Einde inhoudsopgave
Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
Artikel 96
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
17-11-2021, Stb. 2021, 570 (uitgifte: 26-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2021, Stb. 2021, 601 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
1.
In de toelichting, bedoeld in artikel 313 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, wordt in elk geval opgenomen:
- a.
de motieven voor de voorgenomen fusie;
- b.
een uiteenzetting over de alternatieven voor die fusie, waarin de verwachte effecten van die fusie en de verwachte meerwaarde ervan worden vergeleken met die van minder vergaande vormen van samenwerking, en
- c.
een fusie-effectrapportage overeenkomstig het tweede lid.
2.
De fusie-effectrapportage omvat in elk geval een weergave van de gevolgen van de voorgenomen fusie voor:
- a.
de lokale binding, inhoudende:
- 1°
een overzicht van de organisatorische en bestuurlijke structuur van de verkrijgende toegelaten instelling, waaruit blijkt dat er een lokaal aanspreekpunt zal zijn in die gemeenten waar de verkrijgende toegelaten instelling 100 of meer woongelegenheden in bezit heeft, en
- 2°
een uiteenzetting over de gevolgen van de met die fusie gepaard gaande schaalvergroting op de samenwerking met de gemeenten waar de verkrijgende toegelaten instelling haar woonplaats zal hebben en die waar zij feitelijk werkzaam zal zijn;
- b.
de prestaties op het terrein van de volkshuisvesting, inhoudende een uiteenzetting over de wijze waarop de verkrijgende toegelaten instelling toepassing zal geven aan artikel 42, eerste lid, eerste volzin, van de wet;
- c.
de financiële continuïteit van de verkrijgende toegelaten instelling, inhoudende een uiteenzetting over de financiële gevolgen van de in verband met die fusie verwachte wijzigingen in het beleid van de fuserende toegelaten instelling, en
- d.
de financiële draagkracht van de verkrijgende toegelaten instelling.
3.
Het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid zijn niet van toepassing indien sprake is van een fusie als bedoeld in artikel 53, vijfde lid, van de wet.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van dit artikel.