Einde inhoudsopgave
Richtlijn 1999/22/EG betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 09-04-1999
- Bronpublicatie:
29-03-1999, PbEG 1999, L 94 (uitgifte: 09-04-1999, regelingnummer: 1999/22/EG)
- Inwerkingtreding
09-04-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-03-1999, PbEG 1999, L 94 (uitgifte: 09-04-1999, regelingnummer: 1999/22/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Algemeen
Richtlijn van de Raad van 29 maart 1999 betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (1),
Overeenkomstig de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (2),
Overwegende dat in Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (3) ten aanzien van een groot aantal soorten is bepaald, dat moet worden aangetoond dat adequate voorzieningen voor de huisvesting en de verzorging van levende specimens daarvan voorhanden zijn alvorens de invoer van de bedoelde specimens in de Gemeenschap wordt toegestaan; dat het krachtens genoemde verordening bovendien verboden is voor commerciële doeleinden specimens van de in bijlage A opgenomen soorten ten toon te stellen, tenzij daartoe voor educatieve doeleinden of voor onderzoeks- of fokdoeleinden een specifieke afwijking is toegestaan,
Overwegende dat Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (4) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (5), het vangen, houden en verhandelen van een groot aantal soorten verbieden, maar in afwijkingen voorzien voor specifieke doeleinden zoals onderzoek, voorlichting, herstel van natuurlijke populaties, reïntroductie en fok;
Overwegende dat het voor een correcte uitvoering van de bestaande en toekomstige communautaire wetgeving inzake het behoud van de wilde fauna en teneinde ervoor te zorgen dat de dierentuinen hun belangrijke rol inzake instandhouding van soorten, voorlichting van het publiek en het wetenschappelijk onderzoek op passende wijze vervullen, noodzakelijk is de wetgeving in de lidstaten op een gemeenschappelijke leest te schoeien wat betreft de vergunningen voor en de inspectie van dierentuinen, het houden van dieren in dierentuinen, de opleiding van het personeel en de voorlichting van de bezoeker;
Overwegende dat er op communautair niveau stappen moeten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat dierentuinen in heel de Gemeenschap bijdragen tot de instandhouding van de biodiversiteit overeenkomstig de verplichting van de Gemeenschap om maatregelen te nemen inzake behoud ex situ krachtens artikel 9 van het Verdrag inzake biologische diversiteit;
Overwegende dat een aantal verenigingen zoals de European Association of Zoos and Aquaria richtsnoeren voor de verzorging en huisvesting van dieren in dierentuinen hebben opgesteld die in voorkomend geval als leidraad zouden kunnen dienen voor de formulering en vaststelling van nationale normen,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 204 van 15.7.1996, blz. 63.
Advies van het Europees Parlement van 29 januari 1998 (PB C 56 van 23.2.1998, blz. 34). Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 20 juli 1998 (PB C 364 van 25.11.1998, blz. 9) en besluit van het Europees Parlement van 10 februari 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad)
PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2307/97 van de Commissie (PB L 325 van 27.11.1997, blz. 1).
PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/49/EG (PB L 223 van 13.8.1997, blz. 9).
PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/62/EG van de Raad (PB L 305 van 8.11.1997, blz. 42).