RvdW 2010, 632
Ondertoezichtstelling met machtiging uithuisplaatsing. Cassatie; ontvankelijkheid. Obiter dictum: broer kind geen belanghebbende in zin van art. 798 lid 1 Rv; art. 8 EVRM.
HR 21-05-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7043
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 mei 2010
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
09/02548
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
BL7043
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BL7043, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑05‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BL7043, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑03‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑06‑2009
- Wetingang
Essentie
Ondertoezichtstelling met machtiging uithuisplaatsing. Cassatie; ontvankelijkheid. Obiter dictum: broer kind geen belanghebbende in zin van art. 798 lid 1 Rv; art. 8 EVRM.
Nu de geldigheidsduur van de machtiging tot uithuisplaatsing is verstreken, heeft verzoekster tot cassatie reeds om deze reden geen belang meer bij haar cassatieberoep, zodat zij daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Hoge Raad overweegt bij wege van obiter dictum als volgt. In een procedure betreffende een maatregel met betrekking tot het ouderlijk gezag in het kader van een ondertoezichtstelling kunnen de broers en zusters van het kind niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.