Einde inhoudsopgave
Maritiem arbeidsverdrag, 2006
Voorschrift 5.1.3 — Certificaat maritieme arbeid en Verklaring naleving maritieme arbeid
Geldend
Geldend vanaf 08-01-2019
- Bronpublicatie:
07-06-2006, Trb. 2018, 181 (uitgifte: 25-10-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
08-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-2018, Trb. 2018, 166 (uitgifte: 13-09-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Arbeidsrecht / Algemeen
Vervoersrecht / Zeevervoer
1
Dit voorschrift is van toepassing op schepen:
- a.
van 500 GT of meer die internationale reizen maken; en
- b.
van 500 GT ton of meer, die de vlag voeren van een Lid en werkzaam zijn vanuit een haven, of tussen havens, in een ander land.
Voor de toepassing van dit voorschrift wordt verstaan onder ‘internationale reis’, een reis van een land naar een haven buiten dat land.
2
Op verzoek van de reder aan het desbetreffende Lid is dit voorschrift eveneens van toepassing op alle schepen die de vlag voeren van een Lid waarop het eerste lid van dit voorschrift niet van toepassing is.
3
Elk Lid verlangt dat schepen die zijn vlag voeren een certificaat maritieme arbeid aan boord hebben en bijhouden waarin wordt verklaard dat de werk- en leefomstandigheden van zeevarenden op het schip, met inbegrip van maatregelen ten behoeve van voortdurende naleving die moeten worden opgenomen in de in lid 4 van dit voorschrift bedoelde verklaring naleving maritieme arbeid, zijn geïnspecteerd en voldoen aan de vereisten van de nationale wet- en regelgeving of andere maatregelen ter uitvoering van dit Verdrag. Elk Lid verlangt dat schepen die zijn vlag voeren een verklaring naleving maritieme arbeid aan boord hebben en bijhouden waarin de nationale vereisten ter uitvoering van dit Verdrag worden vermeld voor de werk- en leefomstandigheden voor zeevarenden en waarin de door de reder aangenomen maatregelen ter waarborging van de naleving van de vereisten op het betreffende schip of de betreffende schepen worden vermeld.
4
Niettegenstaande het eerste lid van deze norm kan de bevoegde autoriteit, of de erkende organisatie die daartoe naar behoren gemachtigd is, wanneer na een vóór de vervaldatum van een maritieme arbeidscertificaat uitgevoerde verlengingsinspectie wordt vastgesteld dat het schip nog steeds voldoet aan de nationale wet- en regelgeving of andere maatregelen ter uitvoering van de vereisten van dit Verdrag, maar er niet onmiddellijk een nieuw certificaat kan worden afgegeven en aan boord van dat schip ter beschikking kan worden gesteld, de geldigheid van het certificaat met ten hoogste vijf maanden na de vervaldatum van het bestaande certificaat verlengen, en het certificaat dienovereenkomstig bekrachtigen. Het nieuwe certificaat is geldig voor een periode van ten hoogste vijf jaar vanaf de in het derde lid van deze norm bedoelde datum.
5
Het certificaat maritieme arbeid en de verklaring naleving maritieme arbeid moeten overeenstemmen met het in de Code voorgeschreven model.
6
Wanneer de bevoegde autoriteit van het Lid of een voor dat doel naar behoren gemachtigde erkende organisatie via inspectie heeft vastgesteld dat een schip dat de vlag van het Lid voert, voldoet of nog steeds voldoet aan de normen van dit Verdrag, geeft het daartoe een maritiem arbeidscertificaat af of verlengt dit en houdt daarvan een publiekelijk toegankelijk register bij.
7
De gedetailleerde vereisten ten behoeve van het certificaat maritieme arbeid en de verklaring naleving maritieme arbeid, met inbegrip van een lijst van hetgeen moet worden geïnspecteerd en goedgekeurd, zijn vervat in Deel A van de Code.
Norm A5.1.3 — Maritiem arbeidscertificaat en verklaring naleving maritieme arbeid
1
Het certificaat maritieme arbeid wordt aan het schip afgegeven door de bevoegde autoriteit, of door een voor dit doel naar behoren gemachtigde erkende organisatie, voor een tijdvak van ten hoogste vijf jaar. In Appendix A5-I is een lijst opgenomen van zaken die moeten worden geïnspecteerd en moeten voldoen aan de nationale wet- en regelgeving of andere maatregelen ter uitvoering van de vereisten van dit Verdrag betreffende de werk- en leefomstandigheden van zeevarenden aan boord voordat een maritiem arbeidscertificaat kan worden afgegeven.
2
De geldigheid van het certificaat maritieme arbeid wordt onderworpen aan een tussentijdse inspectie door de bevoegde autoriteit, of door een daartoe naar behoren gemachtigde erkende organisatie, teneinde voortdurende naleving van de nationale vereisten ter uitvoering van dit Verdrag te waarborgen. Indien slechts een tussentijdse inspectie wordt uitgevoerd en het tijdvak van geldigheid van het certificaat vijf jaar bedraagt, moet deze inspectie plaatsvinden tussen de tweede en derde verjaardatum van het certificaat. Onder verjaardatum wordt verstaan de dag en maand van elk jaar die overeenkomen met de datum waarop het certificaat maritieme arbeid verloopt. De reikwijdte en intensiteit van de tussentijdse inspectie zijn gelijk aan een inspectie voor de verlenging van het certificaat. Na een naar tevredenheid verlopen tussentijdse inspectie wordt het certificaat geviseerd.
3
Onverminderd het eerste lid van deze norm, indien de verlengingsinspectie wordt afgerond binnen drie maanden voor de vervaldatum van het bestaande certificaat maritieme arbeid, is het nieuwe certificaat maritieme arbeid geldig vanaf de datum waarop de verlenginginspectie is afgerond voor een tijdvak van ten hoogste vijf jaar gerekend vanaf de datum waarop het bestaande certificaat verloopt.
4
Wanneer de verlengingsinspectie meer dan drie maanden voor de vervaldatum van het bestaande certificaat maritieme arbeid verstrijkt wordt afgerond, is het nieuwe certificaat maritieme arbeid geldig voor een tijdvak van ten hoogste vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van voltooiing van de verlengingsinspectie.
5
Een tijdelijk certificaat maritieme arbeid kan worden afgegeven:
- a.
aan nieuwe schepen wanneer deze worden opgeleverd;
- b.
wanneer een schip van vlag wisselt; of
- c.
wanneer een reder de verantwoordelijkheid aanvaardt voor de exploitatie van een schip dat voor die reder nieuw is.
6
Een voorlopig certificaat maritieme arbeid kan voor een tijdvak van ten hoogste zes maanden worden afgegeven, door de bevoegde autoriteit of door een voor dit doel naar behoren gemachtigde erkende organisatie.
7
Een voorlopig certificaat maritieme arbeid mag uitsluitend worden afgegeven nadat geverifieerd is of:
- a.
het schip, voor zover redelijk en praktisch uitvoerbaar, is geïnspecteerd op de in Aanhangsel A5-I genoemde punten, met inachtneming van de verificatie van onderwerpen genoemd in de onderdelen b, c, en d van dit lid;
- b.
de reder ten genoegen van de bevoegde autoriteit of erkende organisatie heeft aangetoond dat op het schip voldoende procedures gelden om aan dit Verdrag te voldoen;
- c.
de kapitein op de hoogte is van de vereisten van dit Verdrag en van de verantwoordelijkheden voor de naleving ervan; en
- d.
aan de bevoegde autoriteit of erkende organisatie relevante informatie is verstrekt om een verklaring naleving maritieme arbeid af te geven.
8
Teneinde de afgifte van een certificaat maritieme arbeid voor de volle looptijd mogelijk te maken, moet voor het verlopen van het voorlopig certificaat een volledige inspectie worden uitgevoerd in overeenstemming met het eerste lid van deze norm. Na het verstrijken van de in het zesde lid van deze norm bedoelde eerste zes maanden mag niet nogmaals een voorlopig certificaat worden afgegeven. Voor het tijdvak van geldigheid van het tijdelijke certificaat hoeft geen verklaring naleving maritieme arbeid te worden afgegeven.
9
Het certificaat maritieme arbeid, het voorlopige certificaat maritieme arbeid en de verklaring naleving maritieme arbeid moeten worden opgesteld in de vorm die overeenkomt met de in Appendix A5-II opgenomen modellen.
10
De verklaring naleving maritieme arbeid moet aan het certificaat maritieme arbeid worden gehecht. De verklaring moet uit twee delen bestaan:
- a.
Deel I wordt door de bevoegde autoriteit opgesteld en bevat:
- i.
een lijst van zaken die in overeenstemming met het eerste lid van deze norm moeten worden geïnspecteerd;
- ii.
de nationale vereisten die invulling geven aan de desbetreffende bepalingen van dit Verdrag door middel van een verwijzing naar de desbetreffende nationale wettelijke bepalingen alsmede, voor zover nodig, beknopte informatie over de kern van de nationale vereisten;
- iii.
verwijzingen naar scheepsspecifieke vereisten ingevolge de nationale wetgeving;
- iv.
een registratie van wezenlijk gelijkwaardige bepalingen aangenomen ingevolge het derde lid van artikel VI; en
- v.
een duidelijke vermelding van eventueel door de bevoegde autoriteiten verleende vrijstellingen als bedoeld in titel 3; en
- b.
Deel II wordt door de reder opgesteld en bevat de maatregelen die zijn aangenomen ter waarborging van voortdurende naleving van de nationale vereisten tussen de inspecties en de voorgestelde maatregelen om te waarborgen dat er voortdurend verbetering is.
De bevoegde autoriteit of voor dit doel naar behoren gemachtigde erkende organisatie certificeert Deel II en geeft de verklaring naleving maritieme arbeid af.
11
De uitkomsten van alle volgende inspecties of andere verificaties die met betrekking tot het desbetreffende schip worden uitgevoerd alsmede alle zwaarwegende tekortkomingen die tijdens een dergelijke verificatie worden aangetroffen, moeten worden geregistreerd, tezamen met de datum waarop is vastgesteld dat de tekortkomingen zijn verholpen. Deze registratie, tezamen met een vertaling in het Engels — indien de registratie niet in het Engels geschiedt — moet, in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving, worden bijgeschreven op of toegevoegd aan de verklaring naleving maritieme arbeid of op een of andere wijze beschikbaar worden gesteld aan zeevarenden, inspecteurs van de vlaggenstaat, bevoegde officieren in havenstaten en vertegenwoordigers van de reders en zeevarenden.
12
Aan boord van het schip moet een actueel en geldig certificaat maritieme arbeid en een verklaring naleving maritieme arbeid aanwezig zijn, tezamen met een vertaling in de Engelse taal — indien een andere taal dan het Engels gebruikt is — en een afschrift hiervan moet op een duidelijk zichtbare plaats aan boord worden opgehangen, waar het voor de zeevarenden toegankelijk is. Op verzoek moet in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving een afschrift beschikbaar worden gesteld aan zeevarenden, inspecteurs van de vlaggenstaat, bevoegde officieren in havenstaten alsmede aan vertegenwoordigers van reders en zeevarenden.
13
Het in het elfde en twaalfde lid van deze norm genoemde vereiste van een vertaling in de Engelse taal is niet van toepassing indien een schip geen internationale reizen maakt.
14
Een ingevolge het eerste of vijfde lid van deze norm afgegeven certificaat verliest zijn geldigheid in de volgende gevallen:
- a.
indien de desbetreffende inspecties niet zijn afgerond binnen de termijnen vermeld in het tweede lid van deze norm;
- b.
indien het certificaat niet is geviseerd in overeenstemming met het tweede lid van deze norm;
- c.
wanneer een schip van vlag wisselt;
- d.
wanneer een reder weigert de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van een schip te continueren; en
- e.
wanneer ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht aan de bouw of uitrusting waarop titel 3 van toepassing is.
15
In de in het veertiende lid, onderdelen c, d, of e van deze norm bedoelde gevallen wordt een nieuw certificaat uitsluitend afgegeven wanneer de bevoegde autoriteit of erkende organisatie die het nieuwe certificaat afgeeft, er volledig van overtuigd is dat het schip voldoet aan de vereisten van deze norm.
16
Een certificaat maritieme arbeid wordt door de bevoegde autoriteit of de voor dit doel naar behoren door de vlaggenstaat gemachtigde erkende organisatie ingetrokken wanneer er bewijzen zijn dat het betrokken schip niet aan de vereisten van dit Verdrag voldoet en de vereiste corrigerende maatregelen niet zijn getroffen.
17
Bij de beoordeling van de vraag of een certificaat maritieme arbeid moet worden ingetrokken overeenkomstig het zestiende lid van deze norm, moet de bevoegde autoriteit of de erkende organisatie rekening houden met de ernst of de frequentie van de tekortkomingen.
Leidraad B5.1.3 — Certificaat maritieme arbeid en verklaring naleving maritieme arbeid
1
In de opsomming van de nationale vereisten in Deel I van de verklaring naleving maritieme arbeid zouden de wettelijke bepalingen inzake de werk- en leefomstandigheden van zeevarenden dan wel een verwijzing daarnaar moeten zijn opgenomen van elk van de in Aanhangsel A5-I vermelde zaken. Wanneer de nationale wetgeving exact de in dit Verdrag vermelde vereisten volgt, kan volstaan worden met een enkele verwijzing. Wanneer een bepaling van het Verdrag wordt geïmplementeerd via wezenlijk gelijkwaardige bepalingen als bedoeld in artikel VI, derde lid, zou deze bepaling moeten worden vermeld en een beknopte uitleg worden verschaft. Wanneer door de bevoegde autoriteit vrijstelling wordt verleend als bedoeld in titel 3, zou de desbetreffende bepaling duidelijk moeten worden vermeld.
2
In de in Deel II van de verklaring naleving maritieme arbeid bedoelde maatregelen die door de reder worden opgesteld, zou in het bijzonder moeten worden vermeld in welke gevallen wordt geverifieerd of specifieke nationale vereisten voortdurend worden nageleefd, welke personen voor de verificatie verantwoordelijk zijn, welke zaken moeten worden geregistreerd, alsmede welke procedures moeten worden gevolgd wanneer sprake is van niet-naleving. Deel II kan uiteenlopende vormen aannemen. Deel II zou kunnen verwijzen naar andere uitgebreidere documentatie waarin beleid en procedures met betrekking tot andere aspecten van de maritieme sector zijn opgenomen, bijvoorbeeld documenten vereist door de Internationale Veiligheidsmanagementscode (ISM-code) of de informatie vereist in voorschrift 5 van Hoofdstuk XI-1 van het SOLAS-Verdrag met betrekking tot het scheepsgegevensoverzicht (CSR).
3
De maatregelen ter waarborging van voordurende naleving zouden algemene internationale eisen aan de reder en de kapitein moeten omvatten om op de hoogte te blijven van de laatste technologische en wetenschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot de inrichting van de werkplek, met inachtneming van de inherente gevaren van het werken op zee, en om de vertegenwoordigers van zeevarenden dienovereenkomstig op de hoogte te brengen, om hiermee een beter beschermingsniveau van de werk- en leefomstandigheden van zeevarenden aan boord te garanderen.
4
De verklaring naleving maritieme arbeid zou bovenal moeten worden opgesteld in duidelijke bewoordingen om alle betrokkenen, zoals inspecteurs van de vlaggenstaat, bevoegde officieren in havenstaten en zeevarenden te helpen bij de controle of de vereisten naar behoren worden uitgevoerd.
5
In Aanhangsel B5-I wordt een voorbeeld gegeven van het soort informatie dat in een verklaring naleving maritieme arbeid zou kunnen worden opgenomen.
6
Wanneer een schip van vlag wisselt, als bedoeld in het veertiende lid, onderdeel c, van norm A5.1.3, en beide betrokken Staten dit Verdrag hebben bekrachtigd, zou het Lid waarvan het schip voorheen de vlag voerde, zo spoedig mogelijk aan de bevoegde autoriteit van het andere Lid afschriften van het certificaat maritieme arbeid en de verklaring naleving maritieme arbeid die vóór de verandering van vlag aan boord van het schip aanwezig waren en, indien van toepassing, afschriften van de relevante inspectierapporten moeten toezenden aan de bevoegde autoriteit van het andere Lid, indien de bevoegde autoriteit daarom binnen drie maanden nadat de verandering van vlag heeft plaatsgevonden, verzoekt.