Einde inhoudsopgave
Besluit in-, uit- en doorvoer van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstoffen
Artikel 39 Beslissing op vergunningaanvraag
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2017
- Bronpublicatie:
19-05-2017, Stb. 2017, 233 (uitgifte: 13-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-07-2017, Stb. 2017, 312 (uitgifte: 19-07-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
Accijns en verbruiksbelastingen (V)
Douane (V)
1.
De Autoriteit beschikt afwijzend op de aanvraag om een vergunning indien:
- a.
het bevoegd gezag van de derde staat van bestemming of het bevoegd gezag van een lidstaat waaraan om toestemming is verzocht, toestemming heeft geweigerd,
- b.
de radioactieve afvalstoffen of de bestraalde splijtstoffen een bestemming hebben in een gebied ten zuiden van 60° zuiderbreedte,
- c.
de radioactieve afvalstoffen of de bestraalde splijtstoffen een bestemming hebben binnen een derde staat die partij is bij de op 23 juni 2000 in Cotonou (Benin) ondertekende Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (ACS-EG-Overeenkomst van Cotonou; PbEU L 317), tenzij de overbrenging radioactieve afvalstoffen betreft die na bewerking naar de derde staat van herkomst worden teruggezonden,
- d.
de radioactieve afvalstoffen of de bestraalde splijtstoffen een bestemming hebben binnen een derde staat die naar het oordeel van de Autoriteit volgens de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde criteria niet beschikt over de technische, wettelijke of bestuurlijke middelen om die stoffen veilig te beheren, zoals in het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval (Wenen, 5 september 1997; Trb. 2001, 111) is vastgesteld, bij welke beoordeling de Autoriteit rekening houdt met alle relevante informatie van andere lidstaten,
- e.
wettelijke voorschriften inzake het beheer of vervoer van radioactieve afvalstoffen of bestraalde splijtstoffen zich tegen de overbrenging verzetten of
- f.
het beheer of vervoer van de radioactieve afvalstoffen of de bestraalde splijtstoffen onnodige risico's voor de openbare veiligheid of het milieu met zich meebrengt;
- g.
indien de radioactieve afvalstoffen of de verbruikte splijtstoffen bestemd zijn voor eindberging in een derde staat en met deze derde staat geen overeenkomst over het gebruik van een inrichting voor eindberging is gesloten.
2.
Indien de Autoriteit van het bevoegd gezag van een lidstaat waaraan om toestemming is verzocht, niet binnen de in artikel 9, eerste lid, van de richtlijn bedoelde termijn een beslissing op dat verzoek heeft ontvangen, mag de Autoriteit ervan uitgaan dat toestemming is verleend.
3.
Aan de vergunning kunnen met het oog op het beheer en vervoer van de radioactieve afvalstoffen of de bestraalde splijtstoffen voorschriften worden verbonden. Indien toestemming onder voorwaarden is verleend, worden aan de vergunning in elk geval de voorschriften verbonden die gelet op die voorwaarden noodzakelijk zijn.
4.
De Autoriteit zendt de beslissing op de aanvraag onverwijld toe aan de aanvrager. De Autoriteit deelt de beslissing tevens onverwijld mede aan het bevoegd gezag van:
- a.
de derde staat van bestemming;
- b.
eventuele lidstaten of derde staten van doorvoer.
5.
Bij de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder b tot en met d, houdt de Autoriteit rekening met de criteria die de Commissie van de Europese Gemeenschappen daaromtrent ingevolge artikel 16, tweede lid, van de richtlijn heeft vastgesteld.