PJ 2015/183
Art. 3.29 Wet IB 2001 staat niet toe dat bij de waardering van een overgenomen pensioenverplichting een rekenrente van minder dan vier percent wordt gehanteerd.
HR 16-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3082
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 oktober 2015
- Magistraten
Mrs. J.A.C.A. Overgaauw, P. Lourens, C.B. Bavinck, P.M.F. van Loon, L.F. van Kalmthout
- Zaaknummer
13/04121
- Vakgebied(en)
Pensioenen / Algemeen
Inkomstenbelasting / Inkomen uit werk en woning (box 1) - niet-winst
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Pensioenen / Pensioensystematiek
Inkomstenbelasting / Winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3082, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑10‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2730, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑12‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑12‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑08‑2013
- Wetingang
Art 3.29 Wet IB 2001
Essentie
Art. 3.29 Wet IB 2001 staat niet toe dat bij de waardering van een overgenomen pensioenverplichting een rekenrente van minder dan vier percent wordt gehanteerd.
Samenvatting
Het hof heeft geoordeeld dat art. 3.29 Wet IB 2001 niet toestaat dat bij de waardering van een overgenomen pensioenverplichting een rekenrente van minder dan vier percent wordt gehanteerd. Voorts heeft het hof geoordeeld dat op grond van art. 8, lid 6, tweede volzin, van de Wet VPB 1969 bij de berekening van de waarde van de pensioenverplichting een leeftijdsterugstelling moet worden toegepast, omdat de Inspecteur bij het vaststellen van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.