Einde inhoudsopgave
Richtlijn 96/22/EG betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2008
- Bronpublicatie:
19-11-2008, PbEU 2008, L 318 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/97/EG)
- Inwerkingtreding
18-12-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-11-2008, PbEU 2008, L 318 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: 2008/97/EG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
EU-recht / Marktintegratie
Richtlijn van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
- (1)
Overwegende dat bij Richtlijn 81/602/EEG van de Raad (4)bepaalde stoffen met hormonale werking en stoffen met thyreostatische werking en bij Richtlijn 88/146/EEG (5) het gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking in de veehouderij zijn verboden, waarbij evenwel bepaalde afwijkingen werden toegelaten;
- (2)
Overwegende dat bij Richtlijn 88/299/EEG (6) is bepaald onder welke voorwaarden mag worden afgeweken van het verbod op het handelsverkeer van bepaalde, in artikel 7 van Richtlijn 88/146/EEG omschreven categorieën dieren en van vlees daarvan;
- (3)
Overwegende dat bepaalde stoffen met thyreostatische, respectievelijk oestrogene, androgene of gestagene werking voor de consument schadelijk kunnen zijn wegens de residuen ervan in het vlees of in andere levensmiddelen van dierlijke oorsprong; dat deze stoffen tevens afbreuk kunnen doen aan de kwaliteit van levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
- (4)
Overwegende dat nieuwe stoffen met anabole werking, bij voorbeeld β-agonisten, in de veehouderij onwettig worden gebruikt om de groei en de produktiviteit van de dieren te bevorderen;
- (5)
Overwegende dat uit het onderzoek dat de Commissie in de periode 1990 tot en met 1992 in de Lid-Staten heeft verricht, blijkt dat in veehouderijkringen grote hoeveelheden β-agonisten beschikbaar zijn, hetgeen het illegale gebruik ervan in de hand werkt;
- (6)
Overwegende dat oneigenlijk gebruik van β-agonisten de menselijke gezondheid ernstig in gevaar kan brengen; dat, in het belang van de consument, het houden, het toedienen aan dieren en het daartoe in de handel brengen van β-agonisten moeten worden verboden; dat voorts het houden, het toedienen aan dieren van welke soort dan ook en het in de handel brengen van stilbenen en stoffen met thyreostatische werking moeten worden verboden en dat voorts het gebruik van de andere stoffen dient te worden gereglementeerd;
- (7)
Overwegende dat evenwel kan worden toegestaan dat geneesmiddelen op basis van β-agonisten voor volledig omschreven therapeutische doeleinden worden toegediend aan bepaalde categorieën runderen, paardachtigen en gezelschapsdieren;
- (8)
Overwegende voorts dat alle consumenten zich onder dezelfde voorwaarden van vlees en van uit vlees bereide levensmiddelen moeten kunnen voorzien, waarbij de hun geboden produkten tegelijkertijd optimaal aan hun wensen en verwachtingen voldoen; dat dit, gelet op de bij de consumenten bestaande gevoeligheden, de afzetmogelijkheden voor deze produkten alleen maar ten goede kan komen;
- (9)
Overwegende dat het gebruik van stoffen met hormonale werking voor mestdoeleinden verboden moet blijven; dat in de gevallen waarin bepaalde stoffen toch voor therapeutische of zoötechnische doeleinden mogen worden toegediend, een strikte controle vereist is om elke vorm van oneigenlijk gebruik te voorkomen;
- (10)
Overwegende dat de wachttijden op communautair niveau nog niet zijn geharmoniseerd en dat er belangrijke verschillen bestaan tussen de verschillende Lid-Staten, met name voor toegestane geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die hormonale stoffen of β-agonisten bevatten; dat daarom met het oog op een dergelijke harmonisatie maximum wachttijden voor deze geneesmiddelen moeten worden vastgesteld;
- (11)
Overwegende voorts dat aldus voor therapeutische of zoötechnische doeleinden behandelde levende dieren en vlees daarvan in beginsel niet in het handelsverkeer mogen worden gebracht, aangezien anders de doeltreffendheid van de controle van de gehele regeling in gevaar wordt gebracht; dat echter ten aanzien van het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van voor fokdoeleinden bestemde dieren en van voor de fokkerij afgeschreven fokdieren onder bepaalde voorwaarden van dit verbod kan worden afgeweken;
- (12)
Overwegende dat deze afwijkende regelingen mogen worden toegestaan wanneer toereikende garanties worden geboden om verstoringen van het handelsverkeer te voorkomen; dat deze garanties betrekking moeten hebben op de produkten die mogen worden gebruikt, alsmede op de gebruiksvoorschriften en de controle op de naleving daarvan, met name de naleving van de nodige wachttijd;
- (13)
Overwegende dat een doeltreffende controle op de toepassing van de uit deze richtlijn voortvloeiende bepalingen dient te worden gewaarborgd;
- (14)
Overwegende dat de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG dienen te worden ingetrokken;
- (15)
Overwegende dat, om in alle Lid-Staten het illegale gebruik van groeibevorderaars en produktiviteitsverhogende middelen in de veehouderij doeltreffend te kunnen bestrijden, de te voeren actie op communautair niveau dient te worden georganiseerd;
- (16)
Overwegende dat het Europees Parlement op 18 januari 1996 de Commissie en de Raad heeft verzocht zich tegen de invoer van met hormonen behandeld vlees in de Gemeenschap te blijven verzetten; dat het de wens heeft uitgesproken dat het volledige verbod op het gebruik van groeibevorderaars in de veehouderij gehandhaafd blijft; dat het daartoe de Raad heeft verzocht het voorstel van de Commissie waarover het Europees Parlement op 19 april 1994 advies heeft uitgebracht, onverwijld aan te nemen,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB nr. C 302 van 9. 11. 1993, blz. 8 en PB nr. C 222 van 10. 8. 1994, blz. 16.
PB nr. C 128 van 9. 5. 1994, blz. 107.
PB nr. C 52 van 19. 2. 1994, blz. 30.
PB nr. L 222 van 7. 8. 1981, blz. 32. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 85/358/EEG (PB nr. L 191 van 23. 7. 1985, blz. 46).
PB nr. L 70 van 16. 3. 1988, blz. 16. Richtlijn gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
PB nr. L 128 van 21. 5. 1988, blz. 36.