NJ 2020/325
Faillissementsrecht. Procesrecht. Vordering gefailleerde ingesteld tijdens diens faillissement; kan verweerder na einde faillissement beroep doen op niet-ontvankelijkheid eiser (art. 23 en 25 lid 1 Fw)?
HR 10-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1243, m.nt. F.M.J. Verstijlen
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 juli 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
19/00979
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Noot
F.M.J. Verstijlen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS231488:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1243, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:121, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑02‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑04‑2019
- Wetingang
Samenvatting
Door de faillietverklaring verliest de schuldenaar van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behorende vermogen (art. 23 Fw). Gedurende het faillissement worden rechtsvorderingen die rechten of verplichtingen tot onderwerp hebben die tot de failliete boedel behoren, door of tegen de curator ingesteld (art. 25 lid 1 Fw). Een schuldenaar verliest door zijn faillissement niet de bevoegdheid om in rechte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.