Rb. Rotterdam, 08-08-2018, nr. C/10/544721 / HA ZA 18-153
ECLI:NL:RBROT:2018:7112
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
08-08-2018
- Zaaknummer
C/10/544721 / HA ZA 18-153
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2018:7112, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 08‑08‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
ERF-Updates.nl 2018-0172
Jurisprudentie Erfrecht 2018/348
Jurisprudentie Erfrecht 2018/355
Jurisprudentie Erfrecht 2018/362
Jurisprudentie Erfrecht 2021/362
Jurisprudentie Erfrecht 2021/348
Jurisprudentie Erfrecht 2021/355
JERF Actueel 2018/348
JERF Actueel 2018/366
JERF Actueel 2018/362
Uitspraak 08‑08‑2018
Inhoudsindicatie
Legitimaris vordert van de weduwe/erfgenaam van zijn vader (niet de moeder van eiser) zijn legitieme portie. Zijn zuster (ook legitimaris) heeft hij (ten onrechte) niet in rechte betrokken, dus dat moet alsnog. Daarnaast diverse beslissingen over de omvang van de erfenis.
Partij(en)
lRECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer: C/10/544721 / HA ZA 18-153
vonnis van 8 augustus 2018 bij vervroeging
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.C. Kool,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. Teeuw.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser] en [gedaagde] .
1. Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 6 februari 2018;
- de conclusie van antwoord;
- de door partijen overgelegde producties;
- de brief van de griffier van 6 juni 2018;
- het proces-verbaal van de zitting van 17 juli 2018.
2. De vaststaande feiten
2.1
Op 11 oktober 2014 is de op 11 juli 1934 geboren [persoon 3] , verder te noemen erflater, overleden.
2.2
Erflater is gehuwd geweest met [persoon 4] . Uit dit, na 1970 door echtscheiding ontbonden, huwelijk zijn [eiser] ( [geboortedatum] ) en zijn zuster ( [geboortedatum] ) geboren.
2.3
Erflater is, na huwelijkse voorwaarden te hebben opgemaakt, op 15 april 1975 gehuwd met [gedaagde] . Tussen hen bestond, behalve een gemeenschap van inboedel, geen gemeenschap van goederen.
2.4
Op 27 oktober 1989 heeft erflater een testament gemaakt, waarin hij zijn afstammelingen ( [eiser] en zijn zuster) in de legitieme stelt en zijn echtgenote alle goederen en rechten nalaat, onder de verplichtingen zijn schulden, o.a. aan de afstammelingen, te voldoen. De vordering van de afstammelingen zijn volgens het testament opeisbaar indien [gedaagde] overlijdt, failliet wordt verklaard, onder curatele wordt gesteld, wordt opgenomen in een bejaardenoord of verzorgingstehuis en als zij hertrouwt of gaat samenwonen (en in het laatste geval geen zekerheid stelt).
3. De vorderingen
3.1
[eiser] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident:
[gedaagde] zal veroordelen om aan [eiser] binnen 14 dagen na het vonnis de navolgende informatie te verschaffen en inzage in dan wel afschrift te verstrekken van de in de dagvaarding genoemde stukken (zie hierna onder 4.2) alles met een dwangsom.
in de hoofdzaak:
I voorwaardelijk, voor het geval de vordering in het incident wordt afgewezen,
[gedaagde] zal veroordelen hetgeen in het incident is gevorderd;
II een deskundige zal benoemen die de waarde op 11 oktober 2014 zal taxeren van
a. de inboedel;
b. de (antieke) koetsen;
c. het perceel weiland aan de [adres] te Goedereede (verder te noemen het perceel);
met veroordeling tot [gedaagde] tot medewerking aan de onderzoeken met een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de onderzoeken;
III [gedaagde] zal veroordelen om binnen 14 dagen na het vonnis een onderbouwde door een notaris verleden boedelbeschrijving van de nalatenschap aan de gemachtigde van [eiser] ter beschikking te stellen met een specificatie als omschreven in de dagvaarding;
IV zal verklaren voor recht dat [gedaagde] € 223.000 heeft verbeurd ex artikel 3:194 lid 2 BW en gedaagde te veroordelen tot voldoening van € 111.500,00 aan eiser;
V op grond van de door [gedaagde] verstrekte informatie de hoogte van het erfdeel van [eiser] vast zal stellen, vermeerderd met rente als omschreven in de dagvaarding;
VI zal verklaren voor recht dat het erfdeel van [eiser] onmiddellijk opeisbaar is;
VII [gedaagde] zal veroordelen tot het voldoen van het erfdeel van [eiser] vermeerderd met rente als omschreven in de dagvaarding;
met veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten met nakosten
en rente zoals omschreven in de dagvaarding.
3.2
Aan zijn vorderingen legt [eiser] het volgende ten grondslag:
Het vermogensoverzicht van 12 maart 2015 is onvolledig (dagvaarding 73):
- de banksaldi zijn onjuist;
- ontbrekende bestanddelen zijn: waarde van de inboedel, koetsen, auto, Friese paarden, bedrijfsvermogen;
- giften aan [gedaagde] die moeten worden ingebracht dan wel ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde] .
[gedaagde] heeft opzettelijk tot de gemeenschap behorende goederen verzwegen of verborgen gehouden, zodat zij haar aandeel van € 223.000 en de financiering van de woning heeft verbeurd (art 3:194 lid 2 BW).
Het erfdeel moet worden herberekend. [gedaagde] dient te worden veroordeeld om dat erfdeel direct uit te betalen. De vordering van [eiser] is direct opeisbaar, omdat [gedaagde] de intentie heeft niets van het erfdeel van [eiser] over te laten.
3.3
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser] in de proceskosten met wettelijke rente en nakosten. [gedaagde] betwist het gestelde.
4. De beoordeling van het geschil
4.1
Vast staat dat de zuster van [eiser] ook erfgenaam is. Haar erfdeel wordt mogelijk beïnvloed door de uitslag van deze procedure. Er is sprake van een ondeelbare rechtsverhouding. [eiser] dient haar per exploot op te roepen en haar een kopie van het gehele procesdossier te betekenen, teneinde haar in de gelegenheid te stellen in deze procedure een standpunt in te nemen (art 118 Rv). Voorts dient [eiser] haar er op te wijzen, dat zij alleen bij advocaat kan verschijnen in de procedure.
4.2
Stukken (incident en onder I)
De letters volgen de vorderingen die na vermindering van eis overblijven:
( b) bankafschriften:
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] bankafschriften aan [eiser] ter beschikking zal stellen. Op dit punt zal een beslissing worden aangehouden.
( c) opgave giften vijf jaar voor overlijden erflater
Deze zullen blijken uit de bankafschriften. [gedaagde] dient de bankafschriften tot 5 jaar voor overlijden van erflater ter inzage te geven. Deze termijn is gebaseerd op mogelijk voor de berekening relevante giften (art 4:67 aanhef en onder e BW).
( e) aangiften IB
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] aangiften en aanslagen IB aan [eiser] ter beschikking zal stellen. Op dit punten zal een beslissing worden aangehouden.
( h) stukken waaruit blijkt wie de verbouwingen van het huis van [gedaagde] heeft betaald.
Vast staat dat een bedrag van € 223.000,00 dat aan verbouwing van de aan [gedaagde] toebehorende woning is besteed al is meegeteld in de vermogensopstelling (productie 6 bij dagvaarding).
( j) opgave roerende zaken
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] bij de notaris een boedelbeschrijving zal laten opmaken.
( k) polis inboedelverzekering
[gedaagde] betwist dat zij een dergelijke verzekering had afgesloten. Dat zij over dit stuk beschikt heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd, zodat de vordering in dit opzicht moet worden afgewezen.
( l) (m) stukken t.a.v. samenstelling van het bedrijfsvermogen van erflater en verzekeringspolissen bedrijfsboedel
Onduidelijk is welke stukken [gedaagde] in dit verband moet overleggen. Als [eiser] de aangiften voor de IB heeft, krijgt hij vanzelf informatie over de eenmanszaak die erflater tot enige jaren voor zijn overlijden dreef. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
( n) stukken waaruit verkoopopbrengst van de antieke koetsen en bedrijfsmachines en de auto van erflater blijkt.
[gedaagde] heeft een factuur overgelegd en daarop de toelichting gegeven dat wat oud ijzer is afgevoerd net als de auto en dat voor de afvoer € 750,00 betaald moest worden terwijl de 14 jaar oude auto € 1.000,00 opbracht.
[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat in dit opzicht nog stukken kunnen worden overgelegd. Dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
( q) stukken t.a.v. andere vermogensbestanddelen die ten tijde van het overlijden van erflaten aanwezig waren. Ook ten aanzien van deze vordering wordt de notariële boedelbeschrijving afgewacht.
Er zal geen dwangsom worden opgelegd omdat partijen afspraken hebben gemaakt. Indien deze niet juist worden nagekomen kan in een later stadium alsnog een dwangsom worden opgelegd.
4.3
Benoemen taxateurs (II)
4.3.1
De inboedel
Vast staat dat tussen de erflater en [gedaagde] een gemeenschap van inboedel heeft bestaan. Dat betekent dat de waarde van de helft van de inboedel van haar woning op 11 oktober 2014 in aanmerking moet worden genomen bij het berekenen van de legitieme portie (art. 4:65 BW). De foto’s van de woonkamer die [gedaagde] heeft getoond laten een gemiddeld interieur zien. Er kan een taxateur worden benoemd. [eiser] zal in dat geval ingevolge artikel 195 Rv het voorschot moeten betalen. Het ligt meer voor de hand dat partijen een redelijk bedrag afspreken (bijvoorbeeld € 7.500,00). Het moet gaan om de dagwaarde van de inboedel op 11 oktober 2014. Partijen mogen zich hierover nog uitlaten.
4.3.2
De (antieke) koetsen
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat er nog rijtuigen zijn en [eiser] heeft vervolgens niet onderbouwd, dat deze rijtuigen nog getaxeerd kunnen worden. Dit onderdeel van de vordering moet worden afgewezen.
4.3.3
Het perceel
Het gaat om de waarde van het perceel op 11 oktober 2014 (dag van overlijden erflater).
In januari 2015 heeft [persoon 1] , makelaar en taxateur, het perceel per 11 oktober 2014 getaxeerd op € 104.000,00 (productie 6 bij dagvaarding). Het taxatierapport, dat ten behoeven van de aangifte successiebelasting in opdracht van de notaris is opgemaakt, vermeldt dat de bestemming van het perceel agrarisch gebruik is en dat er geen bestemmingswijziging valt te verwachten.
[eiser] heeft het perceel in 2018 laten taxeren door [persoon 2] , taxateur (productie 18 [eiser] ). [persoon 2] taxeert de waarde van het perceel per 11 oktober 2014 op € 135.000,00. [persoon 2] omschrijft het perceel als een perceel landbouwgrond (pagina 4 taxatierapport) dat in gebruik is als grasland (pagina 12 taxatierapport). De bestemming van het perceel is agrarisch en een wijziging is niet te verwachten.
[eiser] betwist dat de waarde van het perceel € 104.000,00 is en verwijst daarbij naar het door hem overgelegde rapport. Beide rapporten zijn door een taxateur opgemaakt. De rechtbank kan niet vaststellen welke van de twee rapporten juist is. Er zijn twee mogelijkheden:
- -
a) De rechtbank benoemt een deskundige. [eiser] zal gelet op art. 195 Rv de kosten dienen te voldoen. Bij de kostenveroordeling kunnen de kosten voor rekening van beide partijen komen.
- -
b) Partijen komen overeen dat de gemiddelde waarde van beide rapporten als uitgangspunt kan gelden.
Partijen mogen hun keuze kenbaar maken.
4.4
Boedelbeschrijving (III)
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] onder ede een boedelbeschrijving zal laten opmaken bij de notaris. Deze zal naar verwachting worden overgelegd in deze procedure. Er zal geen beslissing worden gegeven in afwachting daarvan.
4.5
Bedrag van € 223.000 (IV)
[eiser] stelt dat de notaris aanvankelijk een waarde van de boedel van ongeveer 4 ton had opgegeven, maar dat er, nadat [eiser] stukken had gekregen, een bedrag van € 223.000,00 in de vermogensopstelling was opgenomen (productie 6 bij dagvaarding). Anders dan [eiser] meent, kan uit een mededeling van de notaris niet worden afgeleid dat [gedaagde] opzettelijk goederen uit de gemeenschap heeft verzwegen, zodat reeds daarom artikel 3:194 BW niet van toepassing is. Het beroep op verbeuring van het aandeel van [gedaagde] moet dan ook worden verworpen.
4.6
De hoogte van het erfdeel (V)
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] (evenals zijn zuster) als legitimaris recht heeft op 2/9 deel van de nalatenschap van erflater. Indien alle gegevens beschikbaar zijn, zal het erfdeel worden vastgesteld.
4.7
Opeisbaarheid en veroordeling tot betaling van het erfdeel (VI en VII)
4.7.1
In het testament is bepaald, wanneer de vordering van [eiser] op [gedaagde] opeisbaar is. Aan deze voorwaarden is niet voldaan.
4.7.2
[eiser] voert aan, dat de vordering niettemin nu reeds opeisbaar is. Hij stelt in dit verband het volgende. [gedaagde] , die nu 78 jaar oud is, heeft een vermogen van meer dan één miljoen euro en zij heeft geen verzorgingsbehoefte. Zij heeft een bedrag van € 223.000 getracht te verzwijgen en in 1991 heeft zij een e-mail aan [eiser] gestuurd dat hij niets zou erven. Daaruit blijkt haar intentie dat zij niets van het erfdeel zal overlaten. Een r4edelijke belangenafweging brengt mee, dat zij het erfdeel van [eiser] nu reeds uitbetaalt. Vergelijk ECLI:NL:HR:2016:1271, in welk arrest na een belangenafweging tussen partijen in een vergelijkbare casus het belang van de legitimaris bij zekerheidstelling (d.m.v. beslag) zwaarder woog dan het belang van langstlevende echtgenoot bij de beschikking over het (beslagen) deel van haar vermogen.
4.7.3
In het door [eiser] aangehaalde arrest is niets beslist over de opeisbaarheid van de vordering van de legitimaris. Hiervoor (onder 4.5) is al overwogen dat van verzwijging van € 223.000,00 geen sprake is geweest, zoals [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd, dat [gedaagde] zal zorgen dat hij niets zal ontvangen als aan de voorwaarden van het testament zal zijn voldaan en de vordering opeisbaar zal zijn. Er is geen rechtsgrond om via een belangenafweging te komen tot de beslissing dat de vordering, anders dan bij testament is bepaald, nu al opeisbaar is.
4.7.4
In deze procedure kan de vordering, zodra deze is uitgerekend, van [eiser] worden toegewezen onder de voorwaarden zoals deze in het testament zijn genoemd (artikel 3:396 lid 2 BW).
4.8
Recapitulatie van de genomen beslissingen:
I stukken die [gedaagde] aan [eiser] ter beschikking zal stellen:
(b) bankafschriften:
(e) aangiften IB
(j) opgave roerende zaken: in boedelbeschrijving
(q) stukken t.a.v. andere vermogensbestanddelen: indien aanwezig in boedelbeschrijving.
II partijen laten zich uit over de wenselijkheid van een deskundigenonderzoek (zie 4.3.1 en 4.3.3);
III boedelbeschrijving: volgt (actie [gedaagde] )
IV verbeuren aandeel in € 223.000: afgewezen
V erfdeel vaststellen: aangehouden tot alle informatie ter beschikking is;
VI directe opeisbaarheid: afgewezen;
VII [gedaagde] kan voorwaardelijk worden veroordeeld tot het voldoen van het erfdeel van [eiser] vermeerderd met rente als omschreven in de dagvaarding.
4.9
Voortgang van de procedure.
De rechtbank gaat er van uit, dat [gedaagde] de door haar opgemaakte boedelbeschrijving direct na het opmaken aan de advocaat van [eiser] ter beschikking zal stellen en dat zij z.s.m. de beloofde stukken ter inzage geeft.
[eiser] wordt geacht voldoende tijd te hebben gehad om de stukken te bestuderen en een conclusie te nemen op na te melden roldatum. mag zich uitlaten over zijn bevindingen na bestudering van de stukken. Zijn zuster mag zich dan ook uitlaten over deze zaak, vertegenwoordigd door advocaat.
Vervolgens mag [gedaagde] reageren. Indien dat dienstig voorkomt, zal opnieuw een comparitie van partijen worden bevolen.
5. De beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat de zal weer op de rol gezet zal worden van 19 september 2018 voor het nemen van een conclusie door [eiser] en -indien zij dit wenst- de zuster van [eiser] ;
draagt [eiser] op om:
- -
zijn zuster binnen twee weken na dit vonnis per exploot op te roepen tegen 19 september 2018;
- -
haar er op te wijzen, dat zij zich moet laten vertegenwoordigen door een advocaat;
- -
haar een kopie van het volledige procesdossier ter beschikking te stellen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 augustus 2018.
350