NJB 2019/26
Bevel gevangenneming art. 65 lid 2 Sv: kan in het geval dat de verdachte terechtstaat voor een feit waarvoor hij zich in voorlopige hechtenis bevindt op grond van een bevel tot bewaring of gevangenhouding, voor een ander feit de gevangenneming kan worden bevolen wanneer voor dat ander feit weliswaar voorlopige hechtenis is toegelaten maar dat andere feit niet is vermeld in voormeld bevel dat op het eerste feit ziet? De Hoge Raad oordeelt dat dit kan. Dit is niet anders indien het eerste feit en het andere feit op de voet van art. 259 Sv gevoegd zijn aangebracht of op de voet van art. 285 Sv gevoegd zijn behandeld. Ook art. 67b lid 1 Sv noopt niet tot een ander oordeel. Op grond van die bepaling kan het openbaar ministerie in het geval dat wordt overgegaan tot (verdere) vervolging ter zake van het andere feit, bij de vordering tot (verlenging van de) gevangenhouding voor het eerste feit vorderen dat de voorlopige hechtenis mede onderscheidenlijk alleen voor het andere feit wordt bevolen. Bevel gevangenneming of gevangenhouding voor een feit dat is omschreven in een bevel tot bewaring, in het geval dat de verdachte zich ten tijde van de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting op grond van dat bevel tot bewaring in voorlopige hechtenis bevindt: in zo'n geval kan de gevangenneming niet door de zittingsrechter worden bevolen, aangezien de verdachte zich reeds voor het desbetreffende feit in voorlopige hechtenis bevindt. Wel kan gelet op art. 65 lid 1 Sv een bevel tot gevangenhouding worden gegeven. In zo’n geval kan de gevangenhouding ook door de enkelvoudige kamer kan worden bevolen, zoals de enkelvoudige kamer ook bevoegd is de gevangenneming te bevelen in de daarvoor in aanmerking komende gevallen. Dit strookt met art. 21 lid 1 Sv waarin is bepaald dat onderzoek en beslissing omtrent alle vorderingen die op de terechtzitting zijn gedaan, aldaar geschieden. Daaraan doet niet af dat art. 21 lid 5 Sv bepaalt dat de behandeling van een vordering tot gevangenhouding wordt behandeld door een meervoudige kamer, nu dit voorschrift ziet op een vordering die niet op de terechtzitting is gedaan
HR 18-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2351
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 december 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst, M.J. Borgers, M.T. Boerlage en A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/02846 CW
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2351, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1222, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑11‑2018
- Wetingang
Essentie
Bevel gevangenneming art. 65 lid 2 Sv: kan in het geval dat de verdachte terechtstaat voor een feit waarvoor hij zich in voorlopige hechtenis bevindt op grond van een bevel tot bewaring of gevangenhouding, voor een ander feit de gevangenneming kan worden bevolen wanneer voor dat ander feit weliswaar voorlopige hechtenis is toegelaten maar dat andere feit niet is vermeld in voormeld bevel dat op het eerste feit ziet? De Hoge Raad oordeelt dat dit kan. Dit is niet anders indien het eerste feit en het andere feit op de voet van art. 259 Sv gevoegd zijn aangebracht of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.