Einde inhoudsopgave
Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.113
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2011
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stb. 2023, 500 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36419)
- Inwerkingtreding
01-01-2024, terugwerkend tot: 01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stb. 2023, 500 (uitgifte: 27-12-2023, kamerstukken: 36419)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Indien voor aan invoerrechten onderworpen goederen een onjuiste aangifte wordt gedaan, ten gevolge waarvan geen of minder invoerrechten zou worden betaald, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur de schuldenaar een boete van ten hoogste 25 percent van het bedrag van de verschuldigde dan wel meerverschuldigde invoerrechten kan opleggen, met dien verstande dat bij herhaling van de handeling dit percentage telkenmale met 25 percent wordt verhoogd tot ten hoogste 100 percent.
2.
Indien een handelen of nalaten tot een douaneschuld heeft geleid die ingevolge artikel 2.76 dan wel artikel 2.78, zevende lid, wordt nagevorderd, terwijl de schuldenaar ter zake verwijtbaar is, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur hem een boete van ten hoogste 100 percent van het bedrag van de douaneschuld, met een maximum van USD 5 600 kan opleggen.
3.
Indien het ontstaan van de douaneschuld als bedoeld in het tweede lid te wijten is aan opzet of grove schuld van de schuldenaar, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem een boete van ten hoogste 200 percent van het bedrag van de douaneschuld, doch ten minste USD 140 kan opleggen.
4.
Het in het derde lid genoemde percentage wordt verhoogd tot 300% en het daarin genoemde minimum wordt tot USD 560 verhoogd, indien de schuldenaar kan worden verweten bedrieglijke handelingen te hebben gepleegd of indien nog geen twee jaren zijn verstreken sinds hem een boete ingevolge dat lid is opgelegd.
5.
Het bedrag aan boete, dat op grond van het derde en het vierde lid wordt vastgesteld, is ten hoogste USD 14 000.