Einde inhoudsopgave
Richtlijn 89/656/EEG betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 12-12-1989
- Bronpublicatie:
30-11-1989, PbEG 1989, L 393 (uitgifte: 30-12-1989, regelingnummer: 89/656/EEG)
- Inwerkingtreding
12-12-1989
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-1989, PbEG 1989, L 393 (uitgifte: 30-12-1989, regelingnummer: 89/656/EEG)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
(derde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
Richtlijn van de Raad van 30 november 1989 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 118 A ,
Gezien het voorstel van de Commissie (1), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats,
In samenwerking met het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat in artikel 118 A van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststelt om de verbetering van met name het arbeidsmilieu te bevorderen, ten einde een hogere graad van bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te waarborgen;
Overwegende dat volgens dit artikel in deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat zij oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen zouden kunnen hinderen;
Overwegende dat de mededeling van de Commissie over haar programma inzake de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk (4) voorziet in de vaststelling van een richtlijn betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen op het werk;
Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 21 december 1987 betreffende de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op de arbeidsplaats (5) nota heeft genomen van het voornemen van de Commissie om hem op korte termijn minimumvoorschriften voor te leggen betreffende de organisatie van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op de arbeidsplaats;
Overwegende dat de naleving van de minimumvoorschriften die een hogere graad van bescherming en gezondheid kunnen garanderen bij het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen, een vereiste is voor het waarborgen van veiligheid en gezondheid van de werknemers;
Overwegende dat deze richtlijn een bijzondere richtlijn is in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van werknemers op het werk (6); dat de bepalingen van die richtlijn daarom ten volle gelden voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers, onverminderd dwingender en/of specifieke bepalingen die in deze richtlijn zijn opgenomen;
Overwegende dat deze richtlijn een concreet element vormt in het kader van de verwezenlijking van de sociale dimensie van de interne markt;
Overwegende dat de collectieve beschermingsmaatregelen voorrang moeten hebben ten opzichte van de persoonlijke beschermingsmiddelen; dat de werkgever gehouden is veiligheidsvoorzieningen te installeren en veiligheidsmaatregelen te treffen;
Overwegende dat de voorschriften van deze richtlijn geen wijzigingen kunnen inhouden voor de persoonlijke beschermingsmiddelen die in overeenstemming zijn met de communautaire richtlijnen betreffende hun ontwerp en constructie op het gebied van de veiligheid en gezondheid, ten opzichte van de voorschriften van diezelfde richtlijnen;
Overwegende dat dient te worden voorzien in aanwijzingen die de Lid-Staten kunnen hanteren bij de vaststelling van de algemene regels betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen;
Overwegende dat het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats krachtens Besluit 74/325/EEG (7), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1985, door de Commissie geraadpleegd wordt voor het uitwerken van voorstellen op dit gebied,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB nr. C 161 van 20. 6. 1988, blz. 1; PB nr. C 115 van 8. 5. 1989, blz. 27, en PB nr. C 287 van 15. 11. 1989, blz. 11.
PB nr. C 12 van 16. 1. 1989, blz. 92, en PB nr. C 256 van 9. 10. 1989, blz. 61.
PB nr. C 318 van 12. 12. 1988, blz. 30.
PB nr. C 28 van 3.2.1988, blz. 3.
PB nr. C 28 van 3. 2. 1988, blz. 1.
PB nr. L 183 van 29. 6. 1989, blz. 1.
PB nr. L 185 van 9. 7. 1974, blz. 15.