Rb. Maastricht, 11-07-2008, nr. AWB 07 / 683 WOB
ECLI:NL:RBMAA:2008:BD7267
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
11-07-2008
- Zaaknummer
AWB 07 / 683 WOB
- LJN
BD7267
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2008:BD7267, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 11‑07‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2009:BJ2607
Uitspraak 11‑07‑2008
Inhoudsindicatie
De stichting “Stichting Waarborgfonds Kinderopvang” is geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet zich in het kader van een verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur gesteld voor de vraag of de stichting “Stichting Waarborgfonds Kinderopvang” geduid kan worden als een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Niet is geschil is, en ook de rechtbank is van oordeel, dat de stichting niet aangemerkt kan worden als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. Voor het antwoord op de vraag of de stichting geduid kan worden als een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, is van belang of aan de stichting een of meer overheidstaken zijn opgedragen en de daarvoor benodigde publiekrechtelijke bevoegdheden zijn toegekend. Blijkens de statuten heeft de minister geen invloed op de benoeming en samenstelling van de raad van bestuur en de raad van toezicht. Uit de statuten, het borgstellingreglement en het verhandelde ter zitting blijkt dat de minister evenmin invloed heeft op de wijze waarop en aan wie de stichting in individuele gevallen een borgstelling verleent. Gelet hierop blijkt niet van nauwe betrokkenheid van de minister bij de uitvoering van de door de stichting te verrichten taken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de stichting niet als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, kan worden aangemerkt. Het gegeven dat de minster voorafgaande goedkeuring dient te verlenen aan een wijziging van de statuten, borgstellingreglement en het beleggingsstatuut maakt dit niet anders, nu dit naar het oordeel van de rechtbank ziet op de algemene subsidieverhouding tussen de stichting en de minister ter controle of de subsidiegelden daadwerkelijk overeenkomstig de subsidiedoelstellingen worden verleend.
Partij(en)
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 07 / 683 WOB
Uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
In het geschil tussen
[eiseres]
gevestigd te Heerlen, eiseres,
en
De stichting “Stichting Waarborgfonds Kinderopvang”,
gevestigd te Eindhoven, verweerster
Datum bestreden besluit: 29 maart 2007
Kenmerk: 06-12-472 / JR / PR
1. Procesverloop
Bij brief van 10 mei 2007 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het in de aanhef van deze uitspraak, hieronder nader te duiden, besluit van 29 maart 2007.
De door verweerster ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan de gemachtigde van eiseres gezonden, evenals het door verweerster ingediende verweerschrift.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 april 2008. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde mr. T.A.M. van Oosterhout, advocaat te Maastricht.
Verweerster heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door J.C.M. Ringens en M. van Osch, beiden werkzaam bij verweerster en verweersters gemachtigde mr. drs. B.F.J. Bollen, advocaat te Tilburg.
2. Overwegingen
Bij brief van 28 november 2005 heeft eiseres bij verweerster verzocht om informatie op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur (hierna: WOB). Bij beslissing van 5 december 2006 is dit verzoek afgewezen, aangezien verweerster stelt geen bestuursorgaan te zijn, wat tot gevolg heeft dat de WOB niet op haar van toepassing is.
Bij de bestreden beslissing heeft verweerster het tegen dit besluit gerichte bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, nu verweerster niet geduid kan worden als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb.
In artikel 3, eerste lid, van de WOB is bepaald dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de WOB is deze wet van toepassing op de volgende bestuursorganen:
a.Onze Ministers;
b.de bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie;
c.bestuursorganen die onder de verantwoordelijkheid van de onder a en b genoemde organen werkzaam zijn;
d.andere bestuursorganen, voor zover niet bij algemene maatregel van bestuur uitgezonderd.
Gelet op vorenstaande bepalingen is de WOB eerst van toepassing indien het verzoek om informatie gericht is tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Daarmee ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of verweerster als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb kan worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
De Stichting Waarborgfonds Kinderopvang heeft blijkens haar statuten – zoals deze luiden sinds de statutenwijziging van 22 december 2005 - tot doel:
1.Het onder voorwaarden verstrekken van financiële waarborgen aan de kredietverschaffers, samenhangende met door kredietverschaffers te verstrekken financieringen aan ondernemingen die een kinderopvang exploiteren zoals gedefinieerd in de Wet kinderopvang, ten behoeve van instandhouding van capaciteit en/of investeringen in de aankoop, aanhuur, uitbreiding, vervanging, verbouwing en/of inrichting van onroerende zaken.
2.Het
streven naar instandhouding en capaciteitsuitbreiding van de kinderopvang in Nederland door de coördinatie en de uitvoering van ondersteunende maatregelen en activiteiten op het gebied van accommodatie-, investerings- en overige ondernemingsvraagstukken.
Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van de Awb wordt onder bestuursorgaan verstaan:
a.een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b.een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Niet in geschil is, en ook de rechtbank is van oordeel, dat verweerster geen orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld. Derhalve kan verweerster niet aangemerkt worden als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verweerster geduid kan worden als een bestuursorgaan als bedoeld onder artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb. Voor het antwoord op die vraag is van belang of een beslissing van verweerster omtrent de verstrekking van een borgstelling aan kredietverschaffers ter voldoening van financieringen aan een organisatie voor kinderopvang zoals gedefinieerd in de Wet op de kinderopvang, wordt genomen ter uitoefening van enig openbaar gezag, als bedoeld in die bepaling. Daartoe is van belang of aan verweerster een of meer overheidstaken zijn opgedragen en de daarvoor benodigde publiekrechtelijke bevoegdheden zijn toegekend.
De gelden voor verwezenlijking van verweersters doelen worden blijkens de statuten in zijn geheel verkregen in de vorm van een garantiekapitaal van het Ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid. Bij ontbinding van de stichting komt een eventueel batig saldo toe aan de minister van Sociale zaken en werkgelegenheid (hierna: de minister). Jaarlijks dient de raad van bestuur een vastgestelde jaarrekening en jaarverslag te sturen aan de minister waarin gerapporteerd wordt over het aantal ingediende, toegekende en afgewezen verzoeken om borgstelling, over de stand van de verstrekte borgstellingen en over de omvang van het risico dat wordt gelopen. Wijzigingen in het borgstellingreglement welke betrekking hebben op de aard, de hoogte en de looptijd van de borgstelling, de statuten en het beleggingsstatuut behoeven voorafgaande goedkeuring van de minister.
Blijkens de statuten heeft de minister geen invloed op de benoeming en samenstelling van de raad van bestuur en de raad van toezicht. Uit de statuten, het borgstellingreglement en het verhandelde ter zitting blijkt dat de minister evenmin invloed heeft op de wijze waarop en aan wie verweerster in individuele gevallen een borgstelling verleent. Dit wordt bevestigd in de brief van de minister van 23 maart 2005 waaruit blijkt dat de beoordeling van de merites van elk individueel geval aan verweerster blijft en waarin wordt gesteld dat over de beoordeling van individuele aanvragen, in lijn met de daarover bestaande afspraken, niet wordt gerapporteerd aan het ministerie. Bij brief van 8 december 2006 stelt de minister eveneens dat hij niet treedt in de beoordeling van individuele borgstellingverzoeken. Dat is een zaak die speelt tussen het Waarborgfonds, de aanvrager van de borg en de kredietverschaffer.
Gelet op het vorenstaande, waaruit blijkt dat de overheid geen bemoeienis heeft met de beoordeling van aanvragen om borgstelling, alsmede de benoeming van de raad van bestuur, en verweerster geen taken heeft overgenomen die van oudsher door de minister werden uitgevoerd, blijkt niet van nauwe betrokkenheid van de minister bij de uitvoering van de door verweerster te verrichten taken.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerster niet als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, kan worden aangemerkt. Het gegeven dat de minster voorafgaande goedkeuring dient te verlenen aan een wijziging van de statuten, borgstellingreglement en het beleggingsstatuut maakt dit niet anders, nu dit naar het oordeel van de rechtbank ziet op de algemene subsidieverhouding tussen verweerster en de minister ter controle of de subsidiegelden daadwerkelijk overeenkomstig de subsidiedoelstellingen worden verleend.
Voorts overweegt de rechtbank ten overvloede dat gesteld noch gebleken is dat verweerster een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling is, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de WOB. In de toelichting op artikel 3 van de WOB wordt aangegeven dat de term “onder verantwoordelijkheid van” dient te worden geïnterpreteerd als “dat de bedoelde instellingen, diensten en bedrijven zich bij hun werkzaamheden moeten richten naar de opdracht van het orgaan”. De bevoegdheid tot het geven van opdrachten is immers voorwaarde voor het kunnen dragen van verantwoordelijkheid. In de statuten, noch in het borgstellingreglement kunnen aanknopingspunten worden gevonden dat de minister ten aanzien van het verstrekken van een borgstelling opdrachten of aanwijzingen kan geven aan verweerster, noch dat verweerster zich dient te richten naar opdrachten of aanwijzingen van de minister.
Gezien het vorenstaande is door verweerster terecht geconcludeerd dat zij niet kan worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb.
Verweerster heeft dan ook terecht en op goede gronden besloten, dat de WOB niet op haar van toepassing is en deswege het bezwaar gericht tegen de afwijzing van het aan haar gerichte verzoek om informatie van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:70 van de Awb wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank Maastricht:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. T.E.A. Willemsen als voorzitter en mr. R.M.M. Kleijkers en mr. F.L.G. Geisel als leden in tegenwoordigheid van mr. drs. P.M. van den Brekel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2008
w.g. P. van den Brekel w.g. Willemsen
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 11 juli 2008
Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Indien hoger beroep is ingesteld kan ingevolge het bepaalde in artikel 39 van de Wet op de Raad van State juncto artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onver¬wijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.