Rb. Haarlem, 18-08-2011, nr. 09/4180
ECLI:NL:RBHAA:2011:BT2220, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
18-08-2011
- Zaaknummer
09/4180
- LJN
BT2220
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2011:BT2220, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 18‑08‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2012:BY2299, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Douanerechtspraak 2011/69
Uitspraak 18‑08‑2011
Inhoudsindicatie
Bij een containerscan, controle door de Voedsel- en Warenautoriteit en foutieve monstername is geen sprake van een actieve standpuntbepaling die een vergissing is in de zin van artikel 220 CDW ten aanzien van de indeling van gekoelde knoflooktenen.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer
Zaaknummer: AWB 09/4180
Uitspraakdatum: 18 augustus 2011
Uitspraak in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. M.C. van de Leur,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Verweerder heeft aan eiseres op 13 november 2007 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt met betrekking tot 11 aangiften ten invoer over de periode 17 november 2004 tot en met 26 juli 2006 ter zake van douanerechten ten bedrage van € 152.256,05.
1.2.
Verweerder heeft bij de uitspraak op bezwaar van 15 juli 2009 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de utb gehandhaafd.
1.3.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 21 augustus 2009, ontvangen bij de rechtbank op 25 augustus 2009, beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4.
Eiseres heeft schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
1.5.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2011. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. E. Zehenpfenning-Stoel en B.N. Zegers. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en elkaar.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1.
In de periode 17 november 2004 tot en met 26 juli 2006 heeft eiseres 11 aangiften ten invoer gedaan voor het vrije verkeer van knoflooktenen met goederencode 0710 8095 80. De aangiften betreffen gekoelde knoflooktenen met een temperatuur van circa -1,5 graden Celsius.
2.2.
Op 9 oktober 2006 is, op grond van artikel 78, tweede lid, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW), een controle na invoer (hierna: cni) uitgevoerd voor de onder 2.1 genoemde 11 aangiften. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft verweerder de knoflooktenen ingedeeld in onderverdeling 0703 20 00 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) en de in geschil zijnde utb uitgereikt.
3. Omschrijving van het geschil.
3.1.
Ter zitting is door partijen aangegeven dat de knoflooktenen moeten worden ingedeeld in onderverdeling 0703 20 00 van de GN. De indeling van de goederen is derhalve niet in geschil. In geschil is of sprake is van een vergissing in de zin van artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het CDW zodat niet tot boeking achteraf had mogen worden overgegaan.
3.2.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een vergissing in de zin van artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het CDW.
Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, de uitspraak op bezwaar en de utb te vernietigen en verweerder te veroordelen in de werkelijke kosten van de procedure omdat verweerder het gelijkheids-, zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden.
3.3.
Verweerder verzoekt het beroep ongegrond te verklaren.
4. Standpunten van partijen.
4.1.
Eiseres stelt dat de utb is uitgereikt in strijd met artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het CDW en daarom moet worden vernietigd.
4.2.1.
Daartoe voert zij aan dat voor twee van de 11 in geding zijnde aangiften verweerder een zogenoemde containerscan heeft uitgevoerd. Uit het verslag Communautair douanevervoer nr. PE 220.895/def. 20-2-1997 volgt, zo stelt eiseres, dat het Ministerie van Financiën van oordeel is dat met scancontroles even goede of betere resultaten worden bereikt als met visuele controles. Gelet hierop meent eiseres dat verweerder via de scancontroles had kunnen en, naar zij stelt ook, moeten vaststellen dat de ingevoerde knoflook niet was bevroren, maar was gekoeld. Door niettemin de aangiften voor bevroren knoflook te accepteren, heeft verweerder een vergissing in de zin van artikel 220 CDW begaan.
4.2.2.
Voorts voert eiseres aan dat er in een aantal gevallen een controle ‘code 2’, zijnde een controle op het niveau van de bescheiden heeft plaatsgehad. Ook hierbij hadden de Nederlandse douaneautoriteiten kunnen en moeten vaststellen dat gekoelde knoflook werd aangegeven als bevroren knoflook. Immers op de bill of lading staat vermeld dat de temperatuur van de knoflook –½ tot –1 ½ graden Celsius bedroeg. Gelet hierop, bezien in samenhang met het door verweerder in deze procedure ingenomen standpunt dat de Nederlandse Douaneautoriteiten altijd van mening zijn geweest dat knoflook pas is bevroren bij een temperatuur lager dan –7 graden Celsius, had verweerder kunnen en moeten opmerken dat de goederen onjuist waren ingedeeld. Door acceptatie van deze aangiften heeft verweerder een vergissing begaan in de zin van artikel 220 CDW.
4.2.3.
Bovendien, zo stelt eiseres, zijn in de desbetreffende periode vier fysieke controles uitgevoerd. Drie daarvan zien op aangiften die niet in de utb zijn verwerkt. De vierde aangifte, waarin ook de GN-code voor bevroren knoflook is aangegeven, is bij vergissing geaccepteerd.
4.3.1.
Verweerder betwist dat er sprake is van een vergissing. Bij containerscans wordt met name gekeken of er goederen worden binnengesmokkeld. Aan de hand van deze scan kan niet worden beoordeeld of het knoflook in bevroren of gekoelde toestand betreft. De containerscan is niet geschikt om goederen in het tarief in te delen en wordt daarvoor ook niet gebruikt.
4.3.2.
De controle op bescheiden is niet diepgaand. Daarbij wordt enkel gecontroleerd of alle benodigde papieren aanwezig zijn. Gecontroleerd wordt voorts op het niveau van kennelijke onjuistheden. Er wordt geen controle verricht naar de juistheid van de indeling van de aangegeven goederen.
4.3.3.
De aangifte eindigend op nummer 4687 is inderdaad fysiek onderzocht. Daarbij heeft de monsternemer echter een fout gemaakt. De temperatuur van de onderzochte goederen bedroeg volgen het formulier I.U.D. minus 18 graden Celsius. Op basis daarvan heeft hij het monster bewaard in de diepvries bij –18 graden Celsius. Het laboratorium heeft derhalve diepgevroren knoflook ten onderzoek aangeboden gekregen. Daardoor is de goederencode conform bevonden. De aangifte eindigend op nummer 4486 is buiten werking gesteld. De aangifte eindigend op nummer 4487 is fysiek gecontroleerd door de voedsel- en warenautoriteit. De aangifte eindigend op nummer 4561 is niet fysiek gecontroleerd ondanks dat deze daarvoor in eerste instantie wel was geselecteerd. Van deze aangifte zijn alleen de bescheiden gecontroleerd. Lang niet alle controles die worden uitgeschreven worden uitgevoerd. Als een fysieke controle is uitgevoerd wordt dat standaard op de aangifte aangetekend. Op deze aangifte staat niets vermeld.
5. Beoordeling van het geschil
5.1.
Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie beoogt artikel 220, tweede lid, aanhef, sub b, van het CDW de bescherming van gewettigd vertrouwen van de douaneschuldenaar (in de juistheid van alle factoren die een rol spelen bij het besluit om al dan niet tot boeking achteraf van invoerrechten over te gaan). Op grond van deze bepaling wordt niet overgegaan tot boeking achteraf van invoerrechten indien de volgende drie, cumulatieve voorwaarden zijn vervuld: het niet heffen van de rechten is te wijten aan een vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf; de vergissing is van dien aard dat zij door een douaneschuldenaar die te goeder trouw is, redelijkerwijze niet kon worden ontdekt en de douaneschuldenaar heeft aan alle voorschriften van de geldende regeling inzake de douaneaangifte voldaan. Uit het arrest van het Hof van Justitie van 27 juni 1991, C-348/89, inzake Mecanarte, volgt dat vergissingen inzake de uitlegging of de toepassing van de voorschriften betreffende de rechten bij invoer of bij uitvoer, die de belastingschuldige niet redelijkerwijze kon ontdekken, alle vergissingen omvatten, wanneer zij het gevolg zijn van een actieve gedraging. Op eiseres rust de bewijslast haar stelling aannemelijk te maken dat de voorwaarden zijn vervuld.
5.2.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of er sprake is van een vergissing door de bevoegde autoriteiten. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en motiveert dit als volgt.
5.3.1.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een actieve standpuntbepaling ten aanzien van de indeling van het onderhavige product wanneer het product is gecontroleerd via een containerscan. Bij de scan gaat de vrachtwagen waarin de goederen zijn geladen door een zogenoemde scanstraat. Daarbij wordt de lading tamelijk goed zichtbaar. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat bij een containerscan primair wordt gecontroleerd of sprake is van smokkel; of aannemelijk is dat (enkel) de aangegeven goederen in de container aanwezig zijn. De scan kent echter beperkingen doordat controle alleen plaatsvindt aan de hand van beelden. Verweerder heeft niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld dat de scan niet geschikt is om goederen in te delen in het tarief en dat de scan daartoe dan ook niet wordt gebruikt. Voorts heeft verweerder niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld dat de scan een hulpmiddel is ten behoeve van de stopfunctie van de douane. De mededeling van het Ministerie van Financiën is in die zin bedoeld. De rechtbank volgt verweerder hierin. De scan geeft over de indeling in het tarief dus geen uitsluitsel en er is geen sprake van een actieve standpuntbepaling.
5.3.2.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de aangifte eindigend op nummer 4486 buiten werking is gesteld, dat de aangifte eindigend op nummer 4487 is gecontroleerd door de Voedsel- en Warenautoriteit en dat van de aangifte eindigend op nummer 4561 slechts de bescheiden zijn gecontroleerd. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze drie aangiften fysiek door verweerder zijn gecontroleerd. Er heeft in die gevallen dan ook geen actieve standpuntbepaling ten aanzien van de indeling van het product plaatsgehad.
Voorts volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat het product bij de controle van de aangifte eindigend op nummer 4687, door een fout bij de monstername, niet is beoordeeld in zijn (oorspronkelijk) aangeleverde staat. Hier is weliswaar sprake van een vergissing van verweerder maar één die eiseres redelijkerwijze had kunnen ontdekken. Eiseres had namelijk kunnen en moeten beseffen dat hier sprake was van een vergissing nu het laboratorium kennelijk is uitgegaan van knoflook met een temperatuur van –18 graden Celcius. Onder die omstandigheden is geen sprake van gewekt vertrouwen en is de inspecteur niet gehouden op grond van artiel 220 CDW af te zien van navordering.
5.3.3.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval het accepteren van de aangegeven GN-code na een controle van de bescheiden evenmin een vergissing vormt in de zin van artikel 220 CDW. Het vereiste dat de belastingschuldige bij zijn douaneaangifte heeft "voldaan aan alle voorschriften van de geldende regeling", moet worden geacht te zijn vervuld, wanneer de goederen te goeder trouw onder een verkeerde tariefpost zijn aangegeven, deze tariefpost duidelijk en uitdrukkelijk is vermeld tezamen met de omschrijving van de betrokken goederen, zodat de bevoegde douaneautoriteiten onmiddellijk en met zekerheid hadden moeten vaststellen dat het niet de juiste tariefpost was (vgl. het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 1 april 1993, Société Hewlett-Packard France, C-250/91). In deze zaak kan niet worden gezegd dat, gelet op de omschrijving van de betrokken goederen in de bescheiden, de bevoegde douaneautoriteiten aan de hand daarvan onmiddellijk en met zekerheid hadden moeten vaststellen, dat een onjuiste tariefpost was aangegeven.
Het van toepassing zijnde criterium: ‘onmiddellijk en met zekerheid’ heeft betrekking op vergissingen die in één oogopslag duidelijk moeten zijn. Het accepteren van een aangifte van knoflooktenen met een temperatuur van minder dan 0 graden Celcius – de temperatuur waarbij water bevriest – onder de GN-code ‘bevroren knoflooktenen’, kan niet onder deze door het HvJ EU bedoelde situatie worden begrepen. Van een douaneambtenaar, die alleen een bescheiden controle doet, mag niet worden verwacht dat het hem – zonder nader onderzoek – onmiddellijk en met zekerheid duidelijk is dat knoflook met een temperatuur van – ½ tot –1½ graad Celsius, niet als bevroren kan worden aangemerkt. Aan het voorgaande wordt niet afgedaan door het feit dat op de bill of lading de temperatuur staat vermeld waaronder het product is vervoerd, zijnde een temperatuur van – ½ tot –1½ graad Celsius.
5.4.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake is van actieve standpuntbepaling die een vergissing in de zin van artikel 220 CDW vormt.
5.5.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de vraag of sprake is van een vergissing van de bevoegde autoriteiten, behoeven de overige stellingen aangaande artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW geen behandeling meer.
5.6.
Eiseres heeft zich in repliek subsidiair op het standpunt gesteld dat de utb voor vier van de elf invoeraangiften ten onrechte is opgelegd omdat daarvan in de utb de onjuiste nummers zijn vermeld. Als jaar van aangifte staat vermeld 2004 in plaats van 2005.
5.7.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hierbij sprake is van een verschrijving die eiseres eerst heeft opgemerkt nadat daarvan in het verweerschrift melding is gemaakt. Van begin af aan is eiseres duidelijk geweest welke aangiften in de utb zijn betrokken.
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat deze grief eiseres niet kan baten. Er is in dit geval sprake van een kenbare vergissing waaraan de rechtbank met analoge toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht voorbijgaat, nu eiseres hierdoor niet is benadeeld. Dit leidt de rechtbank af uit het feit dat eiseres de grief pas heeft ingebracht nadat zij door verweerder op de verschrijving was gewezen. Het was eiseres van meet af aan duidelijk welke aangiften waren begrepen in de utb. Gelet hierop ziet de rechtbank geen reden de utb te verminderen.
5.9.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
6. Proceskosten
Bij deze uitkomst van de procedure ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
7. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Hummel, voorzitter, mr. A.J. Roke en
mr. A. van Dongen, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
- 1.
- bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
- 2.
- het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
een dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
- d.
de gronden van het hoger beroep.