NJB 2018/1372:Ne bis in idem vanwege onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen in de zin van art. 131 lid 1 onder c WVW 1994? Het vermoeden dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, kan aanleiding geven tot het opleggen van de verplichting tot deelname aan voormeld onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid. Ingevolge art. 134 lid 2 WVW 1994 kan de uitslag van dat onderzoek tot ongeldigverklaring van het rijbewijs leiden. Evenmin als de ongeldigverklaring van het rijbewijs, wordt de verplichting tot deelname aan het daaraan voorafgaande onderzoek opgelegd op grond van het plegen van een strafbaar feit, ook al kan de verdenking van zo een feit wel de aanleiding vormen voor dat onderzoek. Mede gelet daarop betreft dit onderzoek – ook in aanmerking genomen dat de daarmee verbonden kosten ten laste komen van degene aan wie de verplichting tot deelname aan het onderzoek is opgelegd – een bestuurlijke maatregel die strekt tot bevordering van de verkeersveiligheid en die geen punitief karakter heeft. Het Openbaar Ministerie verliest dan ook niet het recht tot strafvervolging van de verdachte door de omstandigheid dat in verband met hetzelfde feit – kort gezegd: het bewezenverklaarde rijden onder invloed – een verplichting tot het ondergaan van het onderzoek is opgelegd. Een vergelijking met de uitzonderlijke situatie als bedoeld in HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:434, NJ 2015/256 over het Alcoholslotprogramma gaat niet op