Einde inhoudsopgave
Rijnvaartpolitiereglement 1995
Artikel 6.10 Voorbijlopen: Gedrag en seinen der schepen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Zie voor de oorspronkelijke plaatsing en voorgaande versies van dit reglement de bijlage bij het Besluit van 15-09-1994, Stb. 770.
- Bronpublicatie:
01-12-2010, Stb. 2010, 811 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2010, Stb. 2010, 811 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Waterrecht (V)
1.
De oploper mag de opgelopene aan bakboord of aan stuurboord voorbijlopen. Indien voorbijlopen mogelijk is, zonder dat de opgelopene zijn koers wijzigt, geeft de oploper geen geluidsseinen om de aandacht van de opgelopene te trekken.
2.
Indien het voorbijlopen niet kan geschieden zonder dat de opgelopene zijn koers wijzigt, dan wel is te vrezen dat de opgelopene de bedoeling van de oploper om voorbij te lopen niet heeft begrepen, en deswege gevaar voor aanvaring bestaat, moet de oploper geven:
- a.
‘twee lange stoten gevolgd door twee korte stoten’, zo hij aan bakboord van de opgelopene wil voorbijlopen;
- b.
‘twee lange stoten gevolgd door één korte stoot’, zo hij aan stuurboord van de opgelopene wil voorbijlopen.
3.
De opgelopene die gevolg kan geven aan het verlangen van de oploper, moet aan de door deze gewenste zijde voldoende ruimte laten door zo nodig naar de andere zijde uit te wijken.
4.
Indien het voorbijlopen niet aan de door de oploper gewenste zijde, maar wel aan de andere zijde kan geschieden, moet de opgelopene geven:
- a.
‘één korte stoot’, zo het voorbijlopen aan zijn bakboordszijde mogelijk is;
- b.
‘twee korte stoten’, zo het voorbijlopen aan zijn stuurboordszijde mogelijk is.
De oploper die onder deze omstandigheden nog wil voorbijlopen moet geven:
- —
‘twee korte stoten’, in het geval onder a, of
- —
‘één korte stoot’, in het geval onder b.
De opgelopene moet dan voldoende ruimte laten aan de zijde waar het voorbijlopen moet geschieden door zo nodig naar de andere zijde uit te wijken.
5.
Indien het voorbijlopen zonder gevaar niet mogelijk is, moet de opgelopene ‘vijf korte stoten’ geven.