Einde inhoudsopgave
De overeenkomst in het insolventierecht (R&P nr. InsR3) 2012/8.4.1
8.4.1 Algemeen
mr. T.T. van Zanten, datum 14-09-2012
- Datum
14-09-2012
- Auteur
mr. T.T. van Zanten
- JCDI
JCDI:ADS385589:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Voetnoten
Voetnoten
Zie Schelhaas 2007, p. 141.
Vgl. Parl. Gesch. Boek 6, p. 321; Asser/Hartkamp & Sieburgh 64* 2012, nr. 414. Vgl. HR 5 september 2008, NJ 2010, 272(Van der Leest/Gemeente Veghel).
Zie Schelhaas 2004, p. 5.
Ingevolge art. 6:92 lid 3 BW geldt dat het boetebeding alleen in geval van toerekenbaarheid kan worden ingeroepen en op grond van art. 6:93 BW is voor het vorderen van nakoming van het boetebeding in beginsel een ingebrekestelling vereist. De in de artikelen 6:92 en 6:93 BW neergelegde regels vormen alle een toepassing van het contra proferentem-beginsel, dat inhoudt dat onduidelijke contractuele bedingen zo veel mogelijk dienen te worden uitgelegd op de voor de partij die het beding niet heeft gemaakt minst bezwarende wijze. Vgl. Parl. Gesch. Boek 6, p. 322; Schelhaas 2004, p. 264.
Vgl. Parl. Gesch. Boek 6, p. 322-323.
Zie de noot van S.C.J.J. Kortmann onder HR 20 september 1996, NJ1997, 640 (Verhees/Octrooibureau Zuid).
In deze zin: Schelhaas 2004, p. 14.
Een beding dat in vrijwel ieder contract voorkomt, is het boetebeding.1Art. 6:91 BW merkt als boetebeding aan 'ieder beding waarbij is bepaald dat de schuldenaar, indien hij in de nakoming van zijn verbintenis tekortschiet, gehouden is een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan'. Uit deze omschrijving komt naar voren dat van het boetebeding twee varianten kunnen worden onderscheiden: (i) bedingen die ertoe strekken bij voorbaat vast te leggen wat het bedrag is dat de schuldenaar in geval van een tekortkoming bij wijze van schadevergoeding zal moeten voldoen en (ii) bedingen die zijn bedoeld als een prikkel tot nakoming. In het eerste geval treedt de boete in de plaats van de op grond van de wet verschuldigde schadevergoeding, in het tweede staat zij daar geheel los van. Niet zelden lopen beide motieven door elkaar heen.2 Bedingen die de schade fixeren op een hoger bedrag dan de naar verwachting op grond van de wet verschuldigde schadevergoeding, zullen in de regel tevens een prikkel tot nakoming bevatten.3
Is de reikwijdte van een boetebeding in een voorkomend geval onduidelijk, dan zal deze door uitleg moeten worden vastgesteld, waarbij de wet tot uitgangspunt neemt dat een beding uit de eerste categorie aan de orde is. In art. 6:92 lid 1 BW is bepaald dat een schuldeiser niet de nakoming van zowel het boetebeding als de verbintenis waaraan het boetebeding is verbonden kan vorderen, terwijl hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is op grond van lid 2 van die bepaling in de plaats treedt van de schadevergoeding op grond van de wet.4 Afwijking is evenwel geoorloofd en ook alleszins gebruikelijk.5 In tal van contracten treft men bedingen aan die de verschuldigdheid van de boete uitdrukkelijk koppelen aan de enkele vertraging in de nakoming, in welk geval de boetevordering naast de vordering tot nakoming kan worden ingesteld, of die de schuldeiser recht geven op de boete onverminderd diens recht op schadevergoeding.6 Dit laatste beding — dat louter een aansporingsfunctie heeft — wordt wel aangeduid als een zuiver boetebeding.7
In de volgende twee paragrafen komt aan de orde wat het faillissement van de schuldenaar van een boetebeding voor de positie van de schuldeiser van dat beding betekent, meer in het bijzonder voor diens mogelijkheden om de daaruit voortvloeiende aanspraken geldend te maken. In § 8.4.2 behandel ik eerst het boetebeding dat strekt tot fixatie van schade. Vervolgens stel ik in § 8.4.3 het boetebeding aan de orde dat louter een prikkel tot nakoming bevat en waarbij de boete dus naast de wettelijke schadevergoeding verschuldigd is.