Einde inhoudsopgave
Richtlijn 89/656/EEG betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers
Artikel 4 Algemene bepalingen
Geldend
Geldend vanaf 12-12-1989
- Bronpublicatie:
30-11-1989, PbEG 1989, L 393 (uitgifte: 30-12-1989, regelingnummer: 89/656/EEG)
- Inwerkingtreding
12-12-1989
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-1989, PbEG 1989, L 393 (uitgifte: 30-12-1989, regelingnummer: 89/656/EEG)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
Een persoonlijk beschermingsmiddel moet in overeenstemming zijn met de desbetreffende communautaire bepalingen inzake ontwerp en constructie op het gebied van veiligheid en gezondheid.
In alle gevallen moet een persoonlijk beschermingsmiddel:
- a)
geschikt zijn voor de te vermijden risico's, zonder zelf een vergroot risico in te houden;
- b)
beantwoorden aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats;
- c)
afgestemd zijn op de ergonomische eisen en de vereisten met betrekking tot de gezondheid van de werknemer;
- d)
na de nodige aanpassingen geschikt zijn voor de drager.
2.
Indien allerlei risico's het tegelijkertijd dragen van meer dan één persoonlijk beschermingsmiddel noodzakelijk maken, moeten deze op elkaar zijn afgestemd en doeltreffend blijven tegen het (de) betrokken risico('s).
3.
De omstandigheden waaronder een persoonlijk beschermingsmiddel gebruikt moet worden, met name wat betreft de duur van het dragen, worden bepaald afhankelijk van de ernst van het risico, de frequentie van de blootstelling aan het risico en de kenmerken van de werkplek van iedere werknemer afzonderlijk, alsmede van de doeltreffendheid van het persoonlijke beschermingsmiddel.
4.
Een persoonlijk beschermingsmiddel is in beginsel bestemd voor gebruik door één persoon.
Indien de omstandigheden vereisen dat een persoonlijk beschermingsmiddel door meer dan één persoon gebruikt wordt, moeten passende maatregelen worden genomen, opdat een dergelijk gebruik geen gezondheids- of hygiëneproblemen oplevert voor de onderscheiden gebruikers.
5.
Adequate gegevens over ieder persoonlijk beschermingsmiddel die nodig zijn voor de toepassing van lid 1 en lid 2, moeten in het bedrijf en/of de inrichting beschikbaar zijn en eventueel worden doorgegeven.
6.
De persoonlijke beschermingsmiddelen moeten gratis ter beschikking worden gesteld door de werkgever; deze moet zorgen voor onderhoud, reparaties en de noodzakelijke vervangingen voor het goed functioneren en de bevredigende hygiënische toestand ervan.
De Lid-Staten kunnen evenwel, overeenkomstig hun nationale gebruiken, bepalen dat de werknemers verzocht wordt bij te dragen in de kosten van bepaalde persoonlijke beschermingsmiddelen in omstandigheden waarin deze niet uitsluitend op het werk worden gebruikt.
7.
De werkgever deelt de werknemer van tevoren mede tegen welke risico's het dragen van het persoonlijke beschermingsmiddel hem beschermt.
8.
De werkgever zorgt voor een opleiding en organiseert, in voorkomend geval, een trainingscursus voor het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen.
9.
De persoonlijke beschermingsmiddelen mogen, behoudens in bijzondere en uitzonderingsgevallen, slechts voor de beoogde doeleinden worden gebruikt.
Zij moeten worden gebruikt overeenkomstig de gebruiksaanwijzing.
De gebruiksaanwijzing moet begrijpelijk zijn voor de werknemers.