NJ 2017/150
Toereikend bewijs opzet bij bedrieglijke bankbreuk.
HR 14-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:430
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 maart 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink
- Zaaknummer
15/00849
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124300:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:430, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:144, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑09‑2016
- Wetingang
Art. 343 (oud) Sr; art. 344a Sr
Essentie
Toereikend bewijs opzet bij bedrieglijke bankbreuk.
Het begrip ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers’ in art. 343 (oud) Sr brengt tot uitdrukking dat de verdachte opzet moet hebben gehad op de verkorting van de rechten van schuldeisers, dat voorwaardelijk opzet hiervoor voldoende is en dat dus voor het bewijs van het opzet ten minste is vereist dat de handeling van de verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van schuldeisers heeft doen ontstaan. I.c. kon het hof uit de bewijsvoering — die onder meer inhoudt dat de verdachte wist dat sprake was van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.