ABRvS, 30-08-2023, nr. 202303338/1/A2
ECLI:NL:RVS:2023:3307
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
30-08-2023
- Zaaknummer
202303338/1/A2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2023:3307, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 30‑08‑2023; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 30‑08‑2023
Inhoudsindicatie
Op 16 november 2022 heeft [appellant] bij de examencommissie het verzoek ingediend om een extra tentamenmogelijkheid voor de deeltentamens voor de vakken Finance 1 for Business en QDA2, omdat hij in verband met een operatie naar aanleiding van een verkeersongeval niet aan die deeltentamens op 22 en 25 november 2022 kan deelnemen. Bij beslissing van 24 november 2022 heeft de examencommissie het verzoek afgewezen. Volgens de examencommissie kan [appellant] het vak Finance 1 for Business behalen zonder het maken van het deeltentamen, omdat het deeltentamen slechts voor 20% meetelt voor het eindcijfer voor dit vak. Indien hij hier geen genoegen mee neemt heeft hij de mogelijkheid om het vak af te leggen via de herkansing in juli. Voor het behalen van het vak QDA2 geldt eveneens dat [appellant] kan deelnemen aan de herkansing. In april 2013 heeft het CBE het door [appellant] tegen de beslissing van de examencommissie ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard. Het CBE heeft zich in dat besluit op het standpunt gesteld dat geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.
202303338/1/A2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van beroep voor de examens van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 24 november 2022 heeft de examencommissie van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (hierna: de examencommissie) een verzoek van [appellant] om een extra tentamenmogelijkheid voor de deeltentamens voor de vakken Finance 1 for Business en Quantative Data Analysis 2 (hierna: QDA2) afgewezen.
Bij beslissing van 12 april 2023 heeft het CBE het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2023, waar het CBE, vertegenwoordigd door mr. D.L.M. van der Zande, is verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. Op 16 november 2022 heeft [appellant] bij de examencommissie het verzoek ingediend om een extra tentamenmogelijkheid voor de deeltentamens voor de vakken Finance 1 for Business en QDA2, omdat hij in verband met een operatie naar aanleiding van een verkeersongeval niet aan die deeltentamens op 22 en 25 november 2022 kan deelnemen. Bij beslissing van 24 november 2022 heeft de examencommissie het verzoek afgewezen. Volgens de examencommissie kan [appellant] het vak Finance 1 for Business behalen zonder het maken van het deeltentamen, omdat het deeltentamen slechts voor 20% meetelt voor het eindcijfer voor dit vak. Indien hij hier geen genoegen mee neemt heeft hij de mogelijkheid om het vak af te leggen via de herkansing in juli. Voor het behalen van het vak QDA2 geldt eveneens dat [appellant] kan deelnemen aan de herkansing.
3. Bij beslissing van 12 april 2013 heeft het CBE het door [appellant] tegen de beslissing van de examencommissie ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard. Het CBE heeft zich in dat besluit op het standpunt gesteld dat geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat de regels over herkansingen in de Onderwijs- en Examenregeling 2022-2023 (hierna: de OER) voor alle studenten gelden en hierin geen onderscheid wordt gemaakt tussen groepen studenten. Een herkansing is onder meer bedoeld voor studenten die vanwege ziekte of andere omstandigheden niet hebben kunnen deelnemen aan de eerste gelegenheid en niet uitsluitend voor degenen die de eerste poging niet hebben gehaald. Juist als het verzoek van [appellant] om een extra herkansing zou worden toegewezen zou een situatie van ongelijkheid ontstaan, waarbij andere studenten die als gevolg van overmacht een deeltentamen niet hebben behaald in een nadeliger positie worden gesteld. Verder is er zolang nog een herkansingsmogelijkheid open staat volgens het CBE geen aanleiding voor toepassing van de hardheidsclausule van artikel 7 van de OER. Het is het CBE ook overigens niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan van de bepalingen van de OER moet worden afgeweken.
Beroep
4. [appellant] kan zich niet met dit besluit verenigen en heeft daartegen beroep ingesteld. Hij betoogt dat zijn verzoek om extra tentamenmogelijkheden ten onrechte is afgewezen. Hij voert aan dat het CBE zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afwijzing geen schending van het gelijkheidsbeginsel vormt. Hij stelt dat hij op grond van artikel 1 van de Grondwet en bepalingen uit het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) (artikel 14 en Protocol 12) het recht heeft om op gelijke wijze als andere studenten deel te nemen aan tentamens. [appellant] doet ook een beroep op artikel 2, eerste lid, van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: Wgbh/cz). Als gevolg van het verkeersongeval verkeerde hij in een buitengewone medische situatie die volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie) gelijk gesteld moet worden met een handicap. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wgbh/cz moet het CBE van de regels uit de OER afwijken, zodat hij dezelfde rechten heeft om deel te nemen aan tentamens als studenten zonder handicap.
[appellant] voert verder aan dat het CBE ten onrechte geen aanleiding heeft gezien voor toepassing van de hardheidsclausule, omdat er nog een herkansingsmogelijkheid openstaat. Het hertentamen voor het vak Finance 1 for Business biedt hem geen gelijke kans in een geval van overmacht. Het deeltentamen, dat onderdeel uitmaakt van de eerste tentamenmogelijkheid, is makkelijker, telt maar voor 20% mee voor het eindcijfer voor het vak en bestrijkt slechts een deel van de lesstof, terwijl het hertentamen voor 100% van het eindcijfer meetelt en daarin de volledige lesstof van het vak wordt getentamineerd. Bovendien hebben alle studenten het recht om deel te nemen aan het hertentamen en dus niet slechts de studenten die vanwege overmacht de eerste kans niet hebben kunnen afleggen. [appellant] wijst er daarnaast op dat gedurende de Russische inval in Oekraïne maatwerk werd geboden aan studenten die daarvan nadeel hebben ondervonden.
[appellant] voert tot slot aan dat hij, doordat hij aan de herkansing voor het vak Finance 1 for Business moet deelnemen, een aanbieding voor een baan bij Goldman Sachs in Polen heeft moeten afslaan. Hierdoor is sprake van strijd met artikel 15 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het EU Handvest) en het recht op privé- en gezinsleven zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM.
4.1. Op grond van artikel 1 van de Grondwet is discriminatie vanwege handicap niet toegestaan. De gelijkheidsnorm van artikel 1 van de Grondwet is voor de grond handicap en chronische ziekte uitgewerkt in de Wgbh/cz, waarmee tevens uitwerking is gegeven aan het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (Gehandicaptenverdrag). Uit artikel 5b van de Wgbh/cz, gelezen in samenhang met artikel 2 van die wet, volgt dat het uitgangspunt is dat bij onder meer het verlenen van toegang tot onderwijs geen onderscheid op grond van handicap mag worden gemaakt en dat een onderwijsinstelling in dat kader gehouden is doeltreffende aanpassingen te verrichten naar gelang de behoefte van de gehandicapte. Omdat de Wgbhz/cz, wat betreft het beroepsonderwijs waaronder ook het hoger onderwijs wordt verstaan, een implementatie is van Richtlijn 2000/78/EG, moet voor de definitie van een ‘gehandicapte’ bij het Unierecht worden aangesloten. Na de ratificatie door de Unie van het Gehandicaptenverdrag heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat het begrip handicap in de zin van Richtlijn 2000/78/EG in lijn met het Gehandicaptenverdrag moet worden uitgelegd als een beperking die met name het gevolg is van langdurige lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkene kunnen beletten om volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen (zie onder meer het arrest van 11 april 2013, HK Danmark, ECLI:EU:C:2013:222, punten 36-40 en 44). Er is geen grond om aan te nemen dat in het licht van artikel 14 EVRM en het Twaalfde Protocol bij het EVRM anders geoordeeld zou moeten worden.
4.2. De afwijzing van het verzoek om extra tentamenmogelijkheden levert in dit geval geen verboden onderscheid op grond van handicap op, omdat [appellant] geen handicap in vorenbedoelde zin heeft. Weliswaar is niet in geschil dat [appellant] als gevolg van het verkeersongeval niet aan de deeltentamens op 22 en 25 november 2022 heeft kunnen deelnemen, maar het verkeersongeval heeft geen langdurige lichamelijk aandoening veroorzaakt. Op 19 december 2022 heeft hij immers alweer zonder belemmeringen het deeltentamen Finance 1 for Business afgelegd. [appellant] heeft dit ook onderkend door in de gronden van zijn beroep op deze eis te wijzen ("sufficient period of time").
4.3. Het CBE heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat geen aanleiding bestaat voor toepassing van de hardheidsclausule van artikel 7 van de OER. De regels over het herkansen van deeltentamens in artikel 4.4 van de OER gelden voor alle studenten die om wat voor reden dan ook niet aan een deeltentamen hebben kunnen deelnemen, zodat in dat opzicht geen onderscheid tussen studenten wordt gemaakt. Dat studenten die niet aan een deeltentamen hebben kunnen deelnemen -anders dan studenten die dat wel hebben kunnen doen- met het oog op een doelmatige organisatie zijn aangewezen op een hertentamen waarin de volledige lesstof wordt getentamineerd, berust op redelijke en objectieve gronden, zodat geen sprake is van een ongerechtvaardigd onderscheid. De Afdeling wijst er wat betreft het vak Finance 1 for Business verder nog op dat [appellant] twee onderdelen van de eerste kans van dat vak wel heeft gehaald. Als de cijfers die hij voor deze twee onderdelen had behaald hoog genoeg zouden zijn geweest, zou hij het vak ook zonder het afleggen van het deeltentamen hebben kunnen behalen.
4.4. Voor zover [appellant] stelt dat hij, doordat hij nu in juli 2023 aan de herkansing voor het vak Finance 1 for Business moet deelnemen, een aanbieding voor een baan bij Goldman Sachs in Polen heeft moeten afslaan, overweegt de Afdeling als volgt. Daargelaten of een beroep op artikel 15 van het EU Handvest en artikel 8 van het EVRM in dit geval kans van slagen zou hebben, heeft [appellant] niet met stukken onderbouwd dat hij deze baan is misgelopen.
Conclusie
5. Het betoog faalt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. Van Altena
voorzitter
w.g. Komduur
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2023
809
BIJLAGE
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 8
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Artikel 14
Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
Twaalfde Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 1
1. Het genot van elk in de wet neergelegd recht moet worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
2. Niemand mag worden gediscrimineerd door enig openbaar gezag op met name een van de in het eerste lid vermelde gronden.
Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap
Artikel 1
[…] Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving.
Artikel 15
1. Eenieder heeft het recht te werken en een vrijelijk gekozen of aanvaard beroep uit te oefenen
[…]
Grondwet
Artikel 1
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
Artikel 2
1. Het verbod van onderscheid houdt mede in dat degene, tot wie dit verbod zich richt, gehouden is naar gelang de behoefte doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze voor hem een onevenredige belasting vormen.
[…]
Artikel 5b
1. Onderscheid is verboden bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake, alsmede bij het geven van loopbaanoriëntatie en advies of voorlichting over school- of beroepskeuze, indien dit geschiedt:
[…]
c. door instellingen die werkzaam zijn op het gebied van volkshuisvesting, welzijn, gezondheidszorg, cultuur of onderwijs of
[…]
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 7.13
1. Het instellingsbestuur stelt voor elke door de instelling aangeboden opleiding of groep van opleidingen een onderwijs- en examenregeling vast. De onderwijs- en examenregeling bevat adequate en heldere informatie over de opleiding of groep van opleidingen.
2. In de onderwijs- en examenregeling worden, onverminderd het overigens in deze wet terzake bepaalde, per opleiding of groep van opleidingen de geldende procedures en rechten en plichten vastgelegd met betrekking tot het onderwijs en de examens. Daaronder worden ten minste begrepen:
[…]
h. het aantal en de volgtijdelijkheid van de tentamens alsmede de momenten waarop deze afgelegd kunnen worden,
[…]
Onderwijs- en Examenregeling 2022-2023
Artikel 4.4
1. Tot het afleggen van eindtentamens van vakken binnen een opleiding wordt twee maal per studiejaar de gelegenheid gegeven. Voor een deeltentamen wordt geen aparte mogelijkheid tot herkansing aangeboden.
2. Bij hertentamens wordt de gehele stof geëxamineerd. Indien een deeltentamen dezelfde kennis en vaardigheden toetst als het eindtentamen, vervalt het resultaat hiervan bij het hertentamen. Indien deeltentamens (deels) andere vaardigheden toetsen dan het eindtentamen, kan worden
bepaald dat deze geldig zijn tot en met het hertentamen, op voorwaarde dat de student nog steeds een redelijke kans heeft om het vak te halen.
[…]
7. Hardheidsclausule
In gevallen waarin de onderwijs- en examenregeling niet voorziet, en in gevallen waarin sprake is van onevenredige benadeling of onbillijkheid van overwegende aard, beslist de decaan onder wie de opleiding valt, tenzij het de bevoegdheid van de examencommissie betreft.