag dat het schaap ernstig ziek was en niet zelfstandig op kon gaan staan. Ik zag dat het I&R nummer 100008792459 was. Ik zag dat het schaap myasis had gehad en dat de achterhand kaal was. Ik zag dat de huid op de achterhand littekenvorming vertoonde, Ik zag dat het uier van het schaap totaal blauw was gekleurd en voelde dat het zeer hard was29..
Ik zag dat de voergang in deze stal zeer nat en vuil was. Ik hoorde soppende geluiden toen we door de dikke laag zeer vuile mest liepen die hier lag. Ik zag dat er veel oud restvoer op de voergang lag. Ik constateerde dat deze voergang zeer moeilijk begaanbaar was.
Stal 2.
Ik zag en voelde dat meerdere balen kuilvoer schimmelig, verrot en te warm waren. Ik zag hier ca. 65 schapen30..
Vraag:
Is de gezondheid en/of het welzijn van de dieren naar uw mening benadeeld?
Antwoord:
Ja, de gezondheid omdat magere ooien met lammeren zonder voer staan: dit is slecht voor de melkproductie van deze ooien en heeft hierdoor een negatieve invloed op de gezondheid en groei van de zogende lammeren. Er waren klinische afwijkingen bij dieren zoals vermagering, diarree, kreupelheid en uierontsteking. De ontoereikende verzorging van een aantal dieren; geen water, geen voer en medische zorg verlaagt het natuurlijke afweersysteem van de dieren. Ook de slechte hygiënische omstandigheden benadelen de gezondheid van de dieren. lnfectiedruk is verhoogd. Het risico om een infectie op te lopen stijgt. De rommel en uitstekende delen op iedere plaats verhogen de kans op verwondingen.
Ja, het welzijn is benadeeld.
Hier konden niet alle dieren over drinkwater en een toereikende hoeveelheid geschikt voer beschikken. Hier konden niet alle dieren over een geschikte en veilige huisvesting beschikken zoals de dieren aan de Zuiderweg. Hier werd voor het ernstig zieke schaap en de magere leblammeren niet tijdig de dierenarts ingeschakeld. Een aantal dieren had geen toegang tot voldoende water en voer. De huisvesting van bv. de geit met de lammeren was onvoldoende. Het zieke schaap was onvoldoende behandeld evenals de lammeren. (Deze dieren werden onmiddellijk door de dierenarts behandeld op deze dag).31.
De hiervoor als ander geschrift aangemerkte schriftelijke bescheiden worden slechts voor het bewijs gebezigd in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Bewijsoverwegingen
Het hof overweegt dat de periodes in de tenlastelegging, in het bijzonder die onder feit 3, bewezen kunnen worden verklaard, nu de data waarop de overtredingen zijn geconstateerd vallen binnen de tenlastegelegde en bewezenverklaarde periodes. Anders dan de raadsvrouw kennelijk meent, is voor het bewijs van de tenlastelegging van deze zaak niet vereist dat komt vast te staan dat de gedragingen op alle data in de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden.
Maatschap
Ten aanzien van de betrokkenheid van de rechtspersoon overweegt het hof als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aatschap [verdachte] en [medeverdachte] een veehouderij is die zich bezig houdt met het fokken en houden van melkvee. Gezien de informatie van de Kamer van Koophandel die zich in het dossier bevindt, zijn de beide maten, [verdachte] en diens echtgenote [medeverdachte], sinds de oprichting op 1 januari 1994 beiden werkzaam in de maatschap. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] en [medeverdachte] zich beiden bezighouden met de verzorging van de dieren en op verschillende locaties dieren houden:
[adres 2] te Wijdewormer,
[adres 1] te [plaats],
[adres 3] en [adres 5] te Wijdewormer, en
de Hoogedijk te [plaats].
Uit bewijsmiddelen volgt verder dat de maatschap de betreffende percelen in gebruik heeft en dat de dieren op naam staan van de maatschap.
Gelet op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen worden genoemd, en mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, stelt het hof vast dat de gedragingen hebben plaatsgevonden in de sfeer van de maatschap zodat de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] als pleger van de tenlastegelegde gedragingen moet worden aangemerkt.
Feitelijk leidinggeven en medeplegen
Verdachte was een van de leden van de Maatschap [verdachte] en [medeverdachte]. Beide maten waren afzonderlijk bevoegd namens de maatschap te handelen. Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat, mede gelet op zijn rol in de bedrijfsvoering, gericht op het fokken en houden van melkvee door de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de onder 1. tot en met 6. aan de maatschap tenlastegelegde gedragingen. De verdachte heeft immers nagelaten maatregelen te treffen – hetgeen wel in zijn macht lag – ter voorkoming van de bewezen verklaarde gedragingen. Door geen maatregelen te treffen heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de verboden feiten zich voordeden. Daarbij acht het hof het bewezen dat de verdachte als medepleger feitelijk leiding heeft gegeven, nu zowel de verdachte als de andere maat, [medeverdachte], bevoegd waren en konden beschikken over de eigendommen van de maatschap en beiden hebben nagelaten de noodzakelijke handelingen te verrichten om de strafbare feiten te voorkomen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] in de periode van 4 februari 2013 tot en met 11 februari 2013, te Wijdewormer, gemeente Wormerland, runderen heeft gehuisvest, terwijl de behuizing en de inrichting voor de beschutting van die dieren niet in een zodanige staat van onderhoud verkeerde dat er geen scherpe randen en/of uitsteeksels waren die de dieren konden verwonden, immers heeft zij
- 24 runderen in een stal op het perceel [adres 2] gehuisvest tussen uitstekende en afgebroken buizen en op een ongelijke roostervloer en runderen verzorgd,
terwijl dieren geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voeder kregen, immers heeft zij
- 16 runderen in een stal op het perceel [adres 2] voeder gegeven dat was vermengd met kunststof en stukken net en een sterk afwijkende geur had en een sterk afwijkende kleur had, aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
2:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] in de periode van 4 februari 2013 tot en met 11 februari 2013, te Wijdewormer, gemeente Wormerland, als houder van runderen, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers
- heeft zij een kreupel kalf en twee vermagerde runderen in schrale conditie in een stal op het perceel [adres 2] niet toereikend voorzien van diergeneeskundige beoordeling en verzorging en
- hadden 15 runderen in een stal op het perceel [adres 2] geen beschikking over een droge en schone ligplaats, en
- hadden 24 runderen in een stal op het perceel [adres 2] geen toegang tot een toereikende hoeveelheid schoon drinkwater, terwijl zij ook niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, feitelijk leiding heeft gegeven;
3:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] in of omstreeks de periode van 12 maart 2013 tot en met 29 maart 2013 te [plaats], gemeente Waterland, en/of te Wijdewormer, gemeente Wormerland, schapen en runderen heeft verzorgd, terwijl die dieren geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voeder kregen, immers heeft zij
- 150 schapen in een stal op het perceel [adres 1] te [plaats] voeder gegeven waarvan het omhullende kunststof niet geheel was verwijderd en was vermengd met kunststof en 25 runderen in weilanden op het perceel [adres 1] te [plaats] voeder gegeven dat oud was en vermengd was met bouwafval, palen, kunststof en bevuild met mest en
- 22 runderen naast de stal en in de weilanden op het perceel [adres 2] te Wijdewormer voeder gegeven waarvan het omhullende kunststof niet geheel was verwijderd en was vermengd met kunststof, urine en mest en
- 13 runderen op het perceel [adres 4] te Wijdewormer voeder gegeven waarvan het omhullende kunststof niet geheel was verwijderd en was vermengd met kunststof, houten planken, resten van metaal hekwerk, urine en mest, aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, feitelijk leiding heeft gegeven;
4:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] in de periode van 12 maart 2013 tot en met 29 maart 2013 te [plaats], gemeente Waterland, als houder van schapen, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers
- hadden 9 schapen op een perceel op de Hoogedijk te [plaats] onvoldoende toegang tot een toereikende hoeveelheid schoon drinkwater terwijl zij ook niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, feitelijk leiding heeft gegeven.
5:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] op 14 mei 2014 te [plaats], gemeente Waterland, schapen heeft gehuisvest, terwijl de behuizing en de inrichting voor de beschutting van die dieren niet in een zodanige staat van onderhoud verkeerde dat er geen scherpe randen en uitsteeksels waren die de dieren konden verwonden, immers heeft zij
- 65 schapen in stal 2 op het perceel [adres 1] te [plaats] gehuisvest tussen delen van metalen ruiven, metalen hekken en verroest metaal en schapen verzorgd, terwijl die dieren geen toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voeder kregen, immers heeft zij
- meerdere schapen in stal 1 op het perceel [adres 1] te [plaats] voeder gegeven dat op de grond lag en ongezond en ongeschikt was, en
- 65 schapen in stal 1 op het perceel [adres 1] te [plaats] voeder gegeven dat een afwijkende muffe geur had en/of beschimmeld was en/of vermengd was met kunststof, touw, mest en/of urine,
aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven;
6:de maatschap [verdachte] en [medeverdachte] op 14 mei 2014 te [plaats], gemeente Waterland, of te Wijdewormer, gemeente Wormerland, als houder van schapen, aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden, immers
- heeft zij een kreupel schaap op het perceel [adres 3] te Wijdewormer niet, althans niet toereikend, voorzien van diergeneeskundige verzorging en
- hadden drie schapen in stal 1 op het perceel [adres 1] te [plaats] geen toegang tot een toereikende hoeveelheid schoon drinkwater terwijl zij ook niet op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen en
- heeft zij een lam dat hoestte en een lam met gewrichtsontsteking en een ernstig ziek schaap met een blauwe harde uier in stal 1 op het perceel [adres 1] te [plaats] niet, althans niet toereikend, voorzien van diergeneeskundige beoordeling en/of verzorging, aan welke strafbare feiten hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen, zoals hiervoor vermeld onder het kopje “ Bewijsmiddelen”, zijn vervat en de overwegingen onder het kopje “Bewijsoverwegingen”.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
en;
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
en;
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, terwijl verdachte tezamen en in vereniging met een ander feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De economische kamer van de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg tenlastegelegde onder 1 tot en met 6 bewezen verklaarde veroordeeld voor het onder feit 2, 4 en 6 bewezenverklaarde veroordeeld tot een boete geldboete van € 3.750,00 en voor het onder 1, 3, 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot (telkens) een voorwaardelijke geldboete van € 250,00, met een proeftijd van twee jaar.
Naar het hof begrijpt stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de redelijke termijn is verstreken nu het feiten uit 2013 betreft en er nog geen onherroepelijke uitspraak is. Daarnaast verzoekt zij in de strafmaat rekening te houden met het feit dat de verdachte alleen nog schapen houdt en dat er geen nieuwe overtredingen zouden zijn.
Het hof overweegt allereerst dat de redelijke termijn niet is overschreden. Het betreft feiten uit 2013 en 2014. De rechtbank Noord-Holland heeft op 3 februari 2015 vonnis gewezen, waarna het hof Amsterdam op 25 maart 2016 bij arrest uitspraak heeft gedaan. Nadat cassatie is ingesteld heeft de Hoge Raad op 11 juli 2017 uitspraak gedaan en de zaak teruggewezen en wordt bij dit arrest van 24 oktober 2018 einduitspraak gedaan. Het uitgangspunt is dat per instantie de behandeling ter terechtzitting in beginsel dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat deze termijn niet is overschreden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte was feitelijk leidinggevende van de maatschap die zich in verschillende periodes van 2013 en 2014 bij herhaling schuldig heeft gemaakt aan het niet op de juiste wijze verzorgen en voederen van schapen en runderen. De verdachte heeft de betreffende regelgeving overtreden door zich onvoldoende te bekommeren om het welzijn van per definitie kwetsbare en van hem afhankelijke dieren. Het hof acht dit handelen van de verdachte zeer laakbaar. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 september 2018, waaruit volgt dat de verdachte eerder voor aan de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gerelateerde delicten onherroepelijk is veroordeeld. Eerdere veroordeling heeft de verdachte kennelijk niet kunnen bewegen zich aan de regels te houden. Gelet hierop is een forse geldboete en een onvoorwaardelijke stillegging van de onderneming van de verdachte passend en geboden. Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen dat na herhaaldelijke controles en nacontroles steeds weer is gebleken dat de verdachte zijn bedrijfsvoering niet aanpast aan de wettelijke vereisten en zijn dieren onder erbarmelijke omstandigheden houdt, terwijl ook thans niet blijkt dat de verdachte van zins is om de nodige verbeteringen aan te brengen in zijn op dit punt structureel falende bedrijfsvoering
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte en stillegging van de onderneming voor na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 38, 45, 121 en 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 4 en 5 van het Besluit welzijn productiedieren en artikel 1.7 van het Besluit houders van dieren.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 2, 4 en 6 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
Beveelt de stillegging van de onderneming van de verdachte waarin het economisch delict is gepleegd, voor de duur van 1 (één) maand.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
Beveelt de stillegging van de onderneming van de verdachte waarin het economisch delict is gepleegd, voor de duur van 1 (één) maand.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde
Beveelt de stillegging van de onderneming van de verdachte waarin het economisch delict is gepleegd, voor de duur van 1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. P.C. Römer en C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 oktober 2018.
mr. R.P den Otter en mr. P.C. Römer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]