Besluit videoconferentie
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Oorspronkelijk art. 3 vernummerd tot art. 5. Deze wijziging treedt tegelijk in werking met de Wet van 16-07-2005, Stb. 388.
- Bronpublicatie:
27-11-2006, Stb. 2006, 610 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2006, Stb. 2006, 609 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
1.
Indien de te horen persoon schriftelijk wordt opgeroepen teneinde te worden gehoord, geeft deze oproep aan of tijdens het horen gebruik zal worden gemaakt van videoconferentie. De oproep vermeldt op welke wijze en binnen welke termijn hij kan aangeven zich niet te kunnen verenigen met het gebruik van videoconferentie.
2.
De mededeling van de te horen persoon dan wel in voorkomende gevallen de officier van justitie, dat hij zich niet met de gebruikmaking van videoconferentie kan verenigen, wordt schriftelijk gedaan en bevat de gronden waarop het verzoek berust. De mededeling wordt gericht aan de voorzitter van de meervoudige of enkelvoudige kamer, de rechter-commissaris of de ambtenaar die met de leiding over het horen is belast.
3.
Op een mededeling als bedoeld in het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk beslist door de voorzitter van de meervoudige of enkelvoudige kamer, de rechter-commissaris of de ambtenaar die met de leiding over het horen is belast. Aan de te horen persoon en diens raadsman, onderscheidenlijk in voorkomende gevallen de officier van justitie, wordt de beslissing uiterlijk vierentwintig uur voor aanvang van het horen meegedeeld.
4.
Indien geen schriftelijke oproep aan het horen voorafgaat, kan de te horen persoon, dan wel in voorkomende gevallen de officier van justitie, niet later dan direct bij aanvang van het verhoor aan de voorzitter van de meervoudige of enkelvoudige kamer, de rechter-commissaris of de ambtenaar die met de leiding over het horen is belast, mondeling dan wel schriftelijk mededelen zich niet te kunnen verenigen met het gebruik van videoconferentie, onder vermelding van de gronden. Op deze mededeling wordt beslist door de voorzitter van de meervoudige of enkelvoudige kamer, de rechter-commissaris of de ambtenaar die met de leiding over het horen is belast.