Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, Robuust team 3 ( [onderzoeksnaam] ) [proces-verbaalnummer] .
Rb. Oost-Brabant, 18-10-2021, nr. 01/056351-21
ECLI:NL:RBOBR:2021:5458
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
18-10-2021
- Zaaknummer
01/056351-21
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2021:5458, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 18‑10‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:3589
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2021-0815
Uitspraak 18‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Taxichauffeur is in een taxi door verdachte uit het niets meermalen in het achterhoofd en richting de nek gestoken met een mes. Bewezenverklaard is poging tot moord. Overweging over vol opzet en voorbedachte rade. Opgelegd wordt een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest. De eis van de officier van justitie was 7 jaren. Aan het slachtoffer dient schadevergoeding te worden betaald, EUR 28.076,39. Beslagbeslissingen.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.056351.21
Datum uitspraak: 18 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: PI Vught, [adres 2] HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 juni 2021, 16 augustus 2021 en 4 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 mei 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2021 te Eindhoven, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, (meermalen) met een mes in het hoofd en/of in de richting van het hoofd en/of de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot moord.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman meent dat zowel de ten laste gelegde poging tot moord als de ten laste gelegde poging tot doodslag niet kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.1.
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 28 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 27 februari 2021, om 11:39 uur, kreeg ik op mijn telefoon het bericht "hello" van ene [alias verdachte] met het [telefoonnummer] . Deze [alias verdachte] verzocht een taxirit vanuit Tilburg naar Eindhoven Airport.
Op zaterdag 27 februari 2021, om 13:54 uur, kreeg ik het bericht van [alias verdachte] of ik hem op wilde halen op de [adres 3] te Tilburg.Ik ben naar de [adres 3] gereden. Ik heb tegen [alias verdachte] gezegd dat de taxirit naar Eindhoven Airport 90 Euro kost. Ik hoorde [alias verdachte] zeggen "dat is geen probleem; ik ben in het bezit van 100 euro contanten".
[alias verdachte] is vervolgens achter mij aan de bestuurderszijde ingestapt en heeft plaats genomen op de stoel achter mij in de taxi.2.
Ik ben vervolgens met [alias verdachte] naar Eindhoven Airport gereden en heb onderweg met hem een sociaal gesprek aangeknoopt.
Ik keek regelmatig in de binnenspiegel om te kijken hoe het met [alias verdachte] ging. Ik zag dat hij erg rustig achter mij in de taxi zat.
Omstreeks 14:20 uur, kwam ik met [alias verdachte] aan bij Eindhoven Airport. Toen ik het voertuig stopte hoorde ik geritsel achter mij. Kort daarna voelde ik dat ik klappen op mijn achterhoofd kreeg.
Ik voelde dat ik de klappen kreeg met een voorwerp want dit voelde vreemd aan. Ik weet hoe het voelt om klappen te krijgen van handen/vuisten maar dit voelde niet zo. Ook hoorde ik een dof geluid toen ik de klappen kreeg. Ik voelde niet direct pijn, maar had wel een dof gevoel aan de achterkant van mijn hoofd. Na drie of vier klappen heb ik de vingers van mijn beide handen in elkaar gevouwen en heb ik mijn handen achter mijn hoofd gebracht ter bescherming van mijzelf. Hierop ben ik uit het voertuig gestapt en zag ik dat ik bloed aan mijn handen had. Ook zag ik dat ik een snee in mijn rechterwijsvinger had zitten waar bloed uit stroomde. Hierna voelde ik ook dat er bloed van mijn hoofd af stroomde. Daarnaast zag ik op de bestuurdersstoel van mijn taxi een mes liggen. De stoel en het mes zaten helemaal onder het bloed. Ik dacht te zien dat het mes een groot model keukenmes was.3.
Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 28 februari 2021, voor zover inhoudende:
Hoofd: Rechts parietaal op achterhoofd. 4 cm grootte steekverwonding.
Aaneenliggende wondranden. Hemostase na drukkend verband. 2cm diep door
subcutis, schedel niet a vu. Net mediaal hiervan kleine 1cm groot oppervlakkige cutane
verwonding, aanliggende wondranden.
Hand/vingers: Rechts: Dig 2, ulnaire zijde PIP, snijverwonding met zowel flexor als
extensor pees a vu. Intake strek en buigfunctie in zowel DIP als PIP. Distaal van
verwonding ook sensibele veranderingen, verminderd gevoel.4.
Een proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 13 april 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 27 februari 2021, omstreeks 21:15 uur hebben wij, verbalisanten, het mes dat op de zitting van de bestuurderstoel van de taxi lag veiliggesteld. Wij zagen dat het mes ongeveer een lengte van 25 tot 30 centimeter had en een breedte van ongeveer 4 tot 5 centimeter. Wij zagen dat het mes één snijkant had. Wij zagen op het zwartkleurig heft roodkleurige verkleuringen, vermoedelijk bloed.5.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onder [verdachte] werd een witte iPhone in beslag genomen.6.Uit het onderzoek naar de data op de mobiele telefoon bleek dat er met de mobiele telefoon een
aantal zoekopdrachten in de Poolse taal waren gedaan met de internetbrowser “Safari". De zoekopdrachten werden door een beëdigde tolk in de Poolse taal vertaald. In het overzicht hieronder zijn de zoekopdrachten in de juiste lokale tijdstippen weergegeven, met daarbij weergegeven de vertaling van de tolk.7.
Datum/Tijd | Zoekopdracht | Vertaling tolk |
27-02-2021 13:28 uur | Uderzenie nozem w szyje | In nek steken met mes |
27-02-2021 13:37 uur | Cios nozem w szyje | messlag in de nek |
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de taxi was een dashcam bevestigd, welke beelden heeft opgenomen van het steekincident. Dit proces-verbaal beschrijft de taxirit tot aan het steekincident.
De datum op de beelden komt overeen met de werkelijke datum. Het tijdstip komt niet overeen met de werkelijke tijd. De cameratijd loopt ongeveer 1 uur en 13 minuten voor op de werkelijke tijd.
Op zaterdag 27 februari 2021 te 15:17:50 uur neemt [verdachte] in de taxi plaats achter [slachtoffer] . Er hebben zich gedurende de taxirit geen voor mij, verbalisant, geen waarneembare conflicten afgespeeld tussen [slachtoffer] en [verdachte] . Gedurende de gehele rit heeft [verdachte] om zich heen gekeken, waarbij er voor mij, verbalisant, geen opvallende veranderingen in zijn gemoedstoestand waar te nemen zijn.
De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 4 oktober 2021, voor zover inhoudende:
Ter terechtzitting zijn de dashcambeelden van de taxirit d.d. 27 februari 2021, vanaf tijdscode 15:44:33 getoond De rechtbank heeft op deze beelden het volgende waargenomen:
De camera filmt vanaf de voorruit de taxi in. Aangever is te zien als bestuurder. Op de zitplaats direct achter de bestuurder zit een man als enige passagier, verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij de persoon op de achterbank is.
Op de beelden is zichtbaar dat verdachte op tijdcode 15:45:09 in zijn rechterhand een groot mes vast heeft, terwijl te horen is dat aangever uitleg geeft aan verdachte waar hij naar toe moet lopen. De rechtbank ziet hierbij een ontspannen gelaatsuitdrukking bij verdachte. Vervolgens is op tijdcode 15:45:20 te zien dat verdachte plotseling met zijn rechterarm een stekende beweging maakt - van boven naar beneden - richting het hoofd van het slachtoffer. Op de beelden is zichtbaar dat verdachte met kracht in het achterhoofd van aangever steekt. Het is duidelijk hoorbaar dat verdachte ook daadwerkelijk het achterhoofd raakt met het mes. Verder is zichtbaar dat de gelaatsuitdrukking van verdachte plotseling is veranderd van ontspannen naar agressief.
Op de beelden is te zien dat verdachte zijn rechterarm vervolgens naar achteren brengt, waarna het slachtoffer zich naar voren beweegt en in paniek schreeuwt. Te zien is dat verdachte met kracht een tweede stekende beweging maakt, van boven naar beneden in de richting van het hoofd van het slachtoffer. Aangever probeert deze steekbeweging af te weren met zijn rechterhand- en arm, het grote mes is zichtbaar boven het hoofd van het slachtoffer. Daarna is te zien dat verdachte zijn stekende bewegingen voortzet vanuit de rechterzijde van aangever. Verdachte maakt vervolgens weer een nieuwe steekbeweging van boven naar beneden waarbij hij met zijn lichaam naar voren komt vanaf de achterbank. Te zien is dat aangever naar links wegduikt. Vervolgens is te zien dat aangever uit zijn taxi probeert weg te komen en dat verdachte blijft insteken op aangever terwijl aangever op tijdcode 15:45:23 uit zijn taxi vlucht.
Bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs
Algemeen
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte, in enkele seconden tijd en ogenschijnlijk uit het niets, acht krachtige steekbewegingen heeft gemaakt met een groot mes in de richting van het hoofd en de nek van aangever, als gevolg waarvan aangever letsel heeft opgelopen aan zijn hoofd en rechterhand.
Overweging omtrent de opzet
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of de verdachte de opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad om aangever te doden.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte vol opzet op de dood van aangever had:verdachte heeft met een groot mes verstopt in zijn mouw achter aangever in de taxi plaatsgenomen. Aan het einde van de taxirit haalt verdachte het mes uit zijn mouw en wacht ongeveer 10 seconden met dit mes op zijn schoot. Vervolgens steekt verdachte ineens met kracht op de achterkant van het hoofd van aangever in. Verdachte steekt in totaal acht keer in de richting van het hoofd en de nek van aangever. Op basis hiervan kan, aldus de officier van justitie- beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm- de conclusie worden getrokken dat verdachte vol opzet had op het doden van aangever. Mocht de rechtbank dit standpunt niet volgen dan is er volgens de officier van justitie in elk geval sprake van voorwaardelijk opzet. Door het meermalen steken in het achterhoofd en in de richting van de nek van aangever bestond de aanmerkelijke kans op de dood van aangever en heeft verdachte deze kans ook aanvaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet had -ook niet in voorwaardelijke zin- op de dood van het slachtoffer nu verdachte het slachtoffer slechts bang wilde maken met het mes. Bovendien is de aard van het letsel bij aangever gering gebleken.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Op de dashcambeelden is te zien dat verdachte rustig op de achterbank achter aangever zit. Aan het einde van de taxirit haalt verdachte een groot keukenmes tevoorschijn en vraagt aan aangever of hij kan uitleggen welke route hij moet lopen naar het vliegveld. Onder de gegeven omstandigheden en nu verdachte heeft erkend dat hij niets te zoeken had op het vliegveld concludeert de rechtbank dat hier sprake was van een afleidingsmanoeuvre. Terwijl aangever hierover uitleg geeft blijft verdachte ongeveer tien seconden met dit mes in zijn hand zitten. Aangever is nog bezig met het uitleggen van de route aan verdachte als verdachte hem plotseling van achteren aanvalt en met het mes acht keer met grote kracht steekt in de richting van het achterhoofd en de nek van aangever. Op de dashcambeelden is te zien dat aangever volledig wordt verrast door deze aanval, de steekbewegingen van verdachte probeert af te weren en uiteindelijk weet te vluchten.
Deze gedragingen: het meermalen steken, met grote kracht, met een groot keukenmes, in het hoofd en in de richting van de nek van aangever - terwijl dat ook nog gebeurt in een kleine, afgesloten ruimte en zonder dat de aangever het ziet aankomen - zijn naar het oordeel van de rechtbank naar hun uiterlijke verschijningsvorm zó zeer gericht op dodelijk treffen dat dit leidt tot het oordeel dat de verdachte vol opzet had om de aangever te doden. Daarbij is van belang dat het hoofd en de nek vitale organen, zoals hersenen en slagaderen, bevat. Het feit dat de aard van het hoofdletsel relatief gering is gebleken doet hieraan niet af. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzet had op de dood van aangever.
Overweging omtrent de voorbedachte raad.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of sprake is geweest van voorbedachte raad bij de verdachte. De rechtbank overweegt dat - wil de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord bewezen kunnen worden verklaard - vast moet komen te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en de gevolgen daarvan en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Verdachte moet de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat daarbij om de weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. Of voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dus sterk af van die gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval waaronder de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar hoeft de rechtbank er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat verdachte hem op 27 februari 2021 omstreeks 11.39 uur via WhatsApp benadert over het reserveren van een taxi. Tussen 13.19 uur en 13.22 uur hebben verdachte en aangever opnieuw contact via WhatsApp. Kort daarna, om 13.28 uur, wordt op de iPhone van verdachte de zoekterm “In nek steken met mes” ingevoerd en om 13.37 uur wordt gezocht op “messlag in de nek”. Om 13.54 uur stuurt verdachte weer een WhatsApp bericht naar aangever, waarna uit de camerabeelden blijkt dat hij omstreeks 14.04 uur in de taxi van aangever stapt.
Nadat de taxi op Eindhoven Airport is aangekomen stelt verdachte een vraag over een looproute waarop aangever hem uitleg geeft. Op de beelden is vervolgens te zien dat verdachte om (omgerekend) 14.32:09 uur een mes uit zijn mouw pakt en op zijn schoot legt.8.Uit de beelden blijkt dat aangever druk bezig is met het uitleggen van de route en niet meer via zijn binnenspiegel naar verdachte kijkt. Om 14.32:20 uur steekt verdachte voor het eerst met kracht in op het achterhoofd van aangever.9.
Deze omstandigheden in samenhang bezien duiden naar het oordeel van de rechtbank op planmatig en bewust handelen door verdachte. Verdachte was - blijkens hetgeen op de dashcambeelden is te zien - gedurende de gehele taxirit rustig en ontspannen. Het is daarom in het geheel niet aannemelijk geworden dat verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling handelde in die zin dat zijn besluitvorming en de uitvoering hebben plaatsgevonden in een plotselinge hevige drift die eraan in de weg heeft gestaan waardoor hij de consequenties van zijn daden kon overdenken en overzien.
Ook de stelling van de raadsman dat verdachte onder invloed van hallucinerende middelen verkeerde vindt geen enkele steun in het dossier. Het bloed van verdachte is toxicologisch onderzocht, waarbij er geen sporen van middelengebruik zijn aangetroffen. De rechtbank gaat daarom aan deze stelling van de raadsman voorbij.
De verklaring van verdachte dat het zijn bedoeling was om de taxichauffeur te beroven vindt geen steun in het bewijs. Op de camerabeelden is geen enkel moment te zien dat verdachte het slachtoffer bedreigt met het mes of daartoe een poging waagt. Enkel is te zien dat verdachte - uit het niets - op het slachtoffer begint in te steken. Daarbij komt dat op verdachtes telefoon tussen het moment van reserveren van de taxi en het daadwerkelijk instappen de zoektermen “in nek steken met een mes” en “messlag in de nek” zijn ingevoerd. Deze zoekwoorden wijzen niet op het plan van een bedreiging/beroving maar op een plan om met een mes in de nek te steken.
De verklaring van verdachte dat anderen ook gebruik maakten van zijn telefoon en wellicht die zoektermen hebben ingevoerd acht de rechtbank onaannemelijk. Niet alleen door het tijdsverloop (de zoekopdrachten vinden plaats tussen het WhatsApp contact tussen verdachte en aangever door) maar ook in het licht van het handelen van verdachte en de eerdere zoektermen die hij naar zijn zeggen wél heeft ingevoerd op zijn telefoon.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich, gelet op inhoud van de internethistorie van zijn telefoon, ongeveer een uur kunnen beraden op het te nemen besluit of het genomen besluit om de taxichauffeur te steken met het mes. De rechtbank acht daarom de ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 27 februari 2021 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
meermalen met een mes in het hoofd en in de richting van het hoofd en de nek van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft- gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte- verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen. De raadsman heeft tevens verzocht om rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en de omstandigheid dat de reclassering het recidiverisico gemiddeld tot laag inschat.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord door uit het niets met een mes meermalen op het hoofd en in de richting van de nek van een taxichauffeur in te steken. Het feit dat het slachtoffer deze gewelddadige aanval heeft overleefd is vooral te danken aan zijn eigen snelle reactie op de aanval.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het steekincident tot op heden grote gevolgen heeft voor het slachtoffer. Er is sprake van langdurig letsel aan zijn hand; hiervoor staat op korte termijn een operatieve ingreep gepland. Daarnaast heeft het slachtoffer aangegeven dat hij sinds het steekincident getraumatiseerd is en zijn beroep als taxichauffeur niet meer uit durft te oefenen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Door het handelen van verdachte worden gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt. In het bijzonder bij taxichauffeurs, die door het handelen van verdachte zijn geconfronteerd met hun kwetsbare positie als zij een passagier op de achterbank hebben met kwade bedoelingen.
Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad en het leed dat hij het slachtoffer heeft aangedaan.
De raadsman van verdachte heeft verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 20 jaar. Uitgangspunt blijft dat jongvolwassenen die ouder zijn dan 18 jaar volgens het commune strafrecht worden veroordeeld. De rechtbank ziet in dit geval geen redenen om van dit uitgangspunt af te wijken, nu er geen argumenten zijn gebleken die zouden moeten leiden tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar. De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie meent dat de vordering geheel kan worden toegewezen tot een bedrag van € 24.691,39. De officier van justitie heeft verzocht om dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft tevens verzocht om hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de vordering voor wat betreft de schadeposten jas, hemeldak, inkomensderving en letselschade af te wijzen. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde schoonmaakkosten. De raadsman heeft verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de navolgende materiële schadeposten:
- -
jas ad € 490,-
- -
kosten vervangen hemeldak ad € 1415,-
- -
kosten schorsing Audi A6 ad € 75,65
- -
eigen bijdrage ziektekosten 2021 ad € 385,-
- -
reiskosten ad € 194,74
- -
ziekenhuis dagvergoeding ad € 31,
- -
en schoonmaakkosten Audi A6 ad € 485,-
De rechtbank acht de materiele schadepost inkomstenderving 2021 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar tot een bedrag van € 10.000,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van meer gevorderde inkomstenderving. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaard feit is toegebracht nu door de benadeelde partij ter onderbouwing van deze schadepost de gemiddelde inkomsten van de jaren 2018 en 2019 zijn opgevoerd, terwijl hierbij geen rekening lijkt te zijn gehouden met de financiële invloeden van de Covid-19 pandemie, de inkomsten die verdachte in januari 2021 en februari 2021 als taxichauffeur ontvangen heeft en de inkomsten die verdachte in de periode van 5 juli 2021 tot 3 augustus 2021 als operator bij Coca Cola heeft ontvangen. Nader onderzoek naar de omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Uit het verhandelde ter zitting en de onderbouwing bij het voegingsformulier is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht daarom tevens een immateriële schadevergoeding toewijsbaar, naar maatstaven van redelijk en billijkheid begroot op € 15.000,-.
De rechtbank acht derhalve een schadebedrag van in totaal € 28.076,39 toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Beslag.
De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp van welke het feit is voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorde.
De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met betrekking tot welke het feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot moord;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straffen en maatregelen:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, te weten:1 STK Telefoontoestel (Iphone 6);
onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten:1 STK Mes;
teruggave inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen:
1. STK Fust;
1. STK Simkaart van zaktelefoon;
1. STK Kleding;
2 STK Kleding;
1. STK Kleding;
1. STK Kleding;
1. STK Kleding,
aan verdachte;
t.a.v. feit 1:
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer] , van een bedrag van € 28.076,39, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 175 dagen; de toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
voormeld bedrag bestaat uit € 13.076,39 materiële schade en € 15.000,- euro immateriële schade; het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 28.076,39, bestaande uit bestaande uit materiële schade ter hoogte van
€ 13.076,39 (posten: jas ad € 490,-, kosten vervangen hemeldak ad € 1415,- , kosten schorsing Audi A6 ad € 75,65, eigen bijdrage ziektekosten 2021 ad € 385,-, reiskosten ad
€ 194,74, ziekenhuis dagvergoeding ad € 31,-, inkomstenderving 2021 € 10.000,- en schoonmaakkosten Audi A6 ad € 485,-) en immateriële schade ter hoogte van € 15.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet- ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdacht heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. J.J.A. Donkersloot en M.A.A. Smetsers, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 18 oktober 2021.