Einde inhoudsopgave
Besluit activiteiten leefomgeving
Artikel 7.60 (aanwijzing vergunningplichtige gevallen: lozingsactiviteiten)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
27-11-2020, Stb. 2021, 98 (uitgifte: 25-02-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
03-07-2018, Stb. 2018, 293 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een lozingsactiviteit op het oppervlaktewaterlichaam te verrichten, geldt voor de activiteit, bedoeld in artikel 7.58, eerste lid, die wordt verricht in de Noordzee, voor zover het gaat om:
- a.
het lozen van stoffen of water afkomstig van het onderhouden, repareren, schoonmaken of behandelen van de scheepshuid van vaartuigen of drijvende werktuigen;
- b.
het lozen van meer dan 5.000 m3 water per uur; en
- c.
het lozen van water door een uitstroomvoorziening, behalve voor het lozen van:
- 1°
afvalwater afkomstig van een gemeentelijke voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater;
- 2°
afstromend hemelwater en ander afvalwater afkomstig van een verhard oppervlak;
- 3°
afvalwater afkomstig van het schoonmaken van drinkwaterleidingen;
- 4°
afvalwater afkomstig van ontwateren;
- 5°
water afkomstig van een oppervlaktewaterlichaam waaraan geen stoffen of warmte zijn toegevoegd, in datzelfde oppervlaktewaterlichaam;
- 6°
afvalwater afkomstig van een calamiteitenoefening; en
- 7°
afvalwater afkomstig van graven of saneringen.
2.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, geldt niet voor het lozen van stoffen of water afkomstig van het onderhouden, repareren of schoonmaken van vaartuigen of drijvende werktuigen en het behandelen van de scheepshuid van vaartuigen of drijvende werktuigen, bedoeld in artikel 3.145.
3.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, geldt niet voor baggerwerkzaamheden en het toepassen van baggerspecie, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit.
4.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, geldt niet voor het lozen van stoffen, water of warmte op een oppervlaktewaterlichaam afkomstig van een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.1.