NJ 2019/9
Afwijzing aanhoudingsverzoek. Effectuering aanwezigheidsrecht. Hof heeft ten onrechte geen blijk gegeven van belangenafweging.
HR 04-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2229
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 december 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
17/01397
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS167839:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2229, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1167, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑10‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑08‑2017
- Wetingang
Art. 6 lid 3 onder c EVRM; art. 281 Sv
Essentie
Het hof had bij afwijzing van het aanhoudingsverzoek ter effectuering van het aanwezigheidsrecht van verdachte blijk moeten geven van een belangenafweging.
Samenvatting
Het hof heeft de afwijzing van het verzoek tot aanhouding met het oog op de effectuering van het aanwezigheidsrecht van de verdachte erop gegrond dat de vergissing van de verdachte in de zittingsdatum van het hoger beroep voor zijn eigen rekening komt en dat de datum van de behandeling van het hoger beroep voorafgaand aan het uitroepen van de zaak bij de verdachte bekend was. Het hof heeft niet geoordeeld dat de aan het verzoek ten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.