Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Wetboek van Strafrecht
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1912
- Bronpublicatie:
02-02-1912, Stb. 1912, 21 (uitgifte: 01-01-1912, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1912
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-02-1912, Stb. 1912, 21 (uitgifte: 01-01-1912, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Financiën
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
De volgende strafbepalingen en bepalingen omtrent onderwerpen in de eerste acht Titels van het eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht behandeld blijven, behoudens de in deze wet vermelde wijzigingen, van kracht.
- 1°
Art. 12 van de publicatie van 24 Februari 1806, houdende bepalingen omtrent een algemeen rivier- of waterregt, art. 7 van Titel XXVIII en, voorzoover het hertogdom Limburg betreft, de artt. 42, 43 en 44 van Titel XXVII van de Ordonnance des eaux et forêts du mois d'Août 1669;
Bevat wijzigingen in het Wetboek van Strafrecht.
- 2°
Vervallen.
- 3°
de artt. 6 en 7 van de wet van 1 Maart 1815 (Staatsblad n°. 21), houdende ‘voorschriften ter viering der dagen aan den openbaren Christelijken Godsdienst toegewijd’;
- 4°
Vervallen.
- 5°
Vervallen.
- 6°
de artt. 5, 20, 24, 26, 28, 30, 32, 33, 36, 37, 38, 40, 42, 43, 44, 45, 48, 53, 55, 56, 57, 64, 66 en 69 van de wet van 9 Juli 1842 (Staatsblad n°. 20) op ‘het Notarisambt’, gewijzigd bij de wet van 6 Mei 1878 (Staatsblad n°. 29) en bij die van 26 April 1876 (Staatsblad n°. 85);
Bevat wijzigingen in de wet op het Notarisambt.
- 7°
art. 13 van de wet van 28 Augustus 1843 (Staatsblad n°. 37), houdende ‘vaststelling eener algemeene bepaling en van den eersten Titel van het tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken’;
Bevat wijzigingen in de wet houdende ‘vaststelling eener algemeene bepaling en van den eersten Titel van het tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken’.
- 8°
art. 7 der wet van 28 Augustus 1843 (Staatsblad n°. 38), houdende ‘vaststelling van den tweeden Titel van het tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken’;
- 9°
Vervallen.
- 10°
de artt. 9, 12 en 13 van de wet van 10 September 1853 (Staatsblad n°. 102), tot ‘regeling van het toezigt op de onderscheidene kerkgenootschappen’;
- 11°
de artt. 45, 57 en 58 van de wet van 21 December 1853 (Staatsblad n°. 128), houdende ‘bepalingen betrekkelijk het bouwen, planten en het maken van andere werken binnen zekeren afstand van vestingwerken van den Staat’;
Bevat wijzigingen in de wet ‘houdende bepalingen betrekkelijk het bouwen, planten en het maken van andere werken binnen zekeren afstand van vestingwerken van den Staat’.
- 12°
Vervallen.
- 13°
art. 23 van de wet van 22 April 1855 (Staatsblad n°. 32), tot ‘regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering’ voor zooveel betreft de verwijzing naar de artt. 16, 18, 20 en 21;
Bevat wijzigingen in de wet tot ‘regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering’.
- 14°
Vervallen.
- 15°
art. 11 van de wet van 20 Augustus 1859 (Staatsblad n°. 93), houdende ‘bepalingen op de loodsdienst voor zeeschepen’; (het overige deel van dit nummer vervallen tengevolge van de Wet van 20 april 1895, S. 71)
Bevat wijzigingen in de wet houdende ‘bepalingen op de loodsdienst voor zeeschepen’.
- 16°
Vervallen.
- 17°
Vervallen.
- 18°
het eerste en tweede lid van art. 19 van de wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad n°. 60), regelende ‘de uitoefening der geneeskunst’, aangevuld door de wet van 23 April 1880 (Staatsblad n°. 65);
Bevat wijzigingen in de wet regelende ‘de uitoefening der geneeskunst’.
- 19°
art. 31, eerste en tweede lid, en art. 32, eerste, tweede en derde lid, van de wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad n°. 61), regelende ‘de uitoefening der artsenijbereidkunst’;
Bevat wijzigingen in de wet regelende ‘de uitoefening der artsenijbereidkunst’.
- 20°
art. 41 en het tweede lid van art. 44 van de wet van 14 September 1866 (Staatsblad n°. 138), houdende ‘bepalingen betrekkelijk de inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk, en de transporten en leverantiën voor 's Konings legers of vestingen gevorderd’, gewijzigd bij de wet van 29 Maart 1877 (Staatsblad n°. 53);
Bevat wijzigingen in de wet houdende ‘bepalingen betrekkelijk de inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk, en de transporten en leverantiën voor 's Konings legers of vestigingen gevorderd’.
- 21°
art. 3 van de wet van 6 April 1869 (Staatsblad n°. 39), houdende ‘intrekking der wetten van 29 Floréal jaar X en 7 Ventôse jaar XII (Vervoer van vrachten op de landwegen)’;
- 22°
Vervallen.
- 23°
art. 40, aanhef en 1°. en 2°., art. 41, aanhef en nos. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11, art. 42 en art. 43, aanhef en nos. 2, 3, 4 en 7 van de wet van 10 April 1869 (Staatsblad n°. 65), tot ‘vaststelling van bepalingen betrekkelijk het begraven van lijken, de begraafplaatsen en de begrafenisregten’;
Bevat wijzigingen in de wet tot ‘vaststelling van bepalingen betrekkelijk het begraven van lijken, de begraafplaatsen en de begrafenisregten’.
- 24°
Vervallen.
- 25°
Vervallen.
- 26°
Vervallen.
- 27°
Vervallen.
- 28°
art. 12, 2de en 3de lid van de wet van 8 Juli 1874 (Staatsblad n°. 98), tot ‘regeling van de uitoefening der veeartsenijkunst’, gewijzigd door de wet van 4 April 1875 (Staatsblad n°. 37);
Bevat wijzigingen in de wet tot ‘regeling van de uitoefening der veeartsenijkunst’.
- 29°
Vervallen.
- 30°
de artt. 53, 54, tweede lid, van de wet van 9 April 1875 (Staatsblad n°. 67), tot ‘regeling van de dienst en het gebruik der spoorwegen’, art. 56, aanhef en 2de lid, met uitzondering der strafbaarstelling van het niet voldoen aan een krachtens art. 22 gegeven bevel of verbod; art. 56, 3de en 4de lid; artt. 58 en 63 dier wet;
Bevat wijzigingen in de wet tot ‘regeling van de dienst en het gebruik der spoorwegen’.
- 31°
art. 22, met uitzondering van het voorlaatste lid, en art. 29, voor zooveel betreft de toepasselijkverklaring van art. 22, van de wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad n°. 95), tot ‘regeling van het toezigt bij het oprigten van inrigtingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken’;
Bevat wijzigingen in van de wet tot ‘regeling van het toezigt bij het oprigten van inrigtingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken’.
- 32°
Vervallen.
- 33°
Vervallen.
- 34°
de artt. 65 en 102, eerste lid, van de wet van 28 April 1876 (Staatsblad n°. 102), tot ‘regeling van het hooger onderwijs’, gewijzigd bij de wetten van 7 Mei 1878 (Staatsblad n°. 33), van 28 Juni 1881 (Staatsblad n°. 107), van 15 Juni 1883 (Staatsblad n°. 75) en van 23 Juli 1885 (Staatsblad n°. 141);
- 35°
art. 9, tweede lid, van de wet van 24 Juni 1876 (Staatsblad n°. 117), houdende ‘regeling van de voorwaarden tot verkrijging der afzonderlijke bevoegdheid tot uitoefening der tandheelkunst en van de uitoefening dier kunst’;
- 36°
art. 2, 2de en 3de lid, van de wet van 28 Juni 1876 (Staatsblad n°. 150), houdende ‘maatregelen tegen het gevaar, hetwelk door den in-, door- en vervoer van vergiftige stoffen kan ontstaan’;
Bevat wijzigingen in de wet houdende ‘maatregelen tegen het gevaar, hetwelk door den in-, door- en vervoer van vergiftige stoffen kan onstaan’.
- 37°
Vervallen.
- 38°
art. 19 van de wet van 28 Maart 1877 (Staatsblad n°. 35), tot ‘wering van besmetting door uit zee aankomende schepen’;
Bevat wijzigingen in de wet tot ‘wering van besmetting door uit zee aankomende schepen’.
- 39°
Vervallen.
- 40°
Vervallen.
- 41°
art. 9, met uitzondering van het voorlaatste lid, van de wet van 23 April 1880 (Staatsblad n°. 67), betreffende ‘de openbare middelen van vervoer, met uitzondering der spoorwegdiensten’;
- 42°
Vervallen.
- 43°
Vervallen.
- 44°
Vervallen.
- 45°
de artt. 6, 7 en 8 van de wet 7 December 1883 (Staatsblad n°. 202),
‘ter uitvoering van de op 6 Mei 1882 te 's Gravenhage gesloten internationale overeenkomst tot regeling van de politie op de visscherij in de Noordzee buiten de territoriale wateren’;
- 46°
de artt. 36, aanhef en 3°., 37, met uitzondering van het laatste lid, en 38 van de wet van 27 April 1884 (Staatsblad n°. 96), tot ‘regeling van het Staatstoezicht op krankzinnigen’;
Bevat wijzigingen in de wet tot ‘regeling van het Staatstoezich op krankzinnigen’.
- 47°
Vervallen.